In 1880 studeert de eerste vrouw aan de Université Libre de Bruxelles. De Universiteiten van Luik en Gent volgen kort daarna. Deze pioniers zorgen voor een revolutionaire doorbraak: het principieel aanvaarden van het recht op gelijke onderwijskansen voor mannen en vrouwen.
1880 brengt ons Emma Leclercq als de eerste vrouw die zich als student weet in te schrijven aan een Belgische universiteit, de ULB, waarna ook de Université de Liège (1881) en de Universiteit van Gent (Sidonie Verhelst in 1882) volgen. Toch blijven vrouwen aan de Belgische universiteiten witte raven in de decennia die volgen. Het zal nog een hele tijd duren vooraleer de universitaire poorten wagenwijd opengaan voor vrouwen. Aan de Katholieke Universiteit van Leuven duurt het zelfs tot 1920 voor vrouwen zich mogen laten inschrijven.
Leclerq, die kiest voor natuurwetenshappen, maakt later de overstap van de ULB naar de UGent, waar ze de eerste vrouw is die er afstudeert. Ze is ook één van de eerste twee vrouwen met een Belgisch universitair diploma (samen met Jeanne Rademackers, die aan de Universiteit van Luik het diploma apothekersstudies behaalt).
De burgerlijke cultuur van de negentiende eeuw vormt een eerste grote hinderpaal. Het ideaalbeeld van de vrouw als zorgzame echtgenote en toegewijde moeder overheerst. Tegenstanders vinden een opleiding voor vrouwen dan ook niet geschikt voor de maatschappelijke taak die ze te vervullen heeft. Vrouwen moeten vrouwen blijven, een opleiding mag geenszins afbreuk doen aan hun centrale taak als echtgenote en moeder. Vrouwen worden als intellectueel minderwaardig beschouwd en bovendien heeft men schrik dat de toegang van vrouwen tot de universiteiten tot zedenverwildering zal leiden. De eerste vrouwelijke studenten worden dan ook zo ver mogelijk van hun mannelijke collega's vandaan gehouden. De eerste rijen in de auditoria worden gereserveerd voor de 'jonge dames', een gewoonte die tot begin jaren 1960 zal blijven bestaan.
Vooral de gebrekkige voorbereiding op het universitair onderwijs speelt vrouwen parten. Onderwijs voor meisjes wordt eind 19de eeuw als minder belangrijk beschouwd. De eerste middelbare meisjesschool in België wordt pas in 1864 opgericht door Isabelle Gatti de Gamond.
In 1876 stelt de nieuwe wet op hoger onderwijs dat een getuigschrift van middelbaar onderwijs niet noodzakelijk is voor de toelating tot de universiteit. Toch zijn de meeste meisjes, zelfs uit de burgerlijke en intellectuele elite, te weinig voorbereid.
Naast de gebrekkige voorbereiding is het verbod op het uitoefenen van een beroepsactiviteit de belangrijkste rem op de toestroom van vrouwen aan de universiteiten. Een bekend voorbeeld van een vrouw die op dit probleem botst, is Marie Popelin die in 1888 afstudeert als eerste vrouwelijke juriste aan de ULB. Het Hof van Cassatie spreekt zich in 1889 echter uit tegen de eedaflegging van een vrouwelijke advocaat. Een gelijkaardig lot is Isala van Diest beschoren. Zij behaalt in 1879 haar diploma van dokter in de geneeskunde aan de universiteit van Bern nadat ze door de Leuvense universiteit geweigerd werd. Pas in 1884 kan ze een praktijk als eerste vrouwelijke arts in België openen. Om dit mogelijk te maken dient een speciaal Koninklijk Besluit uitgevaardigd te worden.
In 1890 komt er een nieuwe doorbraak: vrouwen krijgen wettelijke toelating tot alle academische graden. Zij krijgen ook de toelating tot het uitoefenen van het beroep geneesheer en apotheker. Uit angst dat deze liberalisering de kwaliteit van het onderwijs zal ondermijnen, wordt het getuigschrift van klassiek humaniora terug verplicht.
De eerste decennia na 1880 is er dan ook niet veel verandering merkbaar. Pas na WOI beginnen de ideeën rond de maatschappelijke positie van vrouwen langzaamaan te veranderen. Dit wordt weerspiegeld in nieuwe hervormingen: de uitbreiding van het middelbaar onderwijs voor meisjes en een versoepelde toegang tot de universiteiten. Door de uitbreiding van het middelbaar onderwijs stijgt de behoefte aan vrouwelijke leerkrachten, wat op zijn beurt resulteert in stijgende inschrijvingen in de faculteiten Letteren en Wijsbegeerte en Wetenschappen.
Universitaire studies blijven echter een voorrecht voor de burgerlijke elite. Het aantal vrouwen blijft beperkt en ook afgestudeerde vrouwen blijven meestal bij de traditionele rol als echtgenote en moeder. Tot begin jaren 1960 overheerst, zeker in Vlaanderen, de opvatting dat vrouwen geen studies moeten beginnen buiten de verzorgende- of opvoedende sfeer. Pas in de loop van de jaren '60 van de 20ste eeuw is er sprake van een vlotte doorstroming van vrouwen aan de universiteiten.
bron afbeelding: Stap voor stap. Geschiedenis van de vrouwenemancipatie in België. Keymolen Denise, Coenen Marie-Thérèse, 1991.: p. 20 - RoSa ex.nr.: FII m/222