Naast genderverschillen in studiekeuzes en onderwijsparticipatie in de brede zin, zijn er ook opvallende genderverschillen in de onderwijsprestatie van jongeren. Waar het verschil in schoolse vorderingen tussen meisjes en jongens in de lagere school nog niet zo opvalt, verscherpt dit zich met de jaren. In het secundair onderwijs valt op dat er een grotere schoolachterstand en -uitval is onder jongens: zij herhalen vaker een leerjaar en verlaten ook vaker vroegtijdig het onderwijs zonder kwalificatie.
In het basisonderwijs heeft ongeveer 12% van alle leerlingen minstens één jaar schoolse achterstand. Dat is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven, maar kan ook veroorzaakt worden door een verlate instap in het lager onderwijs. In het lager onderwijs is er geen sprake van een noemenswaardig verschil in schoolse vorderingen tussen jongens en meisje: 12,27% van alle jongens ten opzichte van 11,13% van alle meisjes lopen achter in vergelijking met het pedagogisch traject dat overeenkomt met hun leeftijd.
In het voltijds secundair onderwijs is niet alleen het totaal leerlingen met een schoolse achterstand verdubbeld van 12% naar 25% maar is er ook sprake van een groter genderverschil: maar liefst 28% van alle jongens tegenover 22% van alle meisjes heeft minstens één leerjaar gedubbeld. Schoolachterstand van meer dan één jaar komt ook vaker voor bij jongens dan bij meisjes.
Bron grafieken: Schoolse vorderingen - Ministerie van Onderwijs, 2020
Dit genderverschil laat zich ook merken in het aantal leerlingen dat het onderwijs verlaat zonder een diploma te behalen van zodra zij niet meer leerplichtig zijn. Dat noemt men ook wel vroegtijdig schoolverlaten. Dat jongens (15%) vaker dan meisjes (9%) het onderwijs uitstromen zonder diploma is onder meer te verklaren doordat de kans op ongekwalificeerde uitstroom samenhangt met de onderwijsvorm: jongeren uit het beroeps- en technisch onderwijs stromen vaker uit. Daarnaast hangt ongekwalificeerde uitstroom ook samen met de schoolachterstand die werd opgelopen. Bijna de helft van de jongeren met twee jaar schoolachterstand verlaat het secundair onderwijs zonder diploma, en dat zijn vaak jongens.
Vroegtijdig schoolverlaten hangt ook samen met factoren zoals de socio-economische situatie, thuistaal en woonplaats van jongeren.
Om (gegenderde) ongekwalificeerde uitstroom en schoolachterstand te beperken, is het belangrijk om ook de processen die hieraan bijdragen - zoals onderwijssegregatie op basis van genderstereotypen en de verschillen in (onder)waardering van schoolcarrières die op hun beurt het zelfbeeld en de schoolprestaties beïnvloeden - terug te dringen.
Bron cijfers: Zittenblijven, Schoolse vorderingen en Vroegtijdig schoolverlaten secundair onderwijs - Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2020
Ook in het hoger onderwijs zijn er verschillen in onderwijsprestaties en vroegtijdige drop-out op basis van identiteitskenmerken van de student. Zo falen meer mannelijke studenten in het eerste jaar hoger onderwijs dan vrouwelijke studenten. Ook reageren zij veelal op een andere manier op faalervaringen in het academisch hoger onderwijs: mannen heroriënteren vaker naar een ander academisch studieprogramma terwijl vrouwen in dat geval vaker heroriënteren naar een professioneel studieprogramma.
Uiteindelijk stromen mannelijke studenten, vaker dan vrouwen, ongekwalificeerd uit het hoger onderwijs.
Mannen zetten ook vaker uitzichtloos door in een bepaalde studierichting zonder veel studievoortgang. Ook de vooropleiding in het secundair onderwijs heeft invloed op de onderwijsprestaties in het hoger onderwijs: een diploma algemeen secundair onderwijs resulteert vaker in een succesvolle carrière in het hoger onderwijs. Genderverschillen in het hoger onderwijs kunnen dus deels verklaard worden door het feit dat meisjes vaker een diploma algemeen secundair onderwijs op zak hebben dan jongens. Vrouwelijke studenten behalen effectief vaker een diploma hoger onderwijs dan mannen.
Bron cijfers: Cincinnato, 2020; OECD, 2019