Belgische spion en heroïsche verzetsheld tijdens de Eerste Wereldoorlog
Na een blitzopleiding spoorwegspionage in Londen, werkt de Belgische Gabrielle Petit als spionne voor de Britse Geheime Dienst in Brussel tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze toont opmerkelijke moed en durf, en levert een vijftigtal rapporten af die van cruciaal belang zullen blijken voor de geallieerden. Ondanks haar vele vermommingen en vindingrijkheid wordt Petit in 1916 gevat en gearresteerd. Omdat ze onverzettelijk weigert mee te werken tijdens het verhoor, wordt zij tot de dood veroordeeld. Pas na de oorlog, en post mortem, zal Petit de nationale erkenning krijgen die haar toekomt. Vandaag wordt zij – zeer letterlijk – op een voetstuk geplaatst als patriottistische verzetsheld.
Gabrielle Alina Eugenia Maria Petit wordt geboren in 1893 in Doornik. Ze is vijf jaar wanneer het gezin verhuist naar Ath, naar een kleurloos huis op de hoek van de Rue du Pont-Carnail en de Rue des Ecriniers. Petit kent een liefdeloze, onstabiele jeugd. Haar ouders maken veel ruzie en gaan uiteindelijk uit elkaar. Haar vader, een handelsvertegenwoordiger, is van goede afkomst maar hij is een fantast die regelmatig failliet gaat. Hij zoekt verstrooiing in louche Brusselse cafés en is een afwezige vader voor Gabrielle Petit.
Haar moeder sterft in 1902 op 32-jarige leeftijd aan tuberculose. Na de dood van haar moeder wordt Gabrielle Petit samen met haar zus Hélène achtergelaten in een katholiek weeshuis, het instituut Sainte-Julie in Bergen. In 1903 verhuist ze naar een ander weeshuis, Sainte-Gertrude in Brugelette. Daar verblijft Gabrielle Petit zes jaar. Ze krijgt er onderwijs en leert goed, maar haalt vaak streken uit ten koste van de nonnen.
Bron foto: WikiCommons
De kinderen Petit groeien op zonder nestwarmte. Ze krijgen geen bezoek en gaan in de vakanties niet naar huis, want vaders nieuwe vrouw weet niet van hun bestaan af. Volgens de nonnen is Gabrielle Petit levendig en intelligent, maar ook een bazige opschepper met een grote mond.
Haar karakter lijkt zich op het eerste zicht te kenmerken door tegenstrijdigheden: zo maakt ze vaak ruzie, maar is ze zelf bijzonder kwetsbaar en gevoelig.
Tijdgenoten beschrijven haar als tegendraads, arrogant en theatraal, maar ook aanhankelijk en hartelijk. Volgens een biograaf heeft Petit manisch-depressieve trekken. Er bestaan twee schriftjes uit 1930, waarin een non uit het weeshuis getuigenissen opschreef van al wie “Gaby” van nabij kende. Gabrielle Petits halfzus, Marthe, kloosterzuster bij de Dames Hospitalières du Sacré-Coeur in Sint-Agatha-Berchem, bleek eveneens een interessante getuige van Petits persoonlijkheid.
In 1908 moet Petit na een aantal fratsen haar studie aan de Normaalschool in Brugelette afbreken. Ze gaat inwonen bij haar vader en zijn tweede vrouw in Mechelen waar zij een zaak uitbaten. Het klikt niet met haar stiefmoeder en Gