Amerikaanse suffragette, auteur en autodidact die de strijd aanbindt met seksistische wetenschap
Helen Hamilton Gardener (1853-1925), geboren als Alice Chenoweth, is een Amerikaanse auteur, autodidact, vrouwenrechtenactivist en ambtenaar die zich inzette voor gelijke onderwijskansen en het stemrecht van vrouwen. Ze heeft heel wat lezingen, artikelen en boeken op haar naam staan en wordt vandaag vooral herinnerd voor haar vrijdenken en haar inzet in de suffragettebeweging in de Verenigde Staten in de jaren 1880, 1890 tot aan haar dood in 1925.
Op 21 januari 1853 verwelkomen de Amerikaanse dominee Alfred Griffith Chenoweth en zijn vrouw Katherine A. Chenoweth een dochter, die ze Alice dopen. Ze is de zesde telg van het gezin. Het gezin vestigt zich in Virginia, waar dominee Griffith Chenoweth tot slaaf gemaakten erft. De Chenoweths zijn echter uitgesproken tegenstanders van de slavernij en kennen hen onmiddellijk vrijheid toe. Wanneer Alice één jaar oud is, verhuist het gezin van Virginia naar Washington, D.C., en drie jaar later naar Greencastle, Indiana. Het welgestelde gezin voorziet een voor die tijd voor meisjes uitzonderlijk degelijke opleiding voor Alice: ze wordt thuis geschoold, studeert af van de Cincinnati middelbare school en de Ohio State Normal School. Daar begint ze, wanneer ze nog maar negentien jaar is, les te geven en wordt ze directeur voor twee jaar. Op 22-jarige leeftijd trouwt ze met Selden Smart.Zoals gebruikelijk is in die tijd betekent dit dat Chenoweth haar carrière stopzet. Wel verhuist het koppel naar New York, waar hij in verzekeringen gaat werken en zij lessen biologie zal volgen aan Columbia University.
Alice Chenoweth krijgt een uitstekende opleiding en ontwikkelt niet alleen interesse in, maar ook een duidelijk talent voor wetenschap en sociologie. Ze leest veel en krijgt privébijlessen.
In de periode van 1875 tot 1900 leeft en werkt Chenoweth in New York, waar ze uitgroeit tot een publiek en uitgesproken feministisch figuur. Ze geeft lezingen over sociologie aan volwassenen en schrijft artikelen en kortverhalen voor verschillende magazines, onder andere over onderwijskansen en het vrouwenstemrecht, die later gebundeld zullen worden in boekvorm. Stilaan raakt Chenoweth meer en meer bekend onder haar pseudoniem Helen Hamilton Gardener. Als fervent feminist is ze overtuigd dat een vrouw haar eigen leven in handen moet nemen en op haar eigen benen moet staan. Hoewel ze op levenscomfort kon rekenen dankzij haar welgestelde familie en de connecties van haar vader, zal ze de geschiedenis ingaan omwille van haar eigen verdiensten. Dankzij het kwalitatieve onderwijs dat ze genoten heeft en de kansen die ze daardoor kon grijpen, beseft Chenoweth als geen ander het belang van onderwijs voor de emancipatie van vrouwen. Het is een onderwerp dat haar haar leven lang zal bezielen: in haar schrijven en haar publieke speeches verdedigt ze het recht van vrouwen op gelijke toegang tot secundair en hoger onderwijs.
Bron foto: Wiki Commons
In 1902 hertrouwt Chenoweth, intussen weduwe, met kolonel Selden Allen Day, waaraan ze haar volledige naam te danken heeft: Alice Chenoweth Day. Wanneer haar echtgenoot met pensioen gaat, reist het koppel zes jaar lang de wereld rond. Tijdens die reis wordt Chenoweth Day aan verschillende universiteiten uitgenodigd om te komen spreken over haar activisme en vrouwenrechten in de Verenigde Staten. Zo geeft ze onder meer lezingen in Japan, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië. Ook verricht ze in die jaren sociologisch onderzoek in maar liefst twintig landen, om hierover thuis in de V.S. les te geven. Doorheen haar carrière zal ze zeven boeken schrijven, waarvan An Unofficial Patriot (een enigszins fictieve weergave van het levensverhaal van haar vader) en Sex in Brain ongetwijfeld de twee bekendste zijn. Dat doet ze onder haar pennaam Helen Hamilton Gardener, die ze op een gegeven moment ook officieel laat registreren als haar naam.
Sex in Brain is het indrukwekkende resultaat van het in grote mate autodidactische onderzoek dat Gardener verricht om het ongelijk van vooringenomen mannelijke wetenschappers te bewijzen. Op het moment van haar onderzoek is hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek een zo goed als uitsluitend mannelijk domein, waar vrouwen actief worden buitengesloten. Vrouwen zouden niet over de intellectuele capaciteiten beschikken om zich bezig te houden met denkwerk en wetenschap, zo wordt algemeen aanvaard. Die aanname wordt ironisch gezien ‘wetenschappelijk’ onderbouwd in precies dat domein waar vrouwen niet worden toegelaten.
Zo gaat in de tweede helft van de negentiende eeuw de theorie rond dat vrouwen intellectueel inferieur zijn omdat hun brein over het algemeen kleiner is dan dat van mannen. Het verschil tussen een gemiddeld vrouwenbrein en een gemiddeld mannenbrein bedraagt namelijk zo’n 140 gram. Een van de meest prominente pleitbezorgers van deze theorie is niemand minder dan William Alexander Hammond, de voormalige hoofdchirurg van het Amerikaanse leger en een van de stichters van de American Neurological Association. Gardener besluit de strijd aan te binden met mannelijke, seksistische onderzoekers die wetenschappelijke ‘feiten’ aanvoeren om vrouwenrechtenactivisten zoals zij de mond te snoeren en vrouwenemancipatie te belemmeren door hun onderwijskansen te ontzeggen. Ze windt zich op over het feit dat vrouwen klein gehouden worden door ongelijke onderwijskansen en tegelijkertijd statistieken, tabellen en onderzoeksresultaten in hun gezicht gegooid krijgen die de inferioriteit van vrouwen zouden bewijzen.
Als vrouw heeft Gardener niet de onderzoeksvaardigheden mogen ontwikkelen die ze nodig heeft om het ongelijk van Hammond en consorten wetenschappelijk aan te tonen. Toch laat ze het er niet bij. “I finally, with fear and trembling, made up my mind to learn what he knew on this subject or perish in the attempt,” vertelt Gardener hierover op een conferentie van de International Council of Women (ICW) in Washington, D.C. in 1888 (Saini, 2017, p. 98). Ze gaat in de leer bij dokter Edward Spitzka en staat in nauw contact met twintig toonaangevende anatomisten en dokters in New York. Na veertien maanden heeft Gardener voldoende kennis vergaard om haar repliek te onderbouwen. In een brief, even scherp als scherpzinnig, wijst ze erop dat de grootte en het gewicht van een brein correleert met de lichaamslengte en het lichaamsgewicht. De gemiddelde lengte van vrouwen is kleiner dan de gemiddelde lengte van mannen, dus het is niet verwonderlijk dat hun hersenen over het algemeen ook kleiner zijn, net als hun schedel. Gardener trekt de conclusie dat dit wijst op inferieure intelligentie in twijfel. De omvang van een brein zegt volgens haar enkel iets over de omvang van het lichaam. “If that weren’t the case, an elephant might out-think any of us.” (Saini, 2017, p. 98)
Maar Hammond houdt voet bij stuk. In zijn sarcastische antwoord haalt hij eerst aan dat hij bijna geen woord verspild zou hebben aan een antwoord omdat haar betoog getuigt van ‘smakeloosheid’, om vervolgens een nieuw argument aan te voeren: tien opmerkelijk intelligente mannen wiens brein bewaard is gebleven blijken relatief grote hersenen te hebben. Ook George Romanes, vriend van Charles Darwin, laat van zich horen in de kwestie en valt zijn collega bij. “We must look the facts in the face,” zo laat Romanes optekenen (Saini, 2017, p. 99). De vrouw van de toekomst zal er nog vele eeuwen over doen vooraleer zij de mentale achterstand heeft ingehaald van vrouwen uit zijn tijd, zo meent hij, zelfs in de meest gunstige culturele context en zelfs indien het intellect van mannen niet meer zou toenemen. Het is een duidelijke sneer naar Gardener, die haar boekje te buiten zou gaan door zich te wagen in het mannelijke domein van de wetenschap.
