hier komen promoties & acties

Horizontale onderwijssegregatie

Horizontale segregatie in het onderwijs verwijst naar de ongelijke vertegenwoordiging van jongens en meisjes in verschillende studierichtingen en academische disciplines.

Gender speelt niet enkel een rol in de participatie van kinderen en jongeren in de verschillende onderwijsniveaus en onderwijsvormen, ook zijn er opmerkelijke genderverschillen op vlak van participatie in bepaalde studiegebieden en disciplines binnen deze onderwijsvormen. Dat noemt men horizontale onderwijssegregatie. Hoewel in het basisonderwijs geen studierichtingen aangeboden worden, manifesteren de eerste signalen van horizontale onderwijssegregatie zich al op dit niveau. Meisjes en jongens worden anders behandeld en aangemoedigd om genderstereotiepe interesses en vaardigheden te verkennen, zowel tijdens als na de schooluren. Zo worden jongens meer gestimuleerd in wiskundige en oplossingsgerichte vaardigheden, en worden meisjes meer gestimuleerd in creatieve en sociale vaardigheden. Dit heeft dan ook een impact op de voorkeuren die kinderen ontwikkelen. Door de impliciete boodschap die kinderen krijgen via deze socialisatieprocessen zijn ze meer geneigd om die interesses te verkennen waarin ze worden aangemoedigd, waardoor de kans groter wordt dat ze talenten ontwikkelen en goed worden in een genderstereotiepe vaardigheid. Naast aanleg spelen aanmoediging en bovenal herhaalde oefening namelijk een grote rol in het ontwikkelen van competenties.

Secundair onderwijs

Aan het einde van het basisonderwijs worden leerlingen voor een belangrijke keuze gesteld. Al op de jonge leeftijd van twaalf jaar moeten kinderen een beslissing nemen over het soort onderwijs dat ze willen volgen en worden ze gevraagd formeel een studiekeuze te maken. Dat heeft grote gevolgen voor de rest van hun leven. Naast het advies van de school (en eventueel het CLB) en de voorkeur van de ouders, speelt de interesse van het kind zelf uiteraard een grote rol.

Onderzoek wijst uit dat maatschappelijke genderstereotypen nog steeds in belangrijke mate studiekeuzes sturen[1].

De tabel hiernaast toont de onevenredige verdeling van jongens en meisjes in verschillende studiegebieden in de tweede en derde graag van het secundair onderwijs. Opvallend hierbij is dat verschillende richtingen gendergeconcentreerd zijn, of in andere woorden: sommige richtingen worden hoofdzakelijk door één bepaald geslacht gevolgd. Zo maken jongens slechts 7% uit van alle leerlingen in de opleiding lichaamsverzorging, 6% in de opleiding mode en 20% in de opleiding personenzorg. Meisjes zijn dan weer ondervertegenwoordigd in de opleidingen auto (2%), bouw (9%), mechanica-elektriciteit (2%) en koeling en warmte (minder dan 1%).

Bron tabel: Vlaams Onderwijs in Cijfers: 2019-2020 (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2020, p. 20)

Ook is er een opmerkelijk verschil tussen de verschillende onderwijsvormen: waar in het algemeen secundair onderwijs (ASO) slechts 20% van de leerlingen een studiegebied volgt dat gedomineerd wordt door één geslacht, is voor 70% van de leerlingen in het technisch (TSO) en beroepsonderwijs (BSO) horizontale gendersegregatie in de klas een realiteit.

Genderstereotiepe studiekeuzes, die resulteren in horizontale onderwijssegregatie, tekenen zich scherper af in TSO en BSO dan in ASO.

De concentratie van leerlingen in bepaalde studiegebieden op basis van geslacht, liggen vaak in lijn met genderstereotypen die heersen in onze maatschappij. Zo zijn meisjes in het secundair onderwijs enerzijds ondervertegenwoordigd in STEM-vakken[2], zoals (elektro)mechanica en elektriciteit, en anderzijds oververtegenwoordigd in studierichtingen zoals (bio)esthetiek, sociale technische wetenschappen en humane wetenschappen. Onderzoek benadrukt dat traditionele genderopvattingen van de vriendengroep van jongeren een belangrijke factor is in de uitval van meisjes in STEM-richtingen[3].

Hoger onderwijs

In het hoger onderwijs zien we een voortzetting van gegenderde studierichtingen. Vrouwelijke studenten zijn oververtegenwoordigd in opleidingen met betrekking tot onderwijs, zorg, sociaal werk en taal. Bedrijfs- en economische opleidingen alsook exacte wetenschappen zijn dan weer gedomineerd door mannelijke studenten[4].

De tabellen hieronder tonen een overzicht van de genderbalans in verschillende studiegebieden. Zo valt in het hoger beroepsonderwijs op dat slechts 5% van de studenten handelswetenschap en bedrijfskunde vrouw is en mannelijke studenten op hun beurt slechts één vierde van het studenten sociaal-agogisch werk uitmaken. In de professioneel gerichte opleidingen aan hogescholen valt in het bijzonder de oververtegenwoordiging van vrouwelijke studenten op in de opleidingen gezondheidszorg (83%), sociaal-agogisch werk (81%), onderwijs (70%) en in mindere mate ook in architectuur (59%). Mannelijke studenten zijn dan weer disproportioneel aanwezig in de opleidingen nautische wetenschappen (94%), industriële wetenschappen en technologie (81%) en in mindere mate ook in handelswetenschappen en bedrijfskunde (54%). In de academisch gerichte opleidingen aan de universiteiten zijn er meer vrouwelijke studenten in de opleidingen sociale gezondheidswetenschappen, psychologie en pedagogische wetenschappen (83%), dierengeneeskunde (81%), farmaceutische wetenschappen (77%), taal- en letterkunde (76%), biomedische wetenschappen (74%), en in mindere mate ook geneeskunde (61%). Mannelijke studenten zijn op hun beurt oververtegenwoordigd in de opleidingen industriële wetenschappen en technologie (86%), nautische wetenschappen (83%), toegepaste wetenschappen (76%) en in mindere mate ook geschiedenis (66%) en wetenschappen (63%).

Bron tabel: Vlaams Onderwijs in Cijfers: 2019-2020 (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2020, p. 27)

Ook in de lerarenopleiding zien we genderverschillen. In de professionele bachelor lerarenopleiding is maar liefst 70% van de studenten vrouw. In de specifieke lerarenopleiding is dit 65%. Dit vertaalt zich vervolgens ook in de vervrouwelijking van het onderwijs en in een onevenwichtige genderbalans onder leerkrachten in bepaalde studiegebieden in het secundair en hoger onderwijs, zoals talen en wiskunde.

Maar liefst 63% van het personeel in het secundair onderwijs is vrouw. De vervrouwelijking van het onderwijs valt vooral in het buitengewoon secundair onderwijs op, waar 70% van de werknemers vrouw is.

Horizontale segregatie zet zich bovendien ook voort in het academisch onderwijzend of wetenschappelijk onderzoekspersoneel van bepaalde disciplines aan de universiteiten[5]. Dit genderonevenwicht is het meest pertinent in STEM-richtingen[6]. Bovenal valt op dat de vervrouwelijking van het onderwijs, net zoals in de bredere arbeidsmarkt, op een glazen plafond schijnt te stoten vanaf het postdoctoraal niveau. Hierdoor is vooral het personeelsbestand van basis en secundair onderwijs erg vrouwelijk, maar is dit in het academisch hoger onderwijs net omgekeerd. Daarover lees je meer in het subthema over verticale onderwijssegregatie.
 

Bron cijfers: Vlaams Onderwijs in Cijfers: 2019-2020 (Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2020)
[1]
Eurydice, 2010; Van der Vleuten et al., 2016
[2]
Science, Technology, Engineering and Mathematics; van der Vleuten et al., 2018; OECD, 2014; Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, 2012
[3]
van der Vleuten et al., 2018
[4]
OECD, 2019
[5]
VLIR, 2013; 2019
[6]
OECD, 2019


In de pers:

Meer lezen?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek: