hier komen promoties & acties

Historische evolutie

Van het kostwinnersmodel tot gelijke kansen: de inclusie van vrouwen op de arbeidsmarkt is doorheen de geschiedenis het onderwerp van controverse geweest. Waar de huisvrouw lange tijd het culturele vrouwelijkheidsideaal was en vrouwen die carrière wouden maken scheef bekeken werden, is het vandaag misschien wel omgekeerd. De maatschappelijke visie op vrouwenarbeid en daarmee ook de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt de laatste decennia sterk veranderd is.

In het verleden was de arbeid van vrouwen onzichtbaar en tegelijkertijd problematisch. Van gelijke rechten op vlak van arbeid was geen sprake. Bepaalde vormen van discriminatie werden als de normale gang van zaken beschouwd en hingen vaak samen met het al dan niet gehuwd zijn van de vrouw. Een arbeidsverbod voor gehuwde vrouwen is vandaag in ons land ondenkbaar. Toch was dat ooit anders. In heel wat sectoren – zoals het onderwijs en de overheid, maar ook private bedrijven – moesten vrouwen die trouwden of een kind kregen, stoppen met werken. In de tweede helft van de twintigste eeuw kwam er – eerst nog aarzelend – wetgeving die de discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt moest tegengaan.

Onzichtbaar

Wat we als arbeid definiëren, is zowel cultuur als context-gebonden. Onze huidige samenleving hecht vooraleerst waarde aan betaalde arbeid. We verdienen er niet alleen onze boterham mee, arbeid bepaalt voor een groot deel ook onze sociale identiteit. Wat iemand doet, is vaak een van de eerste vragen die we stellen bij een ontmoeting. Bovendien koppelen we heel wat waardeoordelen aan het antwoord op deze vraag. Het belang dat vandaag de dag wordt gehecht aan iemands beroep is nochtans een relatief recent fenomeen.

In de negentiende eeuw wordt betaalde arbeid in dienstverband – buitenshuis werken voor een werkgever – geleidelijk de norm. Steeds minder mensen werken thuis, in de landbouw en de nijverheid. Door de industrialisering trekt stilaan bijna iedereen naar de stad om te werken in fabrieken. Het betekent het einde van de familiale productie-eenheid. Er ontstaat een scheiding tussen wonen en werken, en de betekenis van arbeid verengde. Het wordt voortaan louter begrepen als regelmatige, betaalde arbeid op de formele arbeidsmarkt, meestal buitenshuis dus. Onbetaalde activiteiten zoals huishoudelijk werk en het zorgen voor anderen – gewoonlijk 'vrouwenwerk' – worden steeds minder als arbeid bestempeld. Die activiteiten hebben zogezegd geen economische of productieve waarde. Bovendien speelt huishoudelijke arbeid zich af in de privésferen waardoor het zo goed als onzichtbaar is. Zowel de zorgarbeid thuis, als de vaak onregelmatige, betaalde deelname van vrouwen aan de arbeidsmarkt verdwijnen op de achtergrond. Vrouwen werken wel, maar worden niet als volwaardige arbeiders opgemerkt.

Kostwinner en huisvrouw

In de negentiende eeuw wordt het de maatschappelijke norm dat de man alleen instaat voor het onderhoud van zijn gezin. Voor veel arbeidersgezinnen is dit echter een onhaalbare standaard. Vrouwen werken nog steeds in de landbouw, de thuisnijverheid, de dienstensector en de fabriek. Een gezin met een kostwinner en een huisvrouw wordt echter het na te streven maatschappelijke ideaal. Dit noemen we het kostwinnersmodel. De kostwinner heeft een tegenhanger, namelijk zijn vrouw die thuis als huisvrouw onbetaalde arbeid verricht. Ook binnen verschillende vrouwen- en arbeidersorganisaties kan dit kostwinnersmodel op heel wat voorstanders rekenen. Dat moet niet verwonderen: een man die genoeg verdient om zijn vrouw thuis te kunnen onderhouden, betekent immers een gezin dat niet in armoede leeft. Zo wordt de huisvrouw ook een symbool van mannelijke succes.

De kostwinner heeft een tegenhanger, namelijk zijn vrouw die thuis als huisvrouw onbetaalde arbeid verricht.

Bovendien ondersteunt de overheid dit kostwinnersmodel. De manier waarop de belastingen geregeld worden, zorgt ervoor dat het voor gehuwde vrouwen interessant is om niet te werken. Ook de sociale zekerheid gaat uit van gezinnen met een mannelijke kostwinner. Het inkomen van werkende vrouwen wordt gezien als niet meer dan een tijdelijke bijverdienste en ligt bijgevolg ook aanzienlijk lager dan dat van hun mannelijke collega’s. Omdat vrouwen niet beschouwd worden als “echte” arbeiders krijgen zij bovendien geen volwaardige werkloosheidsuitkering. Deze institutionele ongelijkheid is vooral nadelig voor vrouwen die geen kostwinner hebben, zoals alleenstaande vrouwen en weduwen. Nog tot in de jaren 1950 worden gehuwde vrouwen in België gediscrimineerd inzake werkloosheidsverzekeringen.

Feminisme

Niet iedereen is het eens met de minderwaardige plaats van vrouwen op de arbeidsmarkt. In vakbonden, vrouwenorganisaties en politieke partijen is er regelmatig protest – van vrouwen én mannen – tegen de ongelijke positie van vrouwen. Al in de negentiende eeuw eisen vrouwen toegang tot onderwijs en tot alle beroepen. In sommige gevallen slagen zij erin verandering af te dwingen, in andere gevallen wordt hen zelfs binnen hun eigen organisatie het zwijgen opgelegd.

In de jaren zeventig bereikt het protest van vrouwen een hoogtepunt. Hun stemmen klinken zo luid en zo massaal dat de literatuur spreekt van een feministische golf. Voor velen is het startschot van de tweede feministische golf in België de historische staking voor gelijk loon in de wapenfabriek FN-Herstal in 1966. De arbeidsters daar pikken het niet langer dat ze 25% minder betaald worden dan hun mannelijke collega's. Ze eisen een herwaardering van hun functie en hetzelfde loon als de mannen. Deze laatsten worden volgens hen onterecht als meer gespecialiseerd beschouwd. Op 16 februari leggen 3.800 arbeidsters zonder steun van de vakbonden het werk neer voor een staking die twaalf weken zal duren. Arbeidsters van andere bedrijven volgden en ook verschillende mannelijke arbeiders tonen zich solidair.

Voor velen is het startschot van de tweede feministische golf in België de historische staking voor gelijk loon in de wapenfabriek FN-Herstal in 1966.

De vrouwenstaking van 1966 vervult een belangrijke symboolfunctie en zet veel in beweging. Vakbonden gaan meer aandacht besteden aan hun vrouwelijke leden en hun specifieke eisen. Het Actiecomité Gelijk Loon voor Gelijk Werk dat uit de staking voortvloeit brengt feministen over de partijgrenzen heen samen, en zwengelt het debat over de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt aan. Andere organisaties schieten in het hele land uit de grond. Feministische organisaties eisen gelijke rechten in de toegang tot onderwijs, de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid.

De feministische acties zijn een groot succes. In 1971 wordt het onwettelijk om een vrouw te ontslaan wegens zwangerschap. In 1974 wordt de Commissie Vrouwenarbeid bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid opgericht. De commissie brengt adviezen uit, verricht onderzoek en stelt maatregelen voor over alles wat te maken heeft met vrouwenarbeid. In 1983 wordt het verboden om bij de aanwerving te discrimineren op basis van geslacht.