Toch zal zij haar gelijk halen. Gardener besluit haar hersenen aan de wetenschap te doneren na haar dood, “to help provide superior female brains for future research”. In het jaar van haar overlijden, in 1925, belandt haar brein in de Wilder Brain Collection van Cornell University. (Daar is het overigens nog steeds te bewonderen.) Wat blijkt? Haar brein weegt niet alleen de precieze 140g minder dan het gemiddelde mannenbrein, het weegt ook precies evenveel als de vooraanstaande professor anatomie en neurologie van Cornell, de stichter van de breincollectie. Haar punt is gemaakt…
Bron foto: Wiki Commons
Wanneer ze als beginnend auteur in de jaren 1880, net gearriveerd in New York, een aantal artikelen inzendt naar lokale kranten, doet ze dit aanvankelijk onder verschillende mannelijke pseudoniemen. Het zegt veel over de tijdgeest. Dat ze later meerdere non-fictie boeken, bundels en romans in haar eigen naam publiceert, is opmerkelijk voor die tijd. Ze schrijft over tal van onderwerpen, maar vrouwenemancipatie blijkt de rode draad. Haar eerste publieke lezingen behandelen het verband tussen christelijke moraliteit en vrouwenonderdrukking, en doen heel wat stof opwaaien. De lezingen worden gebundeld ineen boek, Men, Women, and Gods and Other Lectures, dat ze uitbrengt onder het pseudoniem dat ze hierna professioneel zal blijven gebruiken en later formeel zal overnemen als haar officiële naam. Het boek vestigt haar naam als toonaangevend vrijdenker.
In de jaren 1890 maakt Gardener naam voor zichzelf als romanschrijver. Veel van haar romans verhalen de dubbele standaard inzake moraliteit tussen de seksen. Zo levert ze felle kritiek op de jonge leeftijd om legaal toestemming te geven voor seksuele betrekkingen en haalt ze uit naar de hypocrisie van zogezegd respectabele mannen die ‘de onschuld van jonge meisjes verpesten’. Er worden maar liefst 25.000 exemplaren verkocht in de eerste vijf maanden na publicatie. Zowel lezers als critici reageren geschokt. Het thema is dan ook een groot taboe, maar dat schijnt Gardener niet te weerhouden.
In 1907 keert Gardener terug naar de Amerikaanse hoofdstad, Washington, D.C., om zich in te zetten in de verwoede strijd voor het vrouwenstemrecht. Gardener maakt in geen tijd deel uit van de eliteclub die aan het hoofd staat van de suffragettebeweging. Ze wordt gezien als de ‘diplomatische délégué' en krijgt als taak om het contact met het witte huis te onderhouden.
Naast Susan B. Anthony, Dr. Anna Howard Shaw, Elizabeth Stanton en Carrie Chapman Catt, met wie Helen Hamilton Gardener goed bevriend is, wordt ook zij al gauw een van de bekendste suffragettes in de VS.
In 1913 wordt ze toegelaten als lid van het Congressional Committee van de befaamde National American Woman Suffrage Association (NAWSA). Zes jaar later wordt ze benoemd tot vicevoorzitter. In die hoedanigheid wordt ze formeel verkozen tot hoofdcontactpersoon van de NAWSA voor de regering onder president Woodrow Wilson. Die laatste zal haar in 1920, als eerste vrouw ooit in een dergelijke hoge staatspositie en tot haar grote verrassing, toelaten tot de gerenommeerde United States Civil Service Commission. Een hele eer. Woodrow Wilson had haar nominatie voorgelegd aan de Senaat, waar die unaniem aanvaard werd. Vandaag wordt Helen Hamilton Gardener vooral herinnerd als een belangrijke stuwende kracht die de verwerving van het vrouwenstemrecht in de VS in 1920 mee mogelijk maakte.