hier komen promoties & acties

Sylvia Plath

Iconisch getroebleerd poëet en veelzijdig auteur

De Amerikaanse poëet Sylvia Plath (1932-1963) is een veelbesproken figuur in de literatuurgeschiedenis. Haar korte, getroebleerde leven brengt een overvloed voort aan gedichten, brieven en dagboeken, maar ook een goed ontvangen semi-autobiografische roman: The Bell Jar (1963). Nadat ze zelfmoord pleegt, wordt ze zowel naar voor geschoven als een icoon van de hedendaagse Engelstalige poëzie als van de feministische beweging. Zeer uitzonderlijk wordt haar in 1982 postuum de Pullitzerprijs voor poëzie toegekend, als waardering voor haar literaire werk.


Bron foto: WikiCommons

Reeds vroeg regionale publicaties

Plath wordt geboren op 27 oktober 1932 in de Amerikaanse grootstad Boston. Haar moeder heeft Oostenrijkse roots, haar vader Duitse. Ze is de oudste van twee kinderen. In 1935 vervoegt broer Warren het gezin. De liefde voor poëzie en het schrijven zit er al vroeg in bij Sylvia Plath. Op haar achtste ziet ze haar eerste gedicht gepubliceerd in een regionale krant uit Boston. De jaren daarna volgen geregeld publicaties in regionale kranten en tijdschriften. Reeds op jonge leeftijd houdt ze ook een dagboek bij en schrijft ze brieven. Later zullen ook deze een belangrijke rol spelen in zowel haar auteurschap als haar nalatenschap.

Een week na Plaths achtste verjaardag slaat het noodlot toe. Haar vader overlijdt onverwachts na complicaties bij een voetamputatie (die noodzakelijk was door onbehandelde diabetes). Het gezin van Plath verhuist daarop naar de kleinere stad Wellesley, iets ten westen van Boston.

Studiebeurs als veelbelovende auteur

In 1950, wanneer ze net haar secundair diploma op zak heeft, ziet Plat haar eerste nationale publicatie in de Christian Science Monitor. Nog datzelfde jaar kan ze een opleiding starten aan het prestigieuze Smith College, een particulier universiteitscollege voor vrije kunsten, dat destijds enkel toegankelijk is voor vrouwen. Smith College is gevestigd in Northampton in de Amerikaanse staat Massachusetts, ten westen van haar ouderlijke huis in Wellesley. Plath studeert er Engels en kaapt er de ene na de andere literaire prijs weg. Ook op academisch vlak doet Plath het uitstekend. Ze floreert op Smith College en voelt zich zowel intellectueel als persoonlijk uitgedaagd, zo blijkt uit brieven aan vrienden en familie.

Een andere vrouwelijke auteur betaalt Plaths studiebeurs: de Amerikaans auteur en poëet Olive Higgins Prouty (1882-1974), vooral bekend van haar boek Stella Dallas (1923), is een alumna van Smith College en kent op dat moment een beurs toe aan “veelbelovende jonge vrouwelijke auteurs”. Wat begint als een soort donateur-en-ontvanger-relatie ontwikkelt zich al snel tot meer dan dat. Higgins Prouty groeit door de jaren heen uit tot een hecht vertrouwenspersoon voor Sylvia Plath, niet alleen als medeauteur, maar ook als vriendin. Plath beschouwt haar zo goed als familie. Later zal ze naar Higgins Prouty verwijzen als haar “literaire moeder”.

Halverwege haar opleiding aan Smith College krijgt Plath de kans om als gastredacteur op te treden voor Mademoiselle, een modemagazine gericht op vrouwen met de vestiging in New York. Op het einde van haar academische opleiding ontvangt Plath haar eerste prestigieuze prijs, de Glascock Poetry Prize voor haar gedicht Two Lovers and a Beachcomber by the Real Sea (1955).

Hoogste onderscheiding leidt naar Engeland

In 1955 studeert Plath met hoogste onderscheiding af aan Smith College, met een verhandeling over de literatuur van de Russische auteur Dostoyevsky. Het meesterwerk levert haar een studiebeurs op voor Newnham College, een evenzeer uitsluitend voor vrouwen toegankelijk college aan de Britse Universiteit van Cambridge. In Cambridge ontmoet ze haar toekomstige echtgenoot: poëet Ted Hughes. In juni 1956, slechts vier maanden nadat ze elkaar leerden kennen, stappen de twee in het huwelijksbootje.