Veel van de feministische eisen gaan stilaan in vervulling en brengen verscheidene maatschappelijke verschuivingen met zich mee. Steeds meer vrouwen studeren verder of gaan buitenshuis werken. Hierdoor neemt de dienstensector enorm toe. In die sector is er een grote vraag naar – vaak deeltijdse – arbeid. Waar vrouwen voordien na hun eerste kind thuis bleven, kiezen vrouwen er nu steeds vaker voor om terug te gaan werken, maar wel in een deeltijdse job.

Wanneer in de jaren tachtig de vraag naar arbeid afneemt vanwege de economische crisis, blijkt het tij gekeerd.

Wanneer in de jaren tachtig de vraag naar arbeid afneemt vanwege de economische crisis, blijkt het tij gekeerd. Vrouwen terug naar de haard verwijzen, om zo plaats te maken voor mannen op de arbeidsmarkt, gaat niet meer zonder slag of stoot. Zo organiseert het actiecomité Vrouwen tegen de Krisis meerdere betogingen tegen de voorgestelde crisismaatregelen die werkende en werkloze vrouwen discrimineerden.

Emancipatie en gelijke kansenbeleid

De evolutie van een gezinsmodel met één verdiener (het traditionele kostwinnersmodel) naar het gezinsmodel met twee (of anderhalve) verdieners, wordt ondersteund door hervormingen in de fiscaliteit en de sociale voorzieningen. De samenleving en de arbeidsmarkt passen zich aan de dubbele rol van vrouwen aan. Vrouwen blijven immers vaak verantwoordelijk voor de huishoudelijke arbeid. In plaats van een herverdeling van zorgtaken tussen man en vrouw, wordt geïnvesteerd in meer kinderopvang. Nieuwe verlofregelingen zoals loopbaanonderbreking , faciliteren bovendien de arbeid van vrouwen met kinderen. Glijdende uren en allerlei deeltijdse stelsels moeten de combinatie arbeid en gezin mogelijk maken (Zie ook: Arbeid en zorg). De sociale zekerheid voorziet in oplossingen voor deeltijdse arbeid. Heel wat regelingen blijven er echter vanuit gaan dat de arbeid van de gehuwde vrouw bijkomstig is.

Vanaf 1985 wordt emancipatie geïnstitutionaliseerd. Gelijke Kansen wordt een regeringsbevoegdheid onder Miet Smet, eerst als Staatssecretaris voor Leefmilieu en Maatschappelijke Emancipatie, en vervolgens tot 1999 als Minister van Arbeid en Tewerkstelling. De Emancipatieraad wordt in 1986 opgericht. Die raad, samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende vrouwenorganisaties, heeft als taak adviezen uitbrengen, onderzoek doen, en maatregelen voorstellen inzake de emancipatie van vrouwen. Ze besteedt aandacht aan onderwijs en studiekeuze, gelijk loon voor gelijk werk, functieclassificaties, nachtarbeid, zwangerschapsbescherming en ongewenst seksueel gedrag op het werk.

In 1993 ontstaat de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen. Dit is een samenvoeging van de hierboven vermeldde Commissie Vrouwenarbeid en de Emancipatieraad. De Raad is een adviesorgaan van de Federale Overheid. Het is een beleidsinstrument om de feitelijke gelijkheid van mannen en vrouwen te realiseren en de directe en indirecte genderdiscriminaties weg te werken. Het Gelijkekansenbeleid in Vlaanderen wordt voorbereid, gecoördineerd en geëvalueerd door de Cel Gelijke Kansen.

Een recente strategie ter bevordering van de emancipatie is gendermainstreaming. Dat wil zeggen dat in elke vorm van beleidsontwikkeling, onderzoek en planning rekening gehouden moet worden met gender. Tijdens de Wereldvrouwenconferentie van Peking in 1995 wordt gendermainstreaming als dé strategie naar voren geschoven om gelijkheid tussen mannen en vrouwen tot stand te brengen.


Aanraders uit de RoSa-bibliotheek: