Bahareh Goodarzi in samenwerking met Daan Borrel
Baren buiten de box: Over hoe de geboortezorg niet voor iedereen gelijkwaardig is
Amsterdam: De Arbeiderspers, 2024. 224 p.
gynaecologie / lichamelijke gezondheid / geneeskunde / zwangerschap / bevalling
Baren buiten de box geeft inzicht in discriminatie en obstetrisch geweld binnen de geboortezorg in Nederland. In het boek reflecteren verschillende gezondheidsprofessionals binnen de geboortezorg over hun eigen ervaringen en het streven naar een meer rechtvaardige perinatale zorg. Het boek biedt belangrijke inzichten vanuit intersectioneel perspectief, maar slaat af en toe ook de bal mis.
Bahareh Goodarzi (zij/hem/die) is verloskundige, onderzoeker, docent en auteur van het boek Baren buiten de box. Goodarzi start het boek met een kritische reflectie op de eigen geleefde ervaringen en praktijken die hebben bijgedragen aan hun groeiend bewustzijn over de nood voor een meer rechtvaardige geboortezorg:
Daarom pleit Goodarzi in het boek voor een aanpak die rekening houdt met verschillende zorgbehoeftes en een zorgsysteem dat de zorg daarop afstemt. De auteur geeft aan dat sommige zwangeren - zwangeren die niet voldoen aan de heersende normen - structureel slechtere zorg ervaren in vergelijking met zwangeren die ‘in de box’ passen. Dit verklaart meteen ook de titel van het boek: ‘baren buiten de box: over hoe de geboortezorg niet voor iedereen gelijkwaardig is’. Volgende vragen staan centraal in het boek:
Die ‘box’, oftewel het geheel van heersende normen, en de discriminatie die mensen ervaren die niet passen binnen die norm, komen aan bod in de opeenvolgende hoofstukken die onder meer racisme, armoede, genderdiversiteit, en het (gebrek aan) diversiteit in zorgpersoneel binnen de geboortezorg uitlichten. Andere belangrijke hoofdstukken in het boek gaan in op de arbeidsmarkt die geen rekening houdt met personen met een baarmoeder (hoofdstuk 10: de baarmoeder en de werkvloer) en de maatschappelijke kijk op ouderschap, en specifiek de druk op moeders (hoofdstuk 9: opoffering van moeders).
Doorheen het boek legt Goodarzi de focus op Nederland en de Nederlandse context aan de hand van interviews met Nederlandse zorgprofessionals. De auteur geeft aan dat deze focus vrij recent is. Nederlandstalige literatuur rond dit thema is inderdaad niet dik gezaaid. Op regelmatige basis wordt er in het boek dan ook verwezen naar internationaal onderzoek of praktijken. Zo blijkt dat er wereldwijd grote verschillen zijn in het uitvoeren van keizersnedes, maar dat ongelijkheid erg uitgesproken is binnen deze verschillende contexten:
De titel ‘baren buiten de box’ zal in Nederland iets meer ingang vinden dan in België door de keuze voor de term ‘baren’ die in België minder courant is, maar de context en ervaringen die Goodarzi schetst, tonen heel wat parallellen met België. Ook bij ons wordt er weinig data verzameld over, en er is weinig onderzoek naar discriminatie binnen de (geboorte)zorg. Ook in België zijn zorguitkomsten ongelijk en bieden opleidingen weinig kennis en bewustzijn rond diversiteit binnen de geboortezorg. Ook ons land is geëvolueerd naar meer bevallingen in ziekenhuiscontext en de medicalisering van geboortezorg. Bovendien lijkt de strijd voor een meer rechtvaardige geboortezorg in beide landen in de handen van een aantal gemotiveerde professionals te liggen.
Goodarzi benadrukt doorheen het boek meermaals dat discriminatie binnen de geboortezorg een systematisch en institutioneel probleem is:
Op deze manier wordt volgens de auteur de focus van individuele verhalen van mensen die discriminatie ervaren (en de focus op hun individuele situatie te verbeteren) verplaatst naar de structurele aanpak van het identificeren van oorzaken en het aanpakken van discriminatie en onrechtvaardigheid. Om dit te doen pleit de auteur om de verantwoordelijkheid voor discriminatie te leggen bij de instituten en systemen die discriminatie veroorzaken ipv bij de gediscrimineerde:
Volgens Goodarzi doen we dat vooral door bewustwording te creëren en bij vragen te stellen over hoe discriminatie werkt en aan te tonen hoe dit een collectief probleem is dat alle betrokken partijen (zorggebruikers, wetenschappers, zorgprofessionals, wetenschappers, …) beïnvloedt. De auteur geeft aan dat dit ook een reden is om in het boek wetenschappers, zorgprofessionals en beleidsmakers centraal te stellen.
De auteur spreekt zich regelmatig uit over obstetrisch geweld. Zo was ze een van de sprekers op 11 november 2024, de nationale dag van het feminisme. Ook doorheen het boek komt het thema obstetrisch geweld regelmatig aan bod. Dit definieert de auteur als volgt:
Goodarzi wijst op de weerstand vanuit zorgprofessionals ten aanzien van de term obstetrisch geweld, maar benadrukt ook het belang om de term wél te gebruiken en opnieuw het systemische en geïnstitutionaliseerde van obstetrisch geweld te benadrukken.
Voor voorbeelden van obstetrisch geweld verwijst de auteur naar een onderzoek in Nederland waarbij deelnemers aangaven dat ze niet werden gevraagd of zij instemden met het zetten van een knip, onvoldoende op de hoogte werden gebracht van het beleid en hun rechten, en tegen hun wil uitgevoerde medische handelingen na weigering van desbetreffende handeling. “Dit gebeurde bijvoorbeeld bij meer dan de helft van de deelnemers die geen toestemming hadden gegeven voor een vulvair onderzoek en bij één op de vijf deelnemers die geen toestemming hadden gegeven voor het breken van de vliezen” (Bahareh Goordarzi, 2024, p. 49). Goodarzi geeft aan dat één van de problemen is dat de barenden onvoldoende centraal staan en gerespecteerd worden en er te veel (uitsluitende) aandacht is voor de baby.
Het thema obstetrisch geweld vormt een rode draad doorheen het boek: zo wordt er ingegaan op de gewelddadige en racistische aard van de eendenbek en hechtingstechnieken die vaak werden getest op slaaf gemaakte vrouwen, meestal zonder verdoving (p. 74), geïnformeerde toestemming en gedwongen keizersnedes (p. 80), en geweld ten aanzien van transgender en non-binaire mensen in de geboortezorg (hoofdstuk 7 ‘er is meer dan vrouw zijn’). Daarnaast staat het thema centraal in het hoofdstuk ‘als de geboortezorg gewelddadig wordt’ met filosoof en verloskundige Rodante van der Waal. Dit hoofdstuk start met heel wat harde vaststellingen die de situatie omschrijven:
In dit hoofdstuk wordt voornamelijk een filosofisch ethische discussie gevoerd over geboortezorg, die doet nadenken over hoe we kijken naar vruchtbaarheid, baren, geboorte en geboortezorg en hoe deze mee de ervaringen met geboortezorg bepalen. Er wordt onder meer ingegaan op de politisering van baren en hoe politieke en wetgevende kaders mee bepalen wie zwanger kan worden en wie niet: voor wie worden vruchtbaarheidsbehandelingen vergoed? Wie heeft er toegang tot anticonceptie en wie niet? Wie en tot wanneer mag abortus ondergaan? Van der Waal linkt dit aan macht en geweld. Zo wordt er bijvoorbeeld ingegaan op verplichte sterilisatie bij gemarginaliseerde groepen.
Volgens van der Waal is obstetrisch geweld bijna onoverkoombaar:
Van der Waal geeft aan dat zorgprofessionals langzaam gesocialiseerd worden in een heersende cultuur die het normaliseert dat er over de grenzen van zwangeren heen wordt gegaan. Ze koppelt dit aan seksisme en eeuwenoude opvattingen over ‘hysterie’: iemands zelfbeschikking wordt tijdens de zwangerschap en bij het baren in vraag gesteld of over boord gegooid omdat deze in een ‘hysterische’ toestand zou zijn (meer info p. 53-55).
In dit hoofdstuk wordt er ingegaan op één specifiek voorbeeld van obstetrisch geweld: een geforceerd en traumatiserend inwendig onderzoek door een mannelijke arts bij een Moslima. Hoewel het voorbeeld sprekend is, is de titel en beschrijving op meerdere vlakken bedenkelijk: de titel ‘alsof je een verkrachting aanschouwt’ zet sensatie boven sensitiviteit. Het is weinig respectvol ten aanzien van slachtoffers en overlevers van seksueel geweld, noch ten aanzien van gedupeerden van obstetrisch geweld. Daarnaast centreert de bespreking erg de ervaring van de zorgprofessional (in opleiding) en het schuldgevoel dat deze overhoudt aan het niet kunnen (h)erkennen, benoemen en interveniëren bij obstetrisch geweld.
Het boek brengt heel wat kennis rond (discriminatie en geweld in) de geboortezorg in kaart en doet dit op een toegankelijke en zorgvuldige manier. Diversiteit in geboortezorg en inclusie staan centraal zowel dankzij de keuze van de thema's als de systematische strijd voor meer rechtvaardige geboortezorg. Dit toont zich ook in de zorg die er werd gestoken in het doorverwijzen naar verdere literatuur en de erkenning die de auteur geeft aan verschillende feministische en anti-racisme denkers die de basis vormen voor het boek. De focus op het systemische en insitutionele niveau is verhelderend en de auteur en geïnterviewden slagen er in om oog te hebben voor intersectionaliteit: er is aandacht voor ongelijkheid, discriminatie en geweld in de geboortezorg algemeen, én er is oog voor meervoudige vormen van discriminatie die bijvoorbeeld queer personen, geracialiseerde personen en barenden van kleur, en zwangeren die verzoeker zijn van internationale bescherming ervaren. Het boek is om deze redenen een belangrijk pionierswerk in de Nederlandstalige literatuur.
Het is dan ook opmerkelijk en een gemiste kans dat de auteur aangeeft dat er weinig (etnisch-culturele) diversiteit is in de geïnterviewden die aan bod komen. De auteur zegt hierover: “Ik heb bijvoorbeeld mijn best gedaan om meer wetenschappers en beleidsmakers met een niet-westerse migratieachtergrond te interviewen, maar die zijn er simpelweg niet” (p. 171). Daarbij verschuift de onderzoeker de verantwoordelijkheid voor het verzorgen van diversiteit naar de onderzoekssubjecten, en gebruikt deze een veelgebruikt excuus als verklaring. Een samenwerking over de landsgrenzen heen had deze leemte mogelijks kunnen invullen door bijvoorbeeld ook Belgisch gynaecoloog Milie Nwoye of vroedvrouw en coördinator van het expertisecentrum Kraamzorg Hanan Bel Abdeslam, om er maar een paar te noemen.
Tevens worden alle geïnterviewden in hun biografie met hun voor- en achternaam genoemd, met uitzondering van de enige man onder de geïnterviewden Erik Steegers, die enkel met zijn achternaam wordt genoemd, waarmee een veel voorkomende gender bias het boek insluipt. Daarnaast worden er ook heel wat parallelen getrokken met anti-discriminatie en anti-racisme onderzoek die minimum hoogmoedig zijn, en soms onvoldoende geïnformeerd of genuanceerd. Zo gebruikt de Goodarzi hoofdletters om te verwijzen naar mannen en vrouwen. Ze geeft aan hierbij te beroepen op de traditie van Zwarte academici die dit gebruiken om te verwijzen naar Zwart en Wit (zie p. 178 voor meer uitleg). Deze redenering doortrekken naar man en vrouw gaat echter niet helemaal op. Eveneens gebruikt de auteur het woord culturele toe-eigening (wat roots heeft in de anti-racisme beweging) om te verwijzen naar o.a. de medicalisering van geboortezorg, de initieel mannelijk gedomineerde gyneacologie die kennis van verloskundigen - een beroep dat vrouw-gedomineerd is - zich eigen maakten en die recent meer en meer vervrouwelijkt, en het dalende aanzien van het de beroepen. Hoewel de mechanismes correct worden geanalyseerd, is de gebruikte terminologie weinig accuraat. Het gebruik van de term ‘culturele toe-eigening’ is misplaatst: er is geen cultuur die wordt toegeëigend, wel kennis die vooral bij vrouwen zat die door mannen werd gebruikt zonder erkenning. De feministische wet van sullerot - die beschrijft dat hoe meer vrouwen er in het beroep (gynaecologie in dit geval) komen, hoe minder aanzien en (financiële) waardering het geniet - is wel van toepassing maar wordt niet genoemd.
We lezen ook: “In het meeste onderzoek wordt de discriminerende als gedupeerde bestudeerd. er is dan ook weinig bekend over de mogelijke positieve gevolgen van discriminatie. Wat doet systematische achtergesteld en uitgesloten worden bijvoorbeeld met iemands weerbaarheid, en hoe beïnvloedt het de manier waarop mensen omgaan met andere uitdagingen in het leven?” (p. 161). Goede bedoelingen en erkenning van veerkracht van gediscrimineerden ten spijt, is de focus verleggen naar positieve gevolgen van discriminatie eerder bizar: het lijdt de aandacht weg van de strijd voor een meer rechtvaardige geboortezorg en geeft een systematisch discriminerend systeem de tools om de status quo te behouden en te focussen op de ‘veerkracht van gedupeerden’.