hier komen promoties & acties

Thumbnail Willemen

Interview Noëmi Willemen

Noëmi Willemen is geschiedkundige en doet onderzoek naar de historiek van moederen in de twintigste eeuw. Ze is assistant aan de Ecole de Sexologie et Sciences de la Famille (UCLouvain). Daarnaast schrijft en tekent ze over moederen en feminisme op haar Instagramaccount @lecoeuramareebasse. We vroegen haar hoe er vanuit de overheid naar het gezin wordt gekeken en welke invloed dit heeft op ouderschap.

Bron foto: © Alexander Meeus
Bron afbeelding: ©  Noëmi Willemen


Al de hele covid-crisis lang krijgen we met regelmaat te horen dat we onze contacten moeten beperken tot het gezin. Wat betekent die term gezin eigenlijk in een veranderende samenleving?

Ik zie het kerngezin als de unit van waaruit mensen geacht worden zowel betaald werk als onbetaalde zorgtaken te verrichten. Tijdens de lockdowns werden we gedwongen beide taken tegelijk uit te oefenen in setjes van ouders en kinderen die zich samen isoleerden. Er werd gedacht dat men binnen dat kerngezin onverminderd kon doorgaan met zorg dragen voor kinderen, huishoudelijk werk en betaald werk. Toen bleek al snel dat wanneer crèche, school, grootouders en poetshulp wegvallen, het kerngezin als een kaartenhuis in elkaar zakt. Het toont dat het kerngezin, zoals dat vaak door het beleid wordt voorgesteld, een fictie is. Het is een ideaalbeeld gebaseerd op de middenklassedroom die met name na de Tweede Wereldoorlog breder bereikbaar werd. In dat ideaalplaatje werkte de man buitenshuis en deed de vrouw het huishouden. Voor sommige witte middenklassegezinnen functioneerde dat inderdaad zo, maar wat vaak wordt vergeten is dat zij daarbij ondersteund werden door kinderoppassen en huishoudhulpen en een welvaartstaat die dat financieel mogelijk maakte. Die welvaartsstaat is inmiddels in veel landen afgebouwd en je moet al tweeverdieners zijn om rond te kunnen komen. Toch wordt er nog steeds beleid gemaakt rond dat klassieke ideaalplaatje.

We zien ook een toenemend aantal eenoudergezinnen, singles en plusgezinnen. In hoeverre past het beleid zich aan die realiteit aan?

Zulke gezinsvormen komen vandaag vaker voor en zijn zichtbaarder geworden, maar er zijn altijd mensen geweest die niet aan het ideaalbeeld van het kerngezin voldeden. Denk aan zij die nooit in hun leven getrouwd zijn, die een ‘chosen family’ van vrienden hebben, vrouwen die buitenshuis werkten… Mensen hebben altijd voor anderen gezorgd in verbindingen die het kerngezin overstijgen. Daar is nooit veel erkenning voor geweest en dat is nog steeds zo. Denk maar aan de manier waarop co-housing moeilijk gemaakt wordt. Bovendien wordt enkel het witte burgerlijke heterogezin als ideaalbeeld naar voren geschoven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het verhaal van de métissen of recenter: de manier waarop gezinshereniging bemoeilijkt wordt. Wat ook opvalt is dat het kerngezin vaak alleen positief belicht wordt, terwijl het binnen de gezinscontext is dat kinderen de meeste ellende meemaken en dat de meeste moorden op vrouwen plaatsvinden.

Hoe wordt er vandaag vanuit overheden naar ouderschap gekeken?

Het gezin geldt nog steeds als hoeksteen van de samenleving en opvoeding wordt gezien als een belangrijk instrument in de vorming van burgers. Dat is een erfenis van de burgerlijke idealen van de negentiende eeuw, toen er expliciet verwacht werd dat moeders kinderen omschoolden tot burgers die de natiestaat konden dienen en verdedigen. Die burgerschapsvorming was voornamelijk de taak van de moeder, omdat men dacht dat vaders niet de vaardigheden hadden om kinderen op te voeden en beter tot hun recht kwamen op de werkvloer. Dit ouderschapsbeeld is achterhaald, maar omdat het zo vervlochten is met de manier waarop we de ideale staat zien, is het moeilijk af te breken.

Tegelijkertijd wordt ouderschap nu als een heel individuele keuze gezien, waar je grotendeels zelf voor moet opdraaien. Ondertussen wordt de welvaartsstaat verder afgebouwd en wordt er van ons verwacht dat we ons ontplooien tot de beste versie van onszelf, op intellectueel, emotioneel en fysiek vlak; de neoliberale logica daarachter is dat burgers de staat zo min mogelijk mogen kosten. Voor ouders komt daarbovenop de verwachting dat ze de beste ouder moeten zijn. Was het voor onze grootouders vooral van belang dat kinderen goed gekleed en gevoed waren, nu weten we veel meer over hoe kinderen zich ontwikkelen en zijn er allerlei ontwikkelingsdoelen bij gekomen. Je hoeft maar een babywinkel binnen te stappen om je daar bewust van te worden: op elke speelgoedverpakking staan de ontwikkelingsdoelen opgesomd waar het speeltje aan bijdraagt.

Hoe manifesteert die kijk op ouderschap zich vandaag in het beleid? 

Beide elementen, de hoge verwachtingen op het vlak van opvoeding én de individualisering, komen daarin samen. Denk aan de manier waarop er gesproken wordt over kinderarmoede, alsof ouders hun kinderen uit de armoede kunnen “parenten”. Waarom heet dat kinderarmoede en niet gewoon armoede? De ouders zijn immers evengoed arm en lijden daar ook onder. De focus wordt vooral gelegd op wat individuele ouders zouden moeten doen, terwijl er veel minder gekeken wordt naar wat de samenleving kan doen om kinderen waardig te laten groeien, zoals zorgen voor schone lucht en veilige straten. Je ziet de omgekeerde logica, bijvoorbeeld bij de nationale Borstvoedingsweek, waarbij de overheid moeders stimuleert om zo lang mogelijk borstvoeding te geven, want dat zou leiden tot gezondere kinderen die minder zorg kosten aan de staat. Er zijn echter maar heel weinig vrouwen die de kans hebben om hun kind lange tijd borstvoeding te geven, want dat valt niet met hun job te verenigen en ook de overheid biedt geen structurele ondersteuning die dat mogelijk maakt.

Versterken moeders onderling - denk aan de zogenaamde ‘moedermaffia’ op sociale media - de druk op elkaar om de beste moeder te zijn?

Ik zie in de moedermaffia vooral onzekerheid: moeders krijgen telkens de boodschap dat alles perfect moet zijn. Veel moeders voelen zich dan ook constant schuldig. Via sociale media leggen ze hun ouderschap ten beoordeling aan anderen, ze tonen daar hoe zij het doen en vinden daar bevestiging. 

Naast perfecte plaatjes worden er online vol overtuiging opvoedadviezen gedeeld over wel of niet borstvoeding geven, of wel of niet samen met je kind slapen. Ik wil daar niet met de vinger naar wijzen, want de zogenaamde moedermaffia doet daarmee op veel manieren wat er van hen gevraagd wordt. Mensen worden gek gemaakt met het idee dat als je maar zo lang mogelijk borstvoeding geeft je slimmere kinderen krijgt, dus probeer dat dan maar eens niet te doen. Je troost moeders niet door enkel te zeggen dat het allemaal niet zo perfect hoeft, want ze krijgen tegelijk continu de boodschap dat elke kleine handeling heel veel determinerende impact heeft.

Wat we wel kunnen doen om de druk op ouders te verminderen, is zorgen voor een betaalbare en kwalitatieve omkadering. In ons land is bijvoorbeeld één onthaalouder verantwoordelijk voor negen baby’s, peuters en kleuters. Die onthaalouder heeft de handen overvol, krijgt daarvoor een laag loon en heeft vaak zelf ook kinderen. Door te investeren in kinderopvang verbeteren we de levenskwaliteit van kinderen in de opvang, hun ouders, de verzorger én de kinderen van de verzorger.

Hoe kijk je naar de toegenomen aandacht voor parentale burn-out? 

Het beleid is ontzettend gefocust op ouderschap, met name de eerste duizend dagen vanaf de verwekking van het kindje. We weten dat die periode zeer belangrijk is in de ontwikkeling van een kind en dat kinderen nood hebben aan hechting en responsief ouderschap. Maar vaak wordt dat vertaald in verwachtingen rond een intensieve vorm van ouderschap, die vooral veel van moeders vraagt.  Psychologen noemen dat “maternal gatekeeping”, waarbij moeders opvoeding en zorgtaken naar zich toe trekken en controleren. Dat kan je niet los zien van moederschapsideologie: moeders worden nog steeds als de eindverantwoordelijken van de opvoeding gezien. Dat lijkt voor vaders nog iets meer optioneel. Het begint ook al in de zwangerschap en de biologische, hormonale band en de hechting tussen moeder en kind worden als primair gezien, waardoor vaders en anderen vaak vanaf dag één in een louter “ondersteunende” rol zitten.

Psychologen vangen steeds meer signalen op van parentale stress en burn-out en ook in de media is er meer aandacht voor. Ik ben blij dat psychologen dit probleem aankaarten, maar er ontbreekt voor mij contextualisering. Oplossingen moeten niet alleen gezocht worden in de vorm van therapie, maar ook op beleidsvlak. Nu worden problemen rond ouderschap vaak geïndividualiseerd.

Kun je daar een voorbeeld van geven?

“Conner Rousseau lanceerde recent een nieuw voorstel om rechters de macht te geven een baby vanaf de geboorte bij een verslaafde moeder weg te nemen. Dit soort voorstellen grijpen niet alleen enorm in op de fysieke zelfbeschikking van vrouwen, maar gaan ook voorbij aan het feit dat de wachtlijsten in de verslavingszorg nu al zeer lang zijn en dat het onwaarschijnlijk is dat de nodige investeringen in verslavingszorg er komen. Gezinnen onderaan de sociaaleconomische ladder lijden het hardst onder de steeds hogere eisen die aan ouderschap gesteld worden, terwijl de welvaartsstaat afgebroken wordt. Waartoe dat kan leiden, in combinatie met privatisering en een meldingscultuur, toont de Nederlandse toeslagenaffaire, waarbij meer dan duizend  kinderen onterecht uit huis werden geplaatst. Op dit soort ontwikkelingen moet dringend een feministisch antwoord komen, waarbij we de ouders centraal stellen die de minste middelen hebben en op wie de druk het hoogst is. Oplossingen die het leven verbeteren van de poetser die alleenstaande ouder is en moet rondkomen met een loon van €1050, komen uiteindelijk iedereen ten goede.

Zie je zulke gesprekken op gang komen?

Elk jaar is er meer aandacht voor de Women’s Strike. Dat geeft me hoop. Ook zie ik de coronacrisis als een momentum. Het heeft duidelijk gemaakt dat een essentieel deel van de economie structureel ondergewaardeerd wordt. Deze crisis is een zorgcrisis, in de brede zin.

De crisis treft de zorgsector, die al was uitgekleed en enkel wordt gezien als een kostenpost. Daarnaast voorzagen veel politici niet wat de coronamaatregelen betekende voor de zorg voor huishouden en kinderen – het ontbrak hen aan de gegenderde blik die daarvoor nodig is. Heel wat jonge ouders zijn de druk beu en nemen de crisis als aanleiding om te zeggen: dit gaat niet meer. Het is heel moeilijk om oplossingen en antwoorden te formuleren als de politiek de andere kant blijft opgaan, namelijk die van verdere privatisering, maar het begint ermee dat we onszelf fundamenteel herzien als afhankelijke wezens, die allemaal zorg nodig hebben.

Meer weten?

In de pers:

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

#Interview #Ouderschap #Moederschap #Zwangerschap #Genderrollen #Uitgelezen #Winter2021 #RoSaschrijft