Het eerste weekend van maart luidt een lang verwacht nieuw wielerseizoen in. Een feit dat nooit onopgemerkt blijft in een koersgek land als het onze. Het regent prognoses; een beetje koersfanaat wordt bestookt met apps die je uitnodigen om je eigen ploeg samen te stellen; Michel en José printen deelnemerslijsten af en oefenen hun uitspraak van lastige rennersnamen. Wie het allemaal volgt stelt al snel vast dat al die gretige bedrijvigheid in hoofdzaak mannen betreft. Natuurlijk wil een beetje wielersportliefhebber weten welke wedstrijden Sagan, Alaphilippe en Van Avermaet rijden. Maar waar zijn de koersende vrouwen? Waarom krijgen we geen voorspellingen over de kansen van Van der Breggen, Blaak en Siggaard? Hoe komt het dat er in een koersminnend land als België nauwelijks aandacht en interesse bestaat voor het vrouwenwielrennen? En waarom hebben we maar 15 Belgische vrouwen aan de start in een wedstrijd op eigen bodem met 206 deelnemers?
Pas in 1958 werd er een wereldkampioenschap wielrennen voor vrouwen georganiseerd, 31 jaar na het eerste WK voor mannen. Van de eerste tien edities werden er maar liefst 4 gewonnen door de Belgische Yvonne Reynders. In een land met evenveel kermis- en dorpskoersen als cafés moesten die overwinningen wel tot een ongezien enthousiasme voor het vrouwenwielrennen leiden, zou je denken. Helaas. Reynders en haar generatiegenote Victoire Van Nuffel bleven uit de spotlights koersen, voor een pak waspoeder of een tafelkleed.
Terwijl het vrouwenwielrennen elders, in landen als de VS, Canada, Australië, Zweden en Nederland een inhaalbeweging maakte onder impuls van de tweede feministische golf van de jaren zeventig, bleef het wielrennen in ons land een zaak van Flandriens, knoestige en robuuste kerels, met armen als sloophamers die met gekromde rug over de Vlaamse kasseien dokkerden. Niks voor vrouwen dus. In Vlaanderen kwam er pas in de jaren ’60 van de 20ste eeuw een eerste officiële vrouwenploeg. Het was überflandrien Briek Schotte die zijn schouders zette onder de Flandria-damesploeg.
In diverse landen met een minder rijke wielergeschiedenis sprongen tal van meisjes op de fiets en werd daar al vrij snel slim op gereageerd, met meer wedstrijden, sponsoring en professionele begeleiding. Geen wonder dat de grote vrouwennamen in de wielersport Nederlandse, Britse, Zweedse, maar geen Belgische namen zijn. Terwijl Leontien Van Moortsel het vrouwenwielrennen in Nederland een boost gaf, reed onze eigen Heidi Van de Vijver zo goed als onbekend aan de top van het Belgische vrouwenwielrennen. Pas toen ze geselecteerd werd voor de Olympische Spelen in Atlanta van 1996, mocht ze voor het eerst een fysieke test afleggen om haar vetpercentage, wattage en hartslag te meten. De Belgische Wielerbond had dat soort medische omkadering nooit nodig geacht.
Geen wonder dat de instroom van jong vrouwelijk wielertalent blijft haperen te midden van zoveel desinteresse. Er valt bij vrouwelijke renners dan ook weinig positiefs te horen over de Belgische Wielerbond. Meisjes die willen koersen komen meestal in aanraking met het wielrennen via familie of kennissen, niet omdat er een stevige jeugdwerking en scouting bestaat. Dat er nauwelijks vrouwen te vinden zijn in de bestuursorganen van de bonden helpt ook niet meteen.
Media-aandacht is een cruciale factor in het professionaliseren van eender welke sport. Geen sponsoring, en dus geen middelen zonder persaandacht. Dat het vrouwenwielrennen stiefmoederlijk wordt behandeld door de sportpers (waar het zoeken is naar een schaarse vrouwelijke sportjournalist) heeft dan ook een enorme impact op de omkadering. Professionele teams uitbouwen en wedstrijden organiseren kost nu eenmaal geld. Bovendien helpt media-aandacht voor traditioneel mannelijke sporten als wielrennen en voetbal meisjes warm maken voor de sport. Na de live uitzending van een aantal interlands van de Red Flames rees het aantal meisjes die wilden aansluiten bij een voetbalclub tot ongekende hoogte. Rolmodellen werken.
Een anekdote: Daags na De Ronde van Vlaanderen pakte de Nederlandse Volkskrant uit met een opmerkelijke cover van hun papieren editie: in het groot de vrouwelijke Nederlandse winnares Anna van der Breggen, en daarnaast, veel kleiner, de mannelijke Nederlandse overwinnaar Nikki Terpstra. In Extra Time Koers op Canvas kwam de cover ter sprake. De vijf mannelijke gasten waren unaniem van oordeel dat "de slinger doorgeslagen is" en "dat ze de twee overwinnaars dan op z’n minst even groot hadden moeten afbeelden". Alsof een extra grote foto van Anna van der Breggen (een topatlete en een zegen voor het vrouwenwielrennen) tot minder zichtbaarheid of populariteit voor de mannen zou leiden.
Gelukkig is er ook goed nieuws: de jongste jaren zien we meer en meer positieve initiatieven en impulsen die het vrouwenwielrennen in België en daarbuiten vooruit helpen. Vrouwenwielrennen wint aan populariteit, ook in Vlaanderen. Het aantal vrouwen dat zich aansloot bij een wielerclub is de afgelopen vijf jaar bijna verdubbeld. Om het vrouwenwielrennen een boost te geven werden in 2018 ook een aantal reglementswijzigingen, een nieuwe wedstrijdformule voor de jeugdcategorie en de creatie van een nieuwe categorie interclubwedstrijden voor vrouwen ingevoerd. Er werden vorig jaar voor het eerst drie vrouwenkoersen live uitgezonden op televisie. De mannen- en vrouwenploegen worden sinds kort samen aan het publiek voorgesteld voor de start van de wedstrijd.
De wieleragenda voor de vrouwelijke profrenners breidt verder uit. Door de jaren heen zijn er steeds meer koersen bijgekomen. De Waalse Pijl blijkt op dat vlak een ware pionier. De wedstrijd is dit aan zijn 22ste editie voor vrouwen toe. Sinds 2004 bestaat ook De Ronde van Vlaanderen voor vrouwen. Recenter volgden ook de Strade Bianche (2015), de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik (2017) en de Brabantse Pijl (2018). Ook het aanbod ploegen bij de vrouwen elite en in de diverse jeugdcategorieën zit in de lift. Topploegen als Trek, Movistar, Astana, Sunweb, FDJ en Mitchelton-Scott hebben intussen ook een vrouwenploeg.
Vrouwelijke wielrenners kunnen sinds vorig jaar beroep doen op een eigen vakbond. The Cyclists' Alliance, een initiatief van ex-wielrenner en ploegleider Iris Slappendel, wil werk maken van meer veiligheid in het peloton en verdere professionalisering. Uit onderzoek van 'The Cyclists' Alliance' blijkft dat 46,9% van de wielrensters jaarlijks 5.000 euro of minder verdient. 17,5% zou zelfs helemaal niks verdienen. Er zou ook een manifest gebrek zijn aan juridische bijstand.
Toch valt er nog heel wat aan de weg te timmeren. Het blijft wachten op een Parijs-Roubaix en een Ronde van Frankrijk voor vrouwen. Toppers als Ellen Van Dijk, Anna van der Breggen en diverse collega’s lieten al vaak optekenen dat ze die wedstrijden maar al te graag zouden rijden.
Vrouwelijke renners die zich voor de start van De Omloop in de kofferbak van een busje moeten omkleden, we zien het bij de mannen niet gebeuren. Dat er inzake professionalisering nog een hele weg af te leggen valt in België, zoveel is duidelijk. In buur- en fietsland Nederland staan ze al stappen wat verder. Voor meisjes die willen fietsen bestaan er dezelfde structuren als voor jongens.
Vrouwelijke winnaars krijgen in onze sportpers nog steeds hooguit een kleine vermelding, onderaan de pagina’s, en wat de live-uitzendingen betreft moeten we ons tot nader order tevreden stellen met een drietal wedstrijden. Een euvel dat eenvoudig op te lossen valt, volgens Jolien D’hoore:
"De eerste 150 kilometer bij de mannen gebeurt er amper iets. Vul die saaie uren op met de finale van de dames. Opgelost. Wij starten met plezier een uur vroeger."
De Internationale Wielerunie (UCI) maakt momenteel gebruik van gelijk prijzengeld voor mannen en vrouwen in wereldkampioenschappen en wereldbekerevenementen, maar vrouwelijke renners krijgen nog steeds geen basisloon, in tegenstelling tot de mannen. Prijzengeld bij wedstrijden komt namelijk bovenop het salaris, dat bij de mannelijke profs een prima salaris is, bij de vrouwen veelal net voldoende om de kosten te dekken. UCI-voorzitter Lappartient was dat betreft duidelijk:
“Ik wil dat vrouwelijke wielrenners meer erkend worden en beter betaald worden. Twee derde verdient jaarlijks minder dan 10.000 euro. Dat is onacceptabel. Ik wil dat elke organisatie een mannen- en vrouwenkoers heeft. Bovendien hebben we nood aan een rittenkoers die wereldwijd uitgezonden wordt. Er is bijvoorbeeld geen equivalent van de Ronde van Frankrijk. Het probleem is echter dat de basis van de piramide niet breed genoeg is. We moeten de deelname van het aantal vrouwen verder ontwikkelen.”
Dat er altijd minder aandacht is geweest voor vrouwensporten dan voor mannensporten, is historisch te begrijpen. Zo gek lang is het niet geleden dat vrouwen niet eens mochten sporten. Natuurlijk is er een inhaalbeweging nodig. Die vraagt niet alleen tijd, maar ook inspanningen, goede wil en een betere vertegenwoordiging van vrouwen op alle niveaus in de sport.