Auteur van de eerste Nederlandse historische roman
Margaretha Jacoba de Neufville (1775-1856) is auteur van de eerste Nederlandse historische roman, De Schildknaap (1829). Daarnaast schrijft ze brievenromans met rake observaties van menselijk gedrag.
‘Amsterdam, Maart 1808.
‘Waarom schrijft gij mij niet?’ vraagt gij in uwen laatsten brief. Ik weet het wel, lieve Mina! ik had er reeds eenen van u te beantwoorden: maar ik heb thans wel wat anders te doen dan te schrijven. Mijne moeder is sedert drie weken zeer ziek. In het eerst heb ik hare ongesteldheid weinig geteld, en ben aan mijne gewoonte van zoo vele pretjes als zich opdeden waar te nemen, getrouw gebleven; maar het werd al erger en erger met haar, zoodat ik moest besluiten een weinig meer te huis te blijven, schoon op moeders verzoek Emilia P. hier was komen logeren om haar op te passen.
Aan Emilia is de zorg veel beter toevertrouwd dan aan mij, evenwel heeft deze er altijd zoo veel tegen in te brengen, als ik eens spreek van uitgaan; of, ten einde eene en andere kennissen op te wachten, mij van de ziekenkamer te verwijderen, dat ik niet durf ondernemen het geven van drankjes, het thee schenken, of het aanreiken van drinken na te laten. Met zulke bezigheden slijt ik dan nu mijnen tijd bij dag, ja zelfs somtijds ook des nachts, zoodat ik bijkans geene minuut over heb om iets voor mijn vermaak te doen. Zoudt gij wel gelooven dat ik over deze weinige regels drie dagen geschreven heb? Maar gedurig moet ik de pen nederleggen. O! hoe lang en eenzelvig zijn deze dagen! Ik zet dus ook slechts Maart, want ik weet niet eens aan den hoeveelsten dag dier maand wij zijn.... Daar word ik al weder geroepen. - Vaarwel. Uwe, Karolina M.’
Fragment uit De Kleine Pligten (1824, p. 20, ‘X. Brief: Karolina M. aan Wilhelmina Z. in ’s Gravenhage’)
Margaretha Jacoba de Neufville is de oudste van vier kinderen. Ze groeit op in een gegoed doopsgezind gezin te Amsterdam, met als ouders Elizabeth Barnaart (1747-1794) en David Mattheus van Gelder de Neufville (1751-1814). Haar vader werkt als ‘adjunct-maire’ van Amsterdam (1811) en wordt lid van het ‘Syndicat de Hollande’ (1810-1813).
Over de jonge jaren van Margaretha de Neufville is redelijk veel bekend dankzij haar (ongepubliceerde) autobiografie en dagboek. Zij wordt op jonge leeftijd kreupel, nadat een dienstbode haar ongelukkig laat vallen. Haar vader raadt haar snel aan haar innerlijk te cultiveren, want haar misvormd uiterlijk zorgt er volgens hem voor dat ze ‘niet kan behagen’.
Door de jaren heen realiseert Margaretha de Neufville zich dat ze eerder een in haar ogen ‘mannelijke ziel’ heeft dan een vrouwelijke. Haar vader leert haar vakken zoals geschiedenis, aardrijkskunde, Frans en godsdienst. Wat ze als ‘vrouwelijke kennis’ (dat wat in die tijd aan vrouwen wordt aangeleerd) beschouwd, vindt ze saai, hoe hard haar moeder ook haar interesse probeert te wekken.
de Neufville’s moeder, Elizabeth Barnaart, sterft onverwachts in 1794, waardoor de 19-jarige Margaretha de Neufville de rol van de huisvrouw in het gezin op zich moet nemen. Het blijkt voor haar geen gemakkelijke taak.
In 1814 overlijdt de Neufville’s vader. Op zoek naar een eigen levensvervulling schrijft Margaretha de Neufville een aantal jaar later haar eerste roman, Galerij van beroemde mannen en vrouwen (1821). Ze publiceert het onder het pseudoniem ‘Een vriendin der jeugd’. Daarop volgen een paar andere romans, die ze ook onder pseudoniemen zoals ‘de schrijfster van De kleine pligten’ publiceert. Ter aanvulling van deze baan als auteur, werkt de Neufville als vertaler en schilderes.
Over de laatste twintig jaar van haar leven is veel minder bekend. Wat wel geweten is, is dat Margaretha de Neufville ongetrouwd blijft en overlijdt op 81-jarige leeftijd in 1856 in Spaar-en-Hout.
Margaretha de Neufville wordt bekend dankzij de vierdelige brievenroman De Kleine Pligten (1824), waarin ze de huiselijke verplichtingen van aristocratische vrouwen behandelt. Haar boodschap is duidelijk: deze kleine plichten zijn niet altijd gemakkelijk en onbelangrijk. De auteur zelf heeft dat moeten leren na de plotselinge dood van haar moeder. De Kleine Pligten wordt beschouwd als het meesterwerk van de Neufville. Het is zo succesvol dat het twee keer herdrukt wordt.
Niet minder belangrijk is dat Margaretha de Neufville genoemd kan worden als de auteur van de eerste Nederlandse historische roman. Haar boek De schildknaap (1829) krijgt deze eer. Het verhaal, waarin vrouwelijke personages positief worden uitgebeeld, speelt zich af in het middeleeuwse tijdperk van Graaf Willem II van Holland.
Elisabeth Basmooth (1836), de derde roman van Margaretha de Neufville, wordt met eerdergemengde gevoelens onthaald. Haar tweedelige autobiografie, die tot haar 25ste jaar loopt (1775-1800), schrijft ze in het Frans (net zoals haar dagboek enkele jaren later). Het eerste stuk gaat vooral over feiten, terwijl het tweede deel eerder gevoelens en gedachten behandelt. Zij reflecteert erin over haar positie als onaantrekkelijke gehandicapte vrouw en is daar in zekere zin dankbaar voor.
Als ze een man was, zou ze arrogant, eerzuchtig en waarschijnlijk een libertijn zijn. Als ze een mooie vrouw was, zou ze haar geest niet cultiveren, en sarcastisch en ironisch zijn. Anders gezegd, haar beperking zorgt ervoor dat ze zich superieur en wijzer voelt. Margaretha de Neufville vindt het eerlijke schrijven van haar autobiografie instructief: ze moedigt iedereen aan om dit ook te doen, inclusief huisvrouwen. Deze openhartigheid is bijzonder ongekend in die tijd.
Margaretha de Neufville houdt ook een dagboek bij tussen haar 28ste en 32ste jaar (1803-1807). Tussen de regels door kan hierin worden gelezen dat ze melancholiek is en weinig zelfvertrouwen heeft. Ze vindt zichzelf immers “klein, lelijk en mank” en schrijft dat mensen “niet van haar houden” (Krol, 2012). Ze bespreekt ook haar teleurstellende liefdesleven en beslist zich te richten op haar literaire ambities en het cultiveren van haar geest.
de Neufville ook de auteur van kinderverhalen, waaronder Zes oorspronkelijk Nederduitsche verhalen (1834) en Acht oorspronkelijk Nederduitsche verhalen (1840).