Chiara Piazzesi
The Beauty Paradox: Femininity in the Age of Selfies
New York: Rowman & Littlefield, 2023. 273 p.
sociale media / lichaam / lichaamsverzorging / loopbaan / stereotypen / uiterlijk
In het boek The Beauty Paradox: Femininity in the Age of Selfies (2023) onderzoekt socioloog en professor Chiara Piazzesi hoe vrouwen omgaan met paradoxale schoonheidsnormen. Zo wordt wel verwacht van vrouwen dat ze mooi zijn, maar mag je er niet teveel tijd aan besteden; dan worden ze al gauw ijdel beschouwd. Voor haar doctoraatsonderzoek onderzoekt Piazzesi deze, en nog drie andere paradoxen. Aan de hand van interviews met elf Canadese vrouwen en een collectie van hun selfies toont ze hoe de huidige schoonheidscultuur de ongelijkheid tussen vrouwen en mannen mee in stand houdt.
Piazzesi opent haar boek met een anekdote van een student die stelt dat mooi gevonden worden een positieve impact heeft op haar humeur en academische productiviteit. Hoewel veel vrouwen zich daarin herkennen, is dit onderzoek een van de eerste die het als sociologisch relevant beschouwt.
In het eerste hoofdstuk onderscheidt Piazzesi vier schoonheidsparadoxen die worden versterkt door ongelijke machtsrelaties gebaseerd op identiteitsverschillen inzake ras, genderidentiteit, inkomensklasse, lichaamsbouw en leeftijd: de waardeparadox, de authenticiteitsparadox, de ‘power paradox’ en de toewijdingsparadox. De daaropvolgende hoofdstukken belichten een aantal domeinen waarbinnen de paradoxen zich manifesteren: authenticiteit en al dan niet natuurlijke schoonheid en wellnesspraktijken (hoofdstuk 2), toewijding en investering in het nastreven van schoonheidsnormen (hoofdstuk 3), tijd, ouderdom en moederschap als beperkingen op het kunnen benaderen van schoonheidsnormen (hoofdstuk 4), de impact van zogenaamd pretty privilege op werk en sociaal leven (hoofdstuk 5), en selfies en de digitale wereld (hoofdstuk 6).
Het onderzoek richt zich op de ervaringen van elf vrouwen die relatief van elkaar verschillen in termen van leeftijd, inkomensklasse en - in mindere mate - lichaamsbouw. Op andere, cruciale vlakken ontbreekt echter diversiteit: tien van de vrouwen zijn wit, allemaal zijn ze heteroseksueel, en identiteitskenmerken zoals (zichtbare) handicaps en religie blijven buiten beeld. Ze wonen bovendien allemaal in Montréal, Canada, een multiculturele hoofdstad die Piazzesi in haar onderzoek generaliseert tot ‘het westen’. Piazzesi verdedigt haar relatief eenzijdige onderzoeksgroep door te wijzen op het voordeel van steekproefhomogeniteit: doordat de deelnemers sterk op elkaar lijken, wordt ruis verminderd en kunnen effecten of verbanden in het onderzoek duidelijker naar voren komen. Omdat het westerse schoonheidsideaal nu eenmaal wit, slank, heteroseksueel en van hogere klasse is, geeft Piazzesi aan in eerste instantie onderzoek te willen doen naar de ervaring van vrouwen die binnen dit plaatje passen. Volgens de auteur is het daarnaast interessant om te onderzoeken hoe deze vrouwen zelf het gebrek aan diversiteit binnen het schoonheidsideaal ervaren - al blijft ook die analyse grotendeels beperkt tot leeftijd, klasse en lichaamsbouw. Juist omdat datzelfde schoonheidsideaal geracialiseerd is en doordrenkt met ableïsme, zou een meer diverse groep participanten het onderzoek kunnen verrijken. Tot slot focust Piazzesi op vrouwen die regelmatig of zelfs professioneel selfies nemen, wat vrouwen uitsluit die hier (bewust) niet mee bezig zijn of die hier niet aan kunnen deelnemen.
In deze bespreking lichten we kort de vier centrale paradoxen toe die Piazzesi onderscheidt.
De eerste paradox die Piazzesi bespreekt, is de dubbele seksuele moraal die leeft in de westerse samenleving: vrouwen worden geacht sex appeal uit te stralen en ernaar te (willen) streven het object van andermans verlangen te zijn, maar zonder zelf seksueel verlangen te tonen. Dat laatste lokt namelijk slutshaming uit en doet hun zogenaamde waarde weer dalen. Piazzesi werkt deze waardeparadox verder uit aan de hand van de intersectie tussen moederschap en vrouwelijke seksualiteit. Zo stelt ze dat aantrekkelijke, ‘vrouwelijke’ vrouwen in de belangstelling staan — totdat ze moeder worden. Dan slaat de waardering om: moeders worden bekritiseerd als ze nog steeds tijd, energie en geld investeren in hun uiterlijk. Op die manier verliezen ze, volgens Piazzesi, hun status als begeerlijke vrouwen. Moederschap lijkt zo te betekenen dat een vrouw van de seksuele markt verdwijnt en zodus haar ‘waarde’ verliest. Tegelijkertijd merkt Piazzesi op dat seksualiteit voor moeders de laatste jaren weer enigszins wordt toegelaten, onder invloed geseksualiseerde representatie van vrouwen als MILF (“Mother I’d Like to Fuck”). Toch blijft ook hier een paradox bestaan: MILFs moeten niet alleen voldoen aan specifieke schoonheidsidealen (zoals slank en verzorgd zijn), maar ook de rol van zorgzame moeder perfect vervullen.
Zoals de titel van het boek al doet vermoeden, onderzoekt Piazzesi aan de hand van selfies wanneer de elf vrouwen zich aantrekkelijk voelen en hoe ze omgaan met ongeschreven schoonheidsnormen. Socio-culturele en normatieve kaders beïnvloeden waar, wanneer en waarom vrouwen selfies nemen, alsook de zichtbaarheid en maatschappelijke waarde van vrouwen online en offline. Piazzesi stelt dat vrouwen bij het nemen van selfies opnieuw geconfronteerd worden met een waardeparadox. Enerzijds krijgen ze binnen body-positive discoursen en #nofilter trends op sociale media te horen dat ze zichzelf mooi mogen vinden zoals ze zijn en dat zelfliefde een feministische daad is. Anderzijds worden ze vaak als narcistisch weggezet wanneer ze zelfliefde tonen via selfies op sociale media.
In het huidige schoonheidsideaal ligt de nadruk op een gezonde, “natuurlijke” schoonheid. Ook een aantal van de geïnterviewde vrouwen vindt het belangrijk om goed voor hun lichaam te zorgen, zowel door gezond te eten en te sporten als door natuurlijke gezichtsverzorging te gebruiken, omdat dat zou leiden tot een gezond en mooi uiterlijk. Ze keuren niet-authentieke schoonheidspraktijken, zoals cosmetische chirurgie, eerder af. Piazzesi wijst erop dat dit idee van natuurlijke schoonheid doordrongen is van wat zij de authenticiteitsparadox noemt: “for all the references to an unmediated expression of individual selfhood, natural beauty is in fact scrupulously policed” (p. 61). Ze haalt als voorbeeld de ‘no make-up make-up’ look aan, waarvoor gemiddeld 12,4 producten en 8,4 stappen nodig zijn. Tegelijk worden bepaalde ‘onnatuurlijke’ schoonheidspraktijken — zoals het scheren van lichaamshaar — algemeen aanvaard, zelfs door vrouwen die ‘natuurlijkheid’ promoten. Ook dat wijst volgens Piazzesi op de tegenstrijdigheden binnen het discours.
In het laatste hoofdstuk legt Piazzesi opnieuw de link met selfies. De meeste vrouwen in haar onderzoek verkiezen ‘authentieke’, ‘natuurlijke’ selfies boven bewerkte beelden met filters. Ze streven ernaar een online persona te tonen dat in lijn ligt met wie ze zijn in het dagelijkse leven - ‘normaal’, herkenbaar, en vergelijkbaar met andere vrouwen. Vaak schuilt achter die schijnbare vanzelfsprekendheid echter veel tijd en moeite. Sommige participanten nemen extra tijd om zich op te maken voor een geplande fotoshoot; anderen gebruiken professionele camera’s, statieven en timers om de juiste selfie te maken.
Piazzesi noemt hierbij de sociale media trend #thatgirl. Hoewel deze trend zogenaamd draait om authenticiteit en zelfliefde, blijkt ze in de praktijk onbereikbaar voor veel vrouwen. Niet alleen door het gebrek aan diversiteit, maar ook door de vele verwachtingen die erbij komen kijken, zoals dagelijkse ochtendworkouts en een constant ‘perfect’ uiterlijk.
In het hoofdstuk over werk en sociaal leven onderzoekt Piazzesi hoe en wanneer de vrouwen ‘pretty privilege’ ervaren. Uit de interviews blijkt dat schoonheid, in combinatie met een charmante persoonlijkheid, vrouwen bepaalde voordelen oplevert, zoals vlottere sociale interacties en carrièremogelijkheden. Dat geldt niet alleen voor hoge functies: ook in minder prestigieuze sectoren leren vrouwen al snel welke stijl of uitstraling in de smaak valt, en hoe ze zich daaraan kunnen aanpassen, zodat ze daar de vruchten van kunnen plukken.
Toch heeft het benaderen van de geldende schoonheidsnormen ook een keerzijde. Zo melden verschillende vrouwen dat ze te maken krijgen met seksistische opmerkingen of zelfs grensoverschrijdend gedrag. Piazzesi past hier haar idee van de power paradox op toe en stelt dat “any attempt to use attractiveness as a power can have a disempowering effect on women” (p. 132). Schoonheid kan dus een vorm van macht lijken, maar maakt vrouwen tegelijk kwetsbaar. Vooral op de werkvloer - en des te meer in door mannen gedomineerde sectoren - worden vrouwen die voldoen aan het schoonheidsideaal sneller gezien als ‘niet competent’. Ze krijgen eigenschappen toegeschreven die aansluiten bij genderstereotypen, waardoor hun professionaliteit en zelfstandigheid in twijfel worden getrokken.
Streven naar het westerse schoonheidsideaal vraagt tijd, energie en vooral: voldoende financiële middelen. Volgens Piazzesi zijn vrouwen in theorie vrij om zelf te kiezen hoeveel ze in hun uiterlijk willen investeren. In de praktijk wordt die vrijheid echter beïnvloed door de culturele context en de directe sociale omgeving, maar maatschappelijke ongelijkheden zoals economische ongelijkheid en levensomstandigheden zoals ouderschap.
Tien van de geïnterviewden geven aan dat ouder worden de grootste hindernis is. Hoewel dat proces onvermijdelijk is, zet het hen ertoe aan om nog meer tijd en geld te steken in schoonheidspraktijken die de veroudering zouden moeten vertragen. Die investeringen leggen opnieuw druk op hun tijd en budget. Piazzesi noemt dit de toewijdingsparadox: vrouwen kunnen nooit genoeg doen om aan het steeds veranderende schoonheidsideaal te voldoen. Tegelijk mogen ze er ook niet té veel mee bezig zijn, want dan worden ze als oppervlakkig, obsessief of ijdel bestempeld.
Voor zwarte vrouwen is deze paradox nog scherper voelbaar. Al sinds het begin van de twintigste eeuw worden zij geconfronteerd met een cultuur die een wit schoonheidsideaal propageert en een markt die inspeelt op de sociale druk om hieraan te voldoen, vaak aan de hand van schadelijke producten. Die producten richten zich bijvoorbeeld op het bleken van de huid en het (chemisch) stijlen van krullend of kroeshaar, en worden gepromoot om een zogenaamd ‘normale’ (lees: witte) look te creëren in een cultuur die witte normen tot standaard verheft.
Met The Beauty Paradox biedt Piazzesi een heldere en coherente analyse van de westerse schoonheidsparadoxen waarin veel vrouwen zichzelf kunnen herkennen. Het boek is toegankelijk en vlot leesbaar, mede dankzij de concrete uitspraken van de participanten waarop Piazzesi haar theoretische inzichten toepast. Haar argumenten zijn goed onderbouwd, maar als academisch onderzoek blijft het onvoldoende representatief. Zelfs als ze zich bewust focust op de ervaringen van witte, westerse vrouwen, blijft een sample van elf Canadese vrouwen erg beperkt.
In de theoretische passages benadrukt Piazzesi dat vrouwen niet individueel een einde kunnen maken aan de paradoxale schoonheidsidealen. Volgens haar liggen de oorzaken vooral in structurele sociale mechanismen, culturele normen en de consumptiemaatschappij. Ze verwijst daarbij meermaals naar een postfeministische cultuur, die tegenstrijdige ideeën rond vrouwelijkheid uitdraagt en zo een specifieke versie van ‘vrouw-zijn’ promoot. Die zouden te bereiken zijn door gezonde voeding, ‘spirituele wellness’ of andere diensten die kapitaliseren op onzekerheden die vrouwen aangepraat worden door onrealistische schoonheidsidealen.
Piazzesi erkent dat veel vrouwen wél plezier halen uit schoonheidspraktijken, maar benadrukt dat dat gevoel van zelfvertrouwen of schoonheid vaak niet voortkomt uit de praktijken zelf, maar veeleer uit het succesvolle beantwoorden aan sociale verwachtingen. Het vervullen van sociale rolpatronen inzake vrouwelijkheid - waarin schoonheid een centrale plaats inneemt - draagt in grotere mate bij aan een positief zelfbeeld en een gevoel van ‘erbij horen’ dan het uitvoeren van (dure) schoonheidspraktijken. Daarmee raakt Piazzesi aan haar meest cruciale punt: zolang de waarde en legitimiteit van vrouwen beoordeeld worden op basis van hun uiterlijk, worden vrouwen structureel ongelijk behandeld. Het schoonheidsideaal biedt misschien kansen, maar blijft in de eerste plaats een subtiele, maar hardnekkige vorm van onderdrukking.