Thumbnail Richard Reeves

Over jongens en mannen - Richard V. Reeves

Richard V. Reeves

Over jongens en mannen: waarom de moderne man het moeilijk heeft, waarom dit ertoe doet, en wat we eraan kunnen doen
Amsterdam: J.M. Meulenhoff, 2025. 335 p.

Ook beschikbaar in het Engels (originele versie):

Of Boys and Men: Why the Modern Male is Struggling, Why It Matters, and What To Do About it
Londen: Swift Press, 2023, 242 p.

mannelijkheid / mannen / onderwijs / werk / gezin

In Over jongens en mannen (2025) bespreekt Reeves problemen die jongens en mannen in de 21ste eeuw ervaren op het vlak van onderwijs, werk en gezin. De auteur pleit voor meer bewustzijn, structurele analyse en oplossingen voor deze problemen. Dit boek kreeg heel wat aandacht, ook in de Nederlandstalige pers. De timing van de Nederlandstalige uitgave kon niet beter: in het licht van de aandacht voor de manosfeer en de zorgen over jongens, is dit boek een schot in de roos. De auteur vraagt op een vlotte en toegankelijke manier en terecht aandacht voor heel wat problemen die jongens en mannen ervaren. Alleen verliest hij zich soms in anekdotes, simplistische verklaringen en kritiek op de zogenaamde ‘cultuuroorlogen’ tussen progressievelingen en feminisme enerzijds en radicaal rechts en antifeminisme anderzijds.

De problemen van jongens en mannen

Reeves valt met de deur in huis: hij maakt zich zorgen over jongens en mannen. Hij focust zich vooral op problemen in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in het gezin. De auteur geeft terecht aan dat er nood is aan meer bewustzijn en structurele analyse van deze problematieken: er is nood aan onderzoek, data, en beleid(smaatregelen) gericht op (en vooral effectief) voor jongens en mannen. Ook waarschuwt hij voor het risico dat ‘als de progressieven dat onkennen, er ongetwijfeld anderen zich mee bezig zullen houden (...) met het gevaar dat jongens en mannen elders te rade zullen gaan’’ (p. 172). Een terechte bezorgdheid die ook in de heisa rond de manosfeer gevoeld wordt.

“Het werd voor mij duidelijk dat de problemen die jongens en mannen ervaren structureel van aard zijn, en niet persoonlijk. Toch worden ze zelden op die manier gezien. Het probleem mét mannen wordt veelal beschouwd als een probleem vàn mannen. Het zijn de mannen die beter gemaakt moeten worden, en dan één man of jongen per keer. Die individualistische benadering is verkeerd.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 12)

In zijn analyse vraagt hij bovendien specifieke aandacht voor geracialiseerde jongens en mannen en zij die zich onderaan de socio-economische ladder begeven (p. 11). Hij concludeert correct dat zij extra problemen ervaren.

“Ik ben ervan overtuigd dat de combinatie van racisme en seksisme waarmee zwarte mannen vandaag de dag in de Verenigde Staten worden geconfronteerd een van de belangrijkste obstakels is voor gelijkheid.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 78)

De auteur benadrukt dat (gender)gelijkheid geen ‘zero-sum game’ is waarbij je moet kiezen over wie je je zorgen maakt. Aandacht voor de problemen van jongens en mannen is niet tegenstrijdig met het perspectief van gendergelijkheid en zich inzetten voor vrouwenrechten. Hij vraagt dan ook aandacht voor alle genders, alsook voor meervoudige vormen van ongelijkheid (p. 98). So far, so good.

“We kunnen ons inzetten voor vrouwenrechten en tegelijkertijd begaan zijn met kwetsbare jongens en mannen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, pp. 9-10)

Onderwijs

“De achterblijvende schoolresultaten van jongens, vooral van zwarte jongens en jongens uit arme gezinnen, heeft een zeer kwalijke invloed op hun vooruitzichten op een baan en opwaartse economische mobiliteit.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 20)

Een van de centrale thema’s in het boek is de genderkloof in het onderwijs. De auteur beschrijft hoe meisjes een inhaalbeweging hebben gemaakt en het anno 2025 op veel vlakken beter doen: ze halen hogere cijfers in het secundair onderwijs, halen vaker een diploma hoger onderwijs en zijn meer gerepresenteerd in HEAL-studierichtingen (health/gezondheid, education/onderwijs, administration/administratie en literacy/taalgerelateerde beroepen), studierichtingen waar veel nood aan is. Jongens en mannen onderbreken of beëindigen vaker hun studie en Afro-Amerikaanse jongens en mannen in de VS tonen tijdens hun onderwijstraject extra achterstand. Zijn bespreking van het probleem strookt met de brede maatschappelijke analyse: er is sprake van een kloof in het onderwijs waarbij jongens en mannen het minder goed doen zowel wat betreft onderwijsparticipatie als onderwijsprestaties.

Zijn analyse van het probleem is echter beperkt en sluit heel wat bestaande kennis en onderzoek rond de oorzaken van deze onderwijskloof uit. Volgens hem is deze genderkloof voornamelijk te wijten aan een onderwijs dat “gestructureerd is ten gunste van meisjes en vrouwen (...). We hebben dus te maken met een onderwijssysteem dat vrouwen bevoorrecht.” Zijn hoofdargument hiervoor is dat jongens hun hersenen en met name hun zelfregulerende vaardigheden (die hij beschrijft met de metafoor van een ‘gas - en rempedaal’) (p. 26-29) zich langzamer ontwikkelen. Daarnaast is er volgens hem een verschil in ambitie dat volgens hem gedeeltelijk de verschillen in het hoger onderwijs verklaart: “(meisjes) hun behoefte aan succes is simpelweg groter. Meisjes en vrouwen hebben zonder die ingrepen tegen vrouwenhaat moeten strijden. Jongens en mannen voeren nu een inwendige motivatiestrijd” (p. 38). Volgens Reeves is er onvoldoende aandacht voor deze sekseverschillen in het onderwijs(beleid).

“Bezien vanuit een neurowetenschappelijk perspectief functioneert het onderwijssysteem in het voordeel van meisjes. Het behoeft nauwelijks betoog dat dit nooit de bedoeling is geweest. Het zijn immers voornamelijk mannen geweest die het onderwijssysteem hebben ontwikkeld, en er bestaat geen geen honderd jaar durende feministische samenzwering om jongens te benadelen. De genderdiscriminatie in het onderwijs was lastiger waar te nemen toen meisjes nog werden ontmoedigd hoger onderwijs te volgen of een carrière na te streven en in plaats daarvan huishoudelijke taken gingen verrichten. Nu de vrouwenbeweging ervoor heeft gezorgd dat meisjes en vrouwen deze mogelijkheden ook krijgen, worden hun natuurlijke voordelen elk jaar beter zichtbaar.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 30)

Reeves negeert hierbij decennialang onderzoek naar dit complexe fenomeen, waaronder de rol van genderstereotypen, leerkracht-leerling interactie, de invloed van peergroups en (anti)schoolse attitudes. Hoewel de auteur in zijn boek zelf wijst op het belang van de complexe interactie tussen nature en nurture, krijgt dit in zijn analyse rond de genderkloof in het onderwijs geen aandacht. Zo vraagt de auteur zich op geen enkel moment af in welke mate de sekseverschillen die hij noemt (wederzijds) beïnvloed worden door gegenderde maatschappelijke verwachtingen en genderstereotypen.

“De genderommekeer in het onderwijs heeft zich verrassend snel voltrokken. (...) Ineens betekent werken aan gendergelijkheid dat je je op de jongens moet richten in plaats van op de meisjes. En dat is, zacht uitgedrukt, verwarrend. Het wekt nauwelijks verwondering dat onze wetten, onze instituties en zelfs onze houding nog niet zijn aangepast. Maar dat zal wel degelijk moeten gebeuren.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 39)

Werk

In het hoofdstuk ‘zware tijden voor de werkende man: mannen verliezen terrein op de arbeidsmarkt’ bespreekt Reeves economische verschuivingen en de problemen die mannen hierbij ervaren. Hij heeft het onder meer over een daling in arbeidsparticipatie door mannen, met de grootste daling onder jonge mannen (25-34 jaar). Deze laatste groep blijft vaak onzichtbaar in data omdat ze in veel gevallen niet geregistreerd zijn als jobzoekend en dus niet als werkloos worden beschouwd. Daarnaast geeft Reeves aan dat de lonen zijn gestagneerd en vooral mannen daardoor geïmpacteerd worden, met uitzondering van mannen in topfuncties. In het hoofdstuk ‘Klassenplafond: arme jongens en mannen hebben het zwaar’ vraagt hij aandacht voor klasseongelijkheid, inkomensverschillen en wanhoopsdaden.

“(...) richten Case en Deaton hun aandacht op het toenemende aantal wanhoopsdoden onder lager opgeleide witte mannen van middelbare leeftijd. Ze brengen naar voren dat het afnemende economische vermogen in de arbeidersklasse in combinatie met de verschillende vormen van sociale malaise, waaronder vooral het gezinsleven, patronen van ‘opeenhopende achterstanden’ hebben veroorzaakt, of cru gezegd: ‘de ineenstorting van de witte arbeidersklasse’. Meer dit is ook een verhaal van gender. In totaal is het aantal wanhoopsdoden onder mannen driemaal zo hoog als onder vrouwen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 97)

De auteur kijkt in zijn analyse van het probleem onder meer naar de verschuivingen in de economische structuur, zoals de automatisering en vrije handel in bepaalde jobs en sectoren (productie, transport, bouw, installatie), die disproportioneel vaker mannen raken. HEAL-beroepen (health/gezondheid, education/onderwijs, administration/administratie en literacy/taalgerelateerde beroepen) - beroepscategorieën gedomineerd door vrouwen - zullen, zo zegt Reeves, de komende jaren toenemen in belang. Ook deze analyse is niet incorrect, maar wel onvolledig. Een grondige analyse van de segregatie op de arbeidsmarktontbreekt. Genderstereotypen en de (gegenderde) maatschappelijke en financiële onderwaardering die HEAL-beroepen krijgen, krijgen bijzonder weinig aandacht. Ook in het bespreken van de loonkloof is zijn argument van ‘keuzevrijheid’ (p. 54) toondoof voor de maatschappelijke realiteit. Zo houdt Reeves bijvoorbeeld geen rekening met genderstereotypen die meespelen in de verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid, met de gekende motherhood penalty / fatherhood bonus’.

“Ten eerste zijn de beroepen die het vatbaarst zijn voor automatisering vaker functies die door mannen worden uitgeoefend, zoals mijn collega Mark Muro aantoont. ‘mannen (...) oefenen meer dan 70 procent van de productieberoepen uit, meer dan 80 procent van de transportberoepen en meer dan 90 procent van de beroepen in bouw en installatie,’ schrijft hij. ‘En dat zijn allemaal ‘beroepsgroepen met op dit moment een werklast waarvan het bovengemiddelde waarschijnlijk is dat ze geautomatiseerd zullen worden.’” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 44)

Reeves concludeert het hoofdstuk rond werk als volgt: “Ook op economisch gebied hebben veel mannen terrein verloren - hoewel dat niet geldt voor degenen die boven aan de economische ladder staan - terwijl vrouwen daarop juist vooruitgang hebben geboekt. Dat heeft belangrijke gevolgen voor de cultuur in bredere zin, met name voor het gezinsleven. De economische vooruitgang van vrouwen heeft de onderlinge verhoudingen tussen seksen ingrijpend veranderd. Veel mannen hebben de grootste moeite om zich aan te passen.” (p. 57), wat meteen ook de inleiding vormt voor zijn probleemanalyse rond het gezin.

Gezin

In het hoofdstuk rond gezin zoomt Reeves in op de rol van mannen in het gezin en specifiek vaders. Zijn hoofdargumenten laten zich als volgt samenvatten: (1) De kostwinner rol was gebaseerd op economische afhankelijkheid van vrouwen. De evolutie naar een tweeverdienersmodel maakte vrouwen economisch onafhankelijker, het huwelijk een keuze, en de rol van kostwinner minder prominent; (2) het (kern)gezin als sociaal instituut - met een duidelijke arbeidsverdeling (zorg/kostwinner) - is verkruimeld; (3) De rol van moeders is verbreed, maar die van vaders heeft niet diezelfde verbreding gekend en is niet aangepast aan de huidige maatschappij.


“In dit hoofdstuk breng ik naar voren dat de rol van moeders is verbreed en nu zowel broodwinning als zorg omvat, maar dat de rol van vaders zich niet heeft uitgebreid tot zorg en broodwinning.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 59)

Reeves geeft aan dat veel mannen in verwarring zijn door ‘de transformatie van de economische relatie tussen mannen en vrouwen die zich zo snel voltrokken heeft, dat onze cultuur het nog niet heeft weten bij te benen, wat volgens hem leidt tot gevoelens van ‘nutteloosheid, zinloosheid, waardeloosheid en culturele overbodigheid’ (p. 102).Hij stelt dat heel wat mannen nog steeds hun voornaamste zingeving en (zelf)waardering halen uit hun economische rol, en slechts beperkt uit hun rol als ouder. Volgens hem zijn mannen dan ook op zoek naar een stevig sociaal anker en meer zekerheid over hun plaats in deze wereld (p. 107).

De auteur gaat daarbij ook in op problemen die hieraan gerelateerd zijn, zoals vereenzaming, ‘vriendschapscrisis’, verslavingsproblematieken, ‘thuisblijfzonen,’ en wanhoopsdaden.

“Op dit moment hebben mannen een kleiner arsenaal aan bronnen van zingeving en identiteit, waardoor ze met name kwetsbaarder zijn als een van die bronnen het laat afweten. Zo lopen mannen een grotere deuk op in hun geluksgevoel als ze hun baan kwijtraken. Het zou goed zijn voor de kinderen, en daarnaast zou een intensievere rol voor vaders veel mannen een krachtige extra bron van zingeving en functionaliteit in hun leven bieden.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 71)

Onvolledige analyses, anekdotes, en ‘catchy titels’

In zijn boek verwijst Reeves regelmatig naar jongens en mannen in zijn omgeving. Hoewel deze anekdotes voor een zekere herkenbaarheid en toegankelijkheid zorgen, fungeren ze vaak als een kapstok om zijn analyses en ideeën kracht bij te staan en te generaliseren.

“De kleine hersenen bereiken bij meisjes bijvoorbeeld hun volle omvang op elfjarige leeftijd, maar bij jongens pas als ze vijftien zijn. De kleine hersenen hebben onder meer ‘een modulerende uitwerking op emotionele, cognitieve en regulerende vaardigheden’, zegt neurowetenschapper Gokcen Akyurek. Ik weet het: ik heb namelijk drie zonen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 28)
“Ik heb zelf geen dochters, maar wel kan ik bevestigen dat mijn zonen in hun middelbare schooljaren nu en dan vriendinnetjes mee naar huis namen en dat het verschil in volwassenheid vaak onthutsend was.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 29)

Naast de soms bedenkelijke ‘catchy (sub)titels’ (‘de mannelijke malaise’, ‘de meisjes zijn de baas: jongens hebben een leerachterstand, ‘roze campussen’, en ‘omgekeerd seksisme’) laat de de auteur zich ook regelmatig vangen aan kort-door-de-bocht uitspraken of het verkondigen van simplistische analyses van complexe problemen. Zo zegt hij: “Jongens lopen achter op school en op de universiteit omdat het onderwijssysteem is georganiseerd op een manier die voor hen nadelig is. Mannen ondervinden moeilijkheden op de arbeidsmarkt vanwege een economische verschuiving die zich afkeert van de tradioneel mannelijke beroepen. En vaders zijn in verwarring omdat de culturele rol van kostwinner in het gezin is uitgehold. De mannelijke malaise is niet het gevolg van een massale psychologische ineenstorting, maar van fundamentele structurele problemen” (p. 12). De oplossingen die hij voorstelt zijn van hetzelfde quick-fix kaliber: met jongens een jaar later naar school te sturen en meer mannen voor de klas zou de onderwijskloof gedicht worden; Jongens en mannen stimuleren om nieuwe plekken op de arbeidsmarkt in te nemen door meer rolmodellen aan te bieden en gelijkaardige initiatieven voor mannen in HEAL opzetten als voor vrouwen in STEM zouden de arbeidssegregatie oplossen en arbeidsparticipatie en toekomstperspectieven van mannen vergroten. Betrokken vaderschap promoten met ondersteunende beleidsmaatregelen zoals gelijkwaardig ouderschapsverlof en vadervriendelijke werkgelegenheidskansen, zou dan weer de rol van mannen in het gezin oplossen. Hoewel een deel van deze oplossingen zinnig zijn en ook vaak al gepromoot worden (mede door feministen), ontbreekt ook hier nuance en oog voor de bredere maatschapelijke context: als genderstereotypen, maatschappelijke waardering en financiële vergoeding van HEAL-beroepen niet aangepakt worden, zal enkel toeleiding weinig soelaas bieden. De rol van mannen in het gezin beperken tot hun vaderschap mist heel wat gezins- en relatiedynamieken. Er bestaan immers ook veel kinderlozen mannen én huishoudelijke taken en zorgrollen die niet over kinderen gaan.

Het gebrek aan het erkennen van bestaande genderanalyses

De auteur verwijst op verschillende plaatsen in het boek naar feministische auteurs waaronder Susan Faludi, Simone de Beauvoir, Kimberlé Crenshaw en Arlie Hochschild. Vaker in de vorm van ‘name dropping’ dan met een inhoudelijke meerwaarde: selectief uitgekozen, utilitaristisch ingezet en weinig representatief voor hun denkwerk.

“‘Een man zou nooit op het idee komen’, schreef Simone de Beauvoir, ‘om een boek te schrijven over de bijzondere situatie waarin de man verkeert’. Maar dat was in 1949. Nu vereist de bijzondere situatie van de man dringende aandacht.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 15)

Reeves claimt in het bespreken van problemen die jongens en mannen ervaren regelmatig (en onterecht) pionierschap en laat belangrijke internationale stemmen en bestaande kennis achterwege. Daarnaast geeft hij ook regelmatig kritiek: zo stelt Reeves in het onderdeel ‘omgekeerd seksisme’ dat intersectionaliteit een belangrijke doorbraak betekende in de bestudering van ongelijkheid en discriminatie, geeft hij de nodige credits aan Crenshaw en Zwart feminisme, en legt hij uit dat ‘antizwart gendergebonden racisme zwarte mannen en zwarte vrouwen schaadt, maar niet op dezelfde manier’. Nadien geeft hij de kritiek dat feministische denkers de ‘plank misslaan’ en de problemen van zwarte jongens (zoals politiegeweld en -moord, de stereotypering en criminalisering van Zwarte mannen, en ‘post-traumatisch afwezige-vader-stoornis’) onvoldoende capteren, waarmee hij het werk van prominente feministische denkers en pioniers rond deze thematieken, zoals bell hooks en Angela Davis, negeert.

“Zwarte mannen worden geconfronteerd met andere intersectionele achterstanden, waarvan vele ernstiger zijn dan die waar zwarte vrouwen mee te maken krijgen. (...) Tommy Curry dringt aan op de vorming van een nieuw wetenschapsveld, zwarte-mannenstudies, en wel omdat de bijdragen die worden geleverd door bestaande feministische en intersectionele wetenschappers de plank misslaan als het gaat om bepaalde vormen van gendergebonden racisme waar zwarte mannen mee te maken krijgen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 81)

Reeves noemt in zijn boek de druk van het patriarchaat op mannen, maar bespreekt deze verder niet in zijn probleemanalyses. Hij hecht in zijn werk weinig aandacht aan de invloed van genderstereotypen, maatschappelijke verwachtingen en waardering. Ook maatschappelijke analyses rond machtsposities, hiërarchie, seksisme, misogynie en geweld zijn opmerkelijk afwezig in zijn bespreking van o.a. de genderkloof in het onderwijs, de (on)betaalde arbeidsverdeling, de ‘eenzaamheidspandemie’, verslavingsproblematieken en wanhoopsdaden.

Het hoofdstuk ‘Hoe een man een man wordt: aanleg en opvoeding zijn beide van belang’ bevat dan weer een reeks van biologisch essentialistische statements en evolutionaire analyses (‘mannen zijn van nature agressiever, risicovoller en hebben meer behoefte aan seks’, p. 131-154), waarbij hij regelmatig verwijst naar het gedateerde werk van Margaret Mead. Ondanks wat de titel doet vermoeden is er weinig oog voor maatschappijanalyse en valt er amper interactie met cultuur te bespeuren: hij vraagt vooral aandacht voor sekseverschillen, één van de aspecten die feminisme volgens hem ontkent.

“Een van de redenen waarom het gebruik van porno zoveel negatieve reacties uitlokt is volgens mij dat het de kern van de mannelijke seksualiteit zo sterk benadrukt. Jonge mannen geven aan dat ze twee tot drie keer per week naar porno kijken, waarbij ze bijna altijd masturberen. (...) Net als bij gamen wordt het problematisch voor het kleine aantal mannen dat heel veel porno kijkt en verslaafd zou kunnen geraken. (...) een van de belangrijkste dingen van de cultuur waarin ze zich bewegen is hoe ze hun seksuele verlangens op een passende manier kunnen uitdrukken. Maar dat mannen een grotere seksdrift hebben is een onontkoombaar feit.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, pp. 143-144)

Tot slot geeft hij aan dat mannelijkheid iets is wat je moet verwerven en net daarom zo kwetsbaar is: omdat je het ook kan verliezen (p. 147). Hij stelt de ideeën rond mannelijkheid en het concept van ‘verwerven’ en ‘bewijzen’ van mannelijkheid echter niet in vraag.

Het pad van de ‘gulden middenweg’

De strijd tegen de cultuurstrijd

“Progressief links schuift gerechtvaardigde zorgen over jongens en mannen terzijde en beschouwd mannelijkheid als iets problematisch. Populistisch rechts voorziet de mannelijke ontreddering van munitie en biedt valse beloften. Voor degenen die partij kiezen is er sprake van een oorlog tegen vrouwen dan wel een oorlog tegen mannen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, pp. 14-15)

Doorheen het boek bekritiseert Reeves de zogenaamde ‘cultuurlogen’ tussen progressief en conservatief, tussen links en rechts, tussen feminisme en antifeminisme. Hij stelt de volgens hem extreme uitersten stellig voor als even problematisch: beide hebben het volgens hem verkeerde wat betreft jongens en mannen. Hij wijdt er zelfs een volledig hoofdstuk ‘politieke patstelling’ aan, met als deelhoofdstukken ‘linkse verblinding: politiek links verkeert in de ontkenningsfase’ en ‘rood aangelopen: politiek rechts wil de klok terugdraaien’. Hij distantieert zich duidelijk van deze perspectieven en biedt de ‘gulden middenweg’.

“Er bestaat een politieke patstelling over sekse- en genderkwesties. Beide zijden hebben zich vastgeklampt aan een ideologisch standpunt, wat werkelijke verandering in de weg staat. Het progressieve kamp weigert te aanvaarden dat belangrijke genderongelijkheden beide seksen kunnen treffen en duiden mannelijke problemen al snel aan als symptomen van ‘toxische mannelijkheid’. Conservatieven lijken gevoeliger te zijn voor de moeilijkheden die jongens en mannen ondervinden, maar hoogstens als rechtvaardiging voor het terugdraaien van de klok en het herstellen van traditionele genderrollen. Links zegt tegen mannen: ‘probeer iets meer op je zus te lijken’. Rechts zegt: ‘probeer iets meer op je vader te lijken’. Geen van beide oproepen is bruikbaar. Wat we nodig hebben is een positieve kijk op mannelijkheid die verenigbaar is met gendergelijkheid. Ik heb me altijd verre gehouden van de cultuuroorlogen en hoop dat mijn beoordeling van de situatie waarin jongens en mannen verkeren op brede steun kan rekenen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, pp. 13-14)

Zijn voornaamste kritiek op politiek links en het feminisme is dat ze (1) de neiging hebben om natuurlijk optredende aspecten van de mannelijke identiteit als schadelijk te beschouwen, veelal onder de noemer van toxische mannelijkheid; (2) mannenproblemen als individuele tekortkomingen zien ipv als structurele problemen, (3) biologische verschillen (sekseverschillen) ontkennen en socialisatie als allesverklarend beschouwen; en (4) dat genderongelijkheid maar één slachtoffer kent: vrouwen. Hij beweert dat ‘voor conservatieven mannelijkheid de oplossing is, en voor progressieven mannelijkheid het probleem, maar ze het er beide wel over eens zijn dat het probleem zich afspeelt op het niveau van het individu en niet economie, antropologie of sociologie.’ (p. 164). Daarmee miskent hij bestaande en structurele maatschappelijke analyses in het feminisme, waarin bewustzijn, analyse en het aankaarten en oplossen van maatschappelijk gecreëerde ongelijkheden net centraal staan. Het invraag stellen van maatschappelijke en (beperkte) invullingen van mannelijkheid en vrouwelijkheid, en hoe deze bijdragen aan structurele problemen voor alle genders is immers net een kernidee in het hedendaagse feminisme, waar ook ook de interactie tussen sekse en gender, nature en nurture, veel aandacht krijgt.

“Als mannen neerslachtig zijn komt dat doordat ze hun gevoelens niet uiten. Als ze ziek zijn, komt dat doordat ze niet naar de huisarts gaan. Als ze het niet goed doen op school, komt dat doordat ze geen inzet tonen. Als ze op jonge leeftijd sterven, komt dat doordat ze te veel drinken en roken en doordat ze de verkeerde dingen eten. Voor degenen die zich aan de linkerkant van het politieke spectrum bevinden is het verantwoordelijk stellen van de slachtoffers wel toegestaan als het om mannen gaat.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 163)

Reeves bekritiseert en bevraagt terecht het gegeneraliseerd gebruik van de term ‘toxische mannelijkheid’ en de negatieve en weinig verbindende connotatie die het heeft voor jongens en mannen, een gegeven waarvoor men inderdaad waakzaam moet zijn als men wil verbinden in de strijd voor gendergelijkheid. Tegelijk lijkt hij - in het absoluut vermijden van kritiek op ‘toxische mannelijkheid’ - alle kritische bevragingen van (ideeën rond) mannelijkheid in zijn geheel overboord te gooien. Reeves bekritiseert dan ook het idee dat mannen bepaald gedrag kunnen ‘afleren’ omdat ze het via socialisatie hebben ‘aangeleerd’. Kritische bevraging van ideeën rond mannelijkheid en hun maatschappelijke impact ontbreken en worden geëssentialiseerd en genormaliseerd.

“Toxische mannelijkheid verwijst naar elk mannelijk gedrag dat door de gebruiker van de uitdrukking wordt afgekeurd, van tragische tot onbeduidende voorvallen. Toxische mannelijkheid is verantwoordelijk gehouden voor onder meer schietpartijen met veel slachtoffers, bendegeweld, verkrachting, onlinetrollen, klimaatverandering, (...) met als gevolg dat het begrip mannelijkheid als geheel wordt ondergraven. Toxische mannelijkheid is een term die een averechtse uitwerking heeft. Er zijn maar heel weinig jongens en mannen die positief reageren op het idee dat er iets giftigs in hen huist dat uitgebannen moet worden. Dat is vooral zo omdat een groot deel van hen zich krachtig vereenzelvigt met zijn mannelijkheid (...) Mannelijkheid is geen schadelijke ziekte. Zoals ik al heb laten zien in hoofdstuk 7 is het, vrij letterlijk, een onontkoombaar feit.’” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 160)

Kritisch op de schouders van feministen

“De vrijheid van de man is ook verstikt door het patriarchaat, met nauw omschreven rollen en zwaar drukkende verwachtingen.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 63)

Hoewel zijn boek ruim aandacht heeft voor de cultuurstrijd en heel wat kritiek uit op het feminisme, haalt hij er ook opvallend veel mosterd. Hij wikt en weegt tussen kritiek, credits en waardering. Zo benoemt hij gunstige evoluties van vrouwenrechten en de rol van de vrouwenbeweging en het feminisme hierin (bv. over onderwijs (p. 30), economische onafhankelijkheid van vrouwen (p. 62) ) en de resterende uitdagingen, zoals de loonkloof, die vrouwen ervaren. Hij uit ook expliciet zijn steun voor gendergelijkheid, zet zich af tegen complottheorieën die feminisme als oorzaak zien voor de problemen van mannen (zie bv. p. 30), noemt de negatieve de impact van het patriarchaat op mannen en pleit voor een meer intersectionele benadering van problemen van jongens en mannen, met specifieke aandacht voor ras en klasse. Reeves stelt ook dat we dringend nood hebben aan prosociale mannelijkheid voor een feministische wereld (p. 15).

“Het probleem met het feminisme, een bevrijdingsbeweging, is niet dat men ‘te ver is gegaan’. Het probleem is dat men niet ver genoeg gegaan is. De levens van vrouwen hebben een andere vorm gekregen. Die van mannen niet. Zoals ik in de inleiding al zei hebben we behoefte aan een positief beeld van mannelijkheid voor een postfeministische wereld.” Richard V. Reeves in Over jongens en mannen (2025, p. 264)

Kortom: het water is niet altijd zo diep als hij soms suggereert, en de problemen die Reeves aanhaalt rond onderwijs, arbeid en gezin vragen inderdaad de nodige aandacht. Toch zijn er belangrijke verschillen inzake probleemanalyse en vooropgestelde oplossingen. Misschien had Reeves de energie en de woorden die hij nodig vond voor positionering en kritiek beter besteed aan het integreren en waar nodig aanvullen van de bestaande kennis en het erkennen van de schouders waar hij op bouwt: die van feministen. Een gemeenschappelijke strijd voor gendergelijkheid - met aandacht voor specifieke problemen die jongens en mannen ervaren - lijkt althans een oprechtere en doeltreffender strategie.


Meer weten?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

#RoSaleest #Boek #Bespreking #Gender #Jongens #Mannen #Kritiek