Baanbrekende primatoloog, antropoloog en milieuactivist
De Britse primatoloog en antropoloog Jane Goodall (1934-) mag zich tegenwoordig Dame Jane Morris Goodall, Dame Commander of the Most Excellent Order of the British Empire (kortweg DBE) noemen. Die titels heeft ze te danken aan haar onnavolgbare inzet voor de bescherming van chimpansees. Goodall wordt wereldwijd beschouwd als dé expert als het gaat om deze primaten. Sinds het begin van de jaren zestig bestudeert ze sociale en familiale interacties van wilde chimpansees in Gombe, Tanzania en is ze fervent activist voor de bescherming van chimpansees wereldwijd. Naast haar onnavolgbare inzet voor deze dieren is Goodall ook erg begaan met het groen op onze planeet. Als fervent milieuactivist streeft ze ernaar om in harmonie te leven met de natuur rondom zich. Natuurbehoud en dierenwelzijn zijn dan ook de twee grote waarden die Goodall hoog in het vaandel draagt en met een passie uitdraagt.
Goodall wordt geboren als Valerie Jane Morris Goodall in Hampstead, Noord-Londen. Haar vader is een Engelse zakenman, haar moeder een romanschrijver afkomstig uit Wales. Op een bepaald moment verhuist het gezin naar Bournemouth aan de zuidelijke kust van Engeland. Het ouderlijke huis daar is nog steeds Goodall’s geliefde thuis.
Bron foto: Kristoffer Tripplaar / World Bank
Goodall’s liefde voor mensapen kent haar oorsprong in haar jeugd. In 1936, één jaar na de geboorte van Jane Goodall, wordt een chimpansee geboren in London Zoo. Voor haar eerste verjaardag krijgt Goodall dan ook geen knuffelbeer, maar de dan erg populaire knuffelchimpansee cadeau van haar vader. Peuter Jane Goodall is er zot van. De knuffelaap krijgt de naam “Jubilee” en wijkt niet meer van Goodall's zijde. Ook nu nog heeft Jubilee een vaste plek op haar bureau.
Haar professionele passie voor chimpansees laat echter nog even op zich wachten. De eerste keer dat Jane Goodall naar het Afrikaanse continent reist, in 1957, doet ze dat niet met de idee om onderzoek te doen naar primaten. Meer nog dan de voor haar exostische fauna is het de gevarieerde flora en uiteenlopende culturel die continent Afrika rijk is die haar aanvankelijk lonken.
Zonder universiteitsdiploma of ervaring in de thematiek trekt ze erop uit. Haar eerste stop in Afrika wordt Kenia. Daar komt ze via via in contact met de befaamde Britse paleo-antropoloog en archeoloog Louis Leakey (1903-1972) en de Britse paleo-antropoloog Mary Leakey (1913-1996). De in Kenia geboren Louis Leakey en de in Engeland geboren Mary Leakey zijn op dat moment curators van het Corydon Museum in de Keniaanse hoofdstad Nairobi.
Goodall moet een goede indruk op de Leakeys hebben gemaakt, want niet lang daarna mag ze mee op hun expeditie naar Olduvai Gorge in Tanzania, dat vandaag bekend staat als één van de belangrijkste paleo-antropologische sites ter wereld. Het is daar, in het veld, dat Goodall haar eerste kennis opdoet over primaten en paleo-antropologie. Zoekend naar tekenen van vroegere menselijke beschavingen en omringd door een gigantische hoeveelheid dierlijk leven, ontspringt bij Goodall het idee om onderzoek te doen naar die diersoort die het dichtst bij de mens aanleunt: de mensapen.
Het initiële doel van het onderzoek is niet zozeer om gelijkenissen tussen hedendaagse mensen en mensapen aantonen, maar eerder om linken te leggen tussen mensapen en vroegere menselijke beschavingen.
Wat baanbrekend is aan Goodall’s onderzoek is dat de studie - in tegenstelling tot wat destijds de norm was – geen mensapen in gevangenschap plaatst, maar bestaat uit de observatie van in het wild levende mensapen.
Paleo-antropoloog Louis Leakey slaat de handen in elkaar met drie jonge, vrouwelijke onderzoekers om dit werk in gang te zetten. Jane Goodall lijkt de geschikte kandidaat om de chimpansees te observeren omdat haar blik nog “fris” is (lees: niet bevooroordeeld door de heersende normen die voortvloeien uit jarenlang wetenschappelijk onderzoek, vastgeroest in steeds dezelfde hypothesen en methodieken). Ze trekt erop uit in 1960 en start haar onderzoek. De Amerikaanse primatoloog Diane Fossey (1932-1985) onderzoekt vanaf 1966 gorilla's in Rwanda en de Litouws-Canadese antropoloog en primatoloog Birutė Galdikas reist in 1971 richting Borneo (Indonesië) om er de orang-oetangs te observeren.
Omdat het destijds zeer uitzonderlijk is dat dergelijk belangrijk en grootschalig onderzoek uitsluitend door vrouwen wordt uitgevoerd, worden het baanbrekende trio wel eens neerbuigend de “trimaten” genoemd. Het weerhoudt de vrouwen er echter niet van om één voor één pionierswerk te verrichten in het veld van de primatologie. Het vakgebied blijft tot op de dag van vandaag één van de weinige wetenschappelijke kringen waar overwegend vrouwen aan de slag zijn en het voor het zeggen hebben.
In 1960 is het zover. De dan 26-jarige Goodall start haar onderzoek naar het gedrag van chimpansees in Gombe Stream Chimpanzee Reserve (vandaag Gombe National Park, het kleinste nationale park in Tanzania). Op dat moment is het onderzoek van Goodall absoluut baanbrekend. Zo is het slechts de tweede officiële poging om het gedrag van chimpansees in het wild te onderzoeken; andere studies hadden zich steeds gericht op chimpansees in het wild, wat enerzijds ethische vraagstukken oproept en anderzijds ook een vertekend beeld geeft van het “natuurlijke” gedrag van chimpansees. Daarbij komt dat het Goodall’s Gombe-onderzoek nog steeds loopt: het is wereldwijd de langst lopende studie van een gemeenschap in het wild levende dieren.
In de afgelopen zestig jaar van de studie worden heel wat “eerste observaties” vastgelegd. De meest opvallende observatie blijft de eerste, daar kunnen we niet omheen: het moment waarop Goodall vastlegt dat een chimpansee die ze aan het observeren is gereedschap ontwikkelt om hem te assisteren bij het zoeken naar eten: Goodall ziet hoe een chimpansee een takje afbreekt, het ombuigt en het van overtollige blaadjes ontdoet zodat het net in de ingang van een mierennest past. Et voilà, diner is served. Op het moment van deze ontdekking is men er nog van overtuigd dat enkel mensen in staat zijn gereedschap te maken en te gebruiken. Goodall stelt in haar analyse letterlijk dat chimpansees dit dus ook doen.
Andere belangrijke bevindingen uit het Gombe-onderzoek hebben betrekking op het eetpatroon van de chimpansees, op hun onderlinge communicatie, hun seksuele activiteiten, de band tussen moeder en kind, conflictbemiddeling binnen gemeenschappen en kannibalisme. Daarnaast besteedt Goodall ook veel aandacht aan het observeren en noteren van emoties en tekenen van genegenheid tussen de chimpansees onderling.
Hoe je het ook draait of keert, Jane Goodall doet één van de belangrijkste wetenschappelijke ontdekkingen van de twintigste eeuw. Goodall's bevindingen brengen een revolutie teweeg in ons begrip van mensapen, maar daagt diepgewortelde ideeën uit over wat het betekent om mens te zijn. Talenten en competenties die al eeuwen als eigen aan de mens worden gezien, en daarmee haar superioriteit moest bevestigen, worden door Goodalls observaties plots openlijk in vraag gesteld. Dat kan niet iedereen zomaar aanvaarden.
Al helemaal niet als die ontnuchterende bevindingen nota bene van een vrouw zonder enige relevante academische achtergrond komen, en deze het bovendien erg nauw neemt met de heersende normen over hoe wetenschappelijk onderzoek dient te worden uitgevoerd. Goodall's credentials, onderzoeksmethoden en dus ook bevindingen worden daarop in vraag gesteld.
Bron foto: Kristoffer Tripplaar / World Bank
Goodall opereert in de jaren zestig – een tijdperk voor tweede feministische golf - als vrouw in een onderzoekswereld dat destijds wel degelijk gedomineerd wordt door mannen (in tegenstelling tot vandaag, wat we misschien wel te danken hebben aan het voorbeeld van Jane Goodall?). Destijds houdt de samenleving nog sterk vast aan een stereotiep vrouwbeeld dat de vrouw een plaats aan de haard voorschrijft.
Zelf heeft Jane Goodall altijd benadrukt geen wetenschappelijke ambities te hebben: ze wou naturalist worden, geen wetenschapper. De manier waarop ze haar onderzoek uitvoert wordt in die eerste jaren dan ook fel bekritiseerd.
Haar - voornamelijk oudere mannelijke - collega's in de onderzoekswereld nemen het bijvoorbeeld niet hoog op dat ze haar onderzoeksubjecten een naam geeft, hen omschrijft door middel van “persoonlijkheidskenmerken” en hen bovendien beslissingsrecht, autonomie, vrijheid en emoties gunt.
De enige reden dat Goodall effectief haar doctoraat behaalt aan Cambridge University is precies om haar wetenschappelijke autoriteit te versterken. Haar doctoraat finaliseert ze in 1965 in de ethologie, de studie van het gedrag van dieren, ook wel gedragsbiologie genoemd.
Tegelijkertijd waren er ook heel wat vroege fans van de baanbrekende wetenschapper. De befaamde National Geographic Society is geïntrigeerd door Goodall's initiële bevindingen en besluit in 1961 fondsen te voorzien zodat ze haar onderzoek kan verder zetten.
In 1986 publiceert Goodall The Chimpanzees of Gombe: Patterns of behavior. Dat jaar betekent voor Jane Goodall ook meteen een shift in focus. Ze heeft er meer dan vijfentwintig jaar onderzoek, een doctoraat en het opstarten van het Gombe Stream Research Center opzitten. Het is tijd voor iets anders.
Dat ze zich op activisme en niet verder op onderzoek toelegt, betekent echter niet dat de chimpansees uit Goodall's hart verdwijnen. Een groot deel van haar tijd blijft ze gebruiken om de leefomstandigheden en leefwerelden van chimpansees wereldwijd te verbeteren en te behouden. Dit doet ze zowel voor wilde chimpansees door stropen en ontbossing aan te vechten, maar ook voor zij die in gevangenschap leven door de pleiten voor betere leefomstandigheden en hun uiteindelijke vrijheid.
Goodall pleit openlijk voor het verbeteren van de omstandigheden waarin chimpansees in gevangenschap - denk aan dierentuinen – gedwongen zijn te leven en breekt een lans voor chimpansees die gebruikt worden voor medische testen. Haar pleidooien blijven niet ongehoord: langzaamaan stapt de medische wereld af van testen op mensapen, en waar dat niet zo is, wordt sterk ingezet op verbeterde leefomstandigheden.
In 1977 richt Goodall het Jane Goodall Institute (JGI) op. Initieel om haar onderzoek in Gombe van de nodige internationale steun te voorzien en meer bekendheid te verwerven onder motto “educate the public”. Na tien jaar meet het instituut zich steeds meer een bredere focus aan waarbinnen ook natuurbehoud en het promoten van harmonie tussen mens en natuur een centrale plaats krijgen. Ook zet het instituut zich steeds meer in voor chimpansees buiten Gombe, zowel in het wild als in gevangenschap.
Waar een groot deel van milieuactivisme gericht is op wat landen, regeringen en overheden moeten en kunnen doen, richt Jane Goodall zich met haar instituut net bewust en heel direct tot individuen en gemeenschappen. Rode draad voor geïnteresseerden: wat kan je zelf doen?
Het Jane Goodall Institute gaat prat op een wereldwijdewerking om de filosofie van Jane Goodall - in harmonie samenleven met de natuur rondom ons – steeds verder te verspreiden. De organisatie heeft ook een Belgische tak. De overkoepelende visie:
In navolging van Goodall's werk als primatoloog sensibiliseert de organisatie rond de noodzaak om bedreigde primaten zoals chimpansees te beschermen. Daarnaast worden onder meer (boom)plantacties georganiseerd die ecosystemen genereren en lokale gemeenschappen ondersteunen.
Het empowermentprogramma voor jongeren Roots & Shoots is sinds 1991 een integraal onderdeel van de werking van JGI. Door jongeren concrete handvaten aan te reiken wil Roots & Shoots hen aanmoedigen zich een duurzame levensstijl aan te meten. Naast persoonlijke ontwikkeling wil het programma ook wereldwijd jonge mensen trainen tot de humanitaire leiders die de wereld nodig heeft om een leven in harmonie met de natuur te kunnen verwezenlijken.
Heel bewust brengt Roots & Shoots jongeren van over de hele wereld dichter bij elkaar om van elkaar te leren, te beseffen welke impact er elders is (die je misschien zelf niet meteen ervaart) en om een aanpak in samenwerking verder te stimuleren. Net zoals in Goodalls studie van en omgang met de chimpansees staan ook in het jongerenprogramma van JGI autonomie en zeggenschap centraal.
Jane Goodall trouwt in 1964 met de Nederlandse natuurfotograaf Hugo van Lawick (1937-2002), die ze leert kennen nadat de National Geographic Society hem naar Gombe stuurt om Goodall's werk vast te leggen. Samen krijgen ze een zoon, Hugo, in 1967. Het huwelijk houdt echter geen stand en de scheiding volgt in 1974. Goodall trouwt een jaar later een tweede keer, ditmaal met Derek Bryceson (1922-1980), voormalig directeur van Tanzania's nationale parken.
Niet alleen in haar eigen land, waar ze tot DBE wordt benoemd in 2004, krijgt ze erkenning voor haar onnavolgbare inzet zowel voor het welzijn van primaten als voor natuurbehoud. Goodall heeft wereldwijd heel wat onderscheidingen op haar naam staan, waaronder meer dan vijftig eredoctoraten en onderscheidingen van bijvoorbeeld de Verenigde Naties, maar ook van diverse overheden en lokale instanties. Sinds 2002 is ze UN Messenger of Peace.