De zomer die volgt op hun huwelijk, keren Hughes en Plath terug naar de Verenigde Staten, waar Sylvia Plath vanaf september 1957 les geeft aan Smith College. De combinatie lesgeven en schrijven valt haar echter moeilijker dan gedacht. Anderhalf jaar later zet ze dan ook een stap terug als docent en verhuist het koppel naar Boston, waar Plath het schrijven probeert te combineren met een baan in een psychiatrisch ziekenhuis. Ook dit is geen eindstation. Eind 1959 verhuizen Hughes en Plath terug naar Engeland. Ditmaal vestigen ze zich in Londen. Een jaar later volgt een eerste kind, dochter Frieda, alsook Plaths eerste volwaardige collectie van gedichten, The Colossus and Other Poems (1960).

Wat volgt is een erg tumultueuze periode. Plaths tweede zwangerschap eindigt in 1961 in een miskraam. Niet veel later volgt een nieuwe verhuis, ditmaal naar een kleine stad in het meer landelijke Zuid-Westen van Engeland. Begin 1962 wordt zoon Nicholas geboren. Nog datzelfde jaar ontdekt Plath dat haar man een affaire heeft, en tegen september van datzelfde jaar wonen zij en Hughes niet meer samen.

Een laatste productief jaar als auteur

Tussen oktober 1962 en februari 1963 schrijft Sylvia Plath de meeste gedichten waarop haar reputatie als auteur nu berust. Ze omschrijft de periode zelf als een “grote uitbarsting van creativiteit”. Vooral in die laatste maanden schrijft ze gedicht na gedicht na gedicht. Ze lijkt niet te stoppen.

Vanaf december 1962 neemt Plath, samen met haar dochter en zoon, intrek in een appartement in Londen, weg van haar man. Wat volgt is een ijskoude winter, waar depressie steeds om de hoek leunt. De lange tijd die binnen wordt doorgebracht, maakt haar depressief, maar doet Sylvia Plath wel blijven schrijven. In januari 1963 maakt ze nog net de publicatie mee van haar enige roman, The Bell Jar (1963). Ze brengt het semi-autobiografische boek uit onder het pseudoniem Victoria Lucas.

Pionier van de confessionele poëzie

Vandaag is Sylvia Plath voornamelijk bekend als auteur van The Bell Jar (1963), maar in eerste instantie gaat de publicatie van het werk zonder veel fanfare voorbij. Het is vooral dankzij de postume publicatie van de gedichtencollectie Ariel (1965) dat haar naam op de voorgrond treedt. De gedichten zijn vanuit een persoonlijk standpunt opgesteld en markeren mee de opkomst van de zogenaamde confessionele poëzie, waarvan Plath zal uitgroeien tot één van de grote namen. Het is door de populariteit van Ariel (1965) dat ook haar andere werk (her)ontdekt en gewaardeerd wordt door een breder publiek.

Sylvia Plath spreekt zich meermaals - bijvoorbeeld in radio-interviews - enthousiast uit over poëzie die handelt over de innerlijke strijd en zowel privé- als taboeonderwerpen aankaart. Daarnaast hecht ze er veel belang aan dat er een link wordt gelegd met wat ze “de belangrijke dingen in het leven” noemt. De samenkomst van deze twee overtuigingen zie je voornamelijk terug in haar laatste gedichten: ze beschrijft een innerlijke strijd die een universele lezing kan hebben en die niet enkel persoonlijke maar ook wereldlijke problemen aankaart en in vraag lijkt te stellen.

De literatuur die Plath voortbrengt tijdens het laatste jaar van haar leven heeft in de decennia na haar dood over het algemeen het meeste aandacht gekregen. Ook haar eerdere werk mag in literaire waarde echter niet onderschat worden. In het merendeel van haar werk is goed te zien hoe gelukkigere periodes zich bij Sylvia Plath constant afwisselen met moeilijkere periodes: zelf als er geluk en blijdschap in haar poëzie terug te vinden is, blijft er een donkere ondertoon voelbaar.

Sylvia Plath: feminist, literair icoon, mythe

Na haar overlijden ontstaan er, door de postume roem die de jaren na haar overlijden kenmerkt, diverse mythes over Sylvia Plath. Over haar poëzie, haar leven, haar mentale gezondheid, haar dood, over ... alles eigenlijk. Ze wordt zowel voorgesteld als de “godin van de hedendaagse Engelse poëzie” en als “een kwade jonge vrouw” die vervolgens als een icoon wordt toegeëigend door de feministische beweging. Dat laatste is ook niet zo vreemd, aangezien Plath leeft en schrijft in de periode waarin de tweede feministische golf haar ontstaan en opmars kent.

Postume biografieën focussen vaak op hoe Plath enerzijds haar plaats opeist als “vrouwelijke auteur” en anderzijds in haar werk ook aandacht heeft voor het uitdagen en aankaarten van genderstereotypen. Latere feministische besprekingen van Plaths leven en werk nemen een meer kritisch standpunt in. Ook vanuit intersectioneel onderzoek komt kritiek op Plaths werk als “toonbeeld van de witheid van het tweede golffeminisme”.

De veelheid aan literair materiaal die ze publiceert, de literaire kwaliteit ervan, alsook het roldoorbrekende, maar ook haar persoonlijke leven dat de ene keer gelukzalig en de andere keer een en al doem lijkt, maken van Plath een ideale focus van biografen. Verschillende “Sylvia Plaths” zijn zo door de jaren heen geconstrueerd. Wij proberen ons in dit portret te houden bij noties die door meerdere bronnen bevestigd worden, én - misschien nog belangrijker - die enige feministische kritiek hebben doorlopen.

Ook Plaths literaire werk heeft verschillende lezingen doorstaan in de zoektocht naar “betekenis” en “doel”. Als conclusie volgen we graag het besluit van auteur John Gill in zijn The Cambridge Companion to Sylvia Plath (2006, p. xv) wanneer hij het heeft over de betekenis van de gedichten van de hand van Plath:

"What 'they' speak, I would, contend, depends on who is listening and when, how and why they are read.

Depressies en uiteindelijk zelfmoord

Op 11 februari 1963 pleegt de dan dertigjarige Sylvia Plath zelfmoord in haar huis in Londen. Haar lichaam wordt gevonden met haar hoofd in de oven en het gas aan. De kamer heeft ze verzegeld met onder andere tape en kledij zodat er geen gas kan ontsnappen naar andere kamers (haar kinderen slapen op dat moment boven) en zodat geen verse lucht in de keuken kan komen. Hoewel ze op dat moment ook pijnstillers neemt, sterft ze uiteindelijk aan CO-vergiftiging.

Het is niet de eerste keer dat Plath een einde aan haar leven probeert te maken. Zo zou ze reeds in 1953 een overdosis slaappillen nemen in haar ouderlijke huis. In de zomer van 1962 rijdt ze zich opzettelijk van de weg in een rivier in een poging haar leven te nemen. Tussen deze pogingen door leeft Plath in een constante overgave aan depressies en goede momenten die elkaar afwisselen. In de periode van 1953 tot 1962 krijgt ze te maken met slapeloosheid, zelfmoordgedachten, onrust en gewichtsverlies. Hiervoor neemt ze veel medicatie. Ook probeert ze psychoanalytische therapie en elektroconvulsietherapie. Dat laatste is een behandeling waarbij een stroomstoot door het hoofd wordt gegeven, waardoor een epileptische aanval in gang wordt gezet, een methode die destijds wel vaker wordt ingezet om specifieke psychiatrische klachten te behandelen.

Niet enkel op literair vlak kan Plath het uitstekend met haar “literaire moeder” Olive Higgins Prouty vinden; ze herkennen elkaar ook op het vlak van mentale zorgen. Higgins Prouty helpt Sylvia Plath  met de financiële kosten van Plaths ziekenhuisopname na de zelfmoordpoging in 1953 en is haar leven lang Plaths voornaamste steun en toeverlaat in moeilijkere momenten. Higgins Prouty deelt Plaths ervaring met mentale inzinkingen en lijkt haar dan ook beter dan wie ook te begrijpen.

Sylvia Plath effect

De Amerikaanse psycholoog James C. Kaufman, die voornamelijk onderzoek doet naar creativiteit, oppert in 2001 dat poëten gevoeliger zouden zijn voor mentale kwalen dan andere creatieve auteurs. Deze bevinding doopt hij het Sylvia Plath effect. Kaufman gaat nog verder: vrouwelijke poëten zouden nog vatbaarder dan hun mannelijke collega's. Dit sluit aan bij diepgewortelde genderstereotypen met betrekking tot de zogenaamde vrouwelijke nervositeit.

Postume Pulitzerprijs voor poëzie

Hoewel Sylvia Plath als poëet reeds tijdens haar korte leven door zowel Amerikaanse als internationale kenners wordt geprezen, wordt haar werk vooral na haar dood gevierd. Haar grootste succes zal Plath dus zelf niet meemaken. Pas na haar dood wordt Plaths enige gepubliceerde roman, The Bell Jar (1967), heruitgegeven onder haar naam.

In 1982 wordt de Pullitzerprijs voor poëzie postuum toegekend aan Sylvia Plaths The Collected Poems (1981). Een betekenisvolle geste, aangezien de Pullitzerprijzen maar zelden postuum worden toegekend.

Plath leeft kort, maar laat heel wat literatuur achter die tot lang na haar overlijden resonantie kent.

   

Meer lezen?

Boeken in de RoSa-bibliotheek:

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek: