Guatemalteekse mensenrechtenactivist en politica
Rigoberta Menchú Tum is een mensenrechtenactivist uit Guatemala. Nadat verschillende familieleden van haar vermoord worden om politieke redenen, ziet ze zichzelf genoodzaakt onder te duiken. In 1982 vlucht ze naar Mexico, waar ze in ballingschap leeft. Menchú is betrokken bij de inheemse politieke partij Winaq en bij verschillende organisaties die zich inzetten voor sociale gelijkheid en vrede. In 1992 wint ze de Nobelprijs voor de Vrede dankzij haar inzet voor de rechten van inheemse Guatemalteekse groepen.
Rigoberta Menchú wordt in 1959 geboren in een arme boerenfamilie van K'iche'-Maya's uit West-Guatemala. Ze heeft nauwelijks toegang tot scholing en werkt al op jonge leeftijd. Wanneer ze niet in de weer is op de boerderij van haar familie, plukt ze koffie op grote plantages in de buurt.
Via de katholieke kerk wordt Menchú als tiener actief binnen de vrouwenbeweging en bij initiatieven voor sociale hervorming. In 1979 sluit ze zich aan bij het Committee of the Peasant Union (CUC), een boerenverzetsgroep waar ook haar vader lid van is. Niet lang daarna arresteert, martelt en vermoordt het leger zowel haar vader als haar broer omwille van hun betrokkenheid bij verzetsbewegingen. Vervolgens sterft ook haar moeder nadat zij wordt gearresteerd, gemarteld en verkracht.
Menchú’s moedertaal is Quiche. Gedurende haar tijd bij de CUC leert ze ook Spaans en andere Maya talen. In 1981 ziet ze zichzelf genoodzaakt om onder te duiken in Guatemala en een jaar later ontvlucht ze het land. Ze trekt naar Mexico, waar ze 1983 haar autobiografie publiceert: Yo, Rigoberta Menchú. Het boek trekt internationale aandacht voor de gruwelijkheden uit de Guatemalteekse burgeroorlog en genocide. De publicatie is echter niet vrij van controverse: hoewel haar algemene weergave van de problemen in het land correct is, worden verschillende persoonlijke details uit haar relaas betwist.
In 1980 is Menchú een van de voortrekkers van een staking die de CUC organiseert voor betere omstandigheden voor boeren. In 1981 is ze actief in grote demonstraties in de hoofdstad. Daarna richt ze zich op het onderwijzen en ondersteunen van inheemse boeren in hun verzet tegen militaire onderdrukking. Nadat ze in 1982 naar Mexico vlucht, start ze een brede protestbeweging tegen de onderdrukking en de schending van de rechten van inheemse mensen. Daarnaast is ze een van de oprichters van The United Representation of the Guatemalan Opposition (RUOG).
In 1986 wordt Rigoberta Menchú lid van het National Coordinating Committee van de CUC. Ze keert meermaals terug naar Guatemala om te pleiten voor de rechten van de inheemse bevolking. Iedere keer ontvangt ze doodsbedreigingen, waardoor ze zich gedwongen ziet het land telkens weer te verlaten.
Wanneer de Guatemalteekse burgeroorlog in 1996 eindigt, begint Menchú een campagne om leden van het Guatemalteekse politieke en militaire establishment te laten berechten. In 1999 klaagt ze in een Spaanse rechtbank Fernando Romeo Lucas García, Ángel Aníbal Guevara, Efraín Ríos Montt en Óscar Humberto Mejía Victores aan wegens genocide. In 2005 vaardigt Spanje een internationaal arrestatiebevel uit tegen de vier mannen, maar Guatemala weigert nog steeds om hen uit te leveren.
Ondertussen is Menchú actief in het bedrijf Farmacias Similares, dat goedkope generieke geneesmiddelen aanbiedt. Met de organisatie Salud para Todos (Nederland: Gezondheid voor iedereen) opent ze sinds 2003 apotheken in heel Guatemala. Dat leidt tot tegenwerking van grote farmaceutische bedrijven, die het niet eens zijn met Menchú’s vraag om de patentduur van bepaalde aids- en kankermedicijnen te verkorten en hun beschikbaarheid en betaalbaarheid te vergroten.
Op 12 februari 2007 kondigt Menchú aan dat ze een inheemse politieke partij opricht, genaamd Encuentro por Guatemala (Nederlands: Ontmoeting voor Guatemala) en dat ze deelneemt aan de presidentsverkiezingen. Ze verliest in de eerste ronde met 3,05% van de stemmen. In 2009 is Menchú betrokken bij de nieuw opgerichte partij Winaq en stelt ze zich kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 2011. Ze verliest opnieuw in de eerste ronde.
Menchú blijft zich inzetten in de strijd tegen economische ongelijkheid en klimaatverandering. Ze is lid van de Club van Rome en een van de oprichters van het Nobel Women’s Initiative, samen met Nobelprijswinnaars Jody Williams, Shirin Ebadi, Wangari Maathai, Betty Williams en Mairead Corrigan Maguire. Deze zes vrouwen, die Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Europa, het Midden-Oosten en Afrika vertegenwoordigen, zetten zich samen in voor vrede, rechtvaardigheid en gelijkheid en om vrouwenrechten over de hele wereld te versterken. Menchú is ook lid van PeaceJam, een organisatie die Nobelprijswinnaars van de Vrede inzet als mentoren en rolmodellen voor jongeren.
Na haar autobiografie volgen verschillende andere boeken: Crossing Borders (1998), Daughter of the Maya (1999), The Girl from Chimel (2005), The Honey Jar (2006) en K'aslemalil-Vivir. El caminar de Rigoberta Menchú Tum en el Tiempo (2012).
Menchú krijgt verschillende prijzen toegekend voor haar inzet voor mensenrechten, waaronder in 1990 de UNESCO-prijs voor Vredeseducatie en in 1992 de Nobelprijs voor de Vrede. In 1996 wordt Menchú benoemd tot Goodwill Ambassadeur van UNESCO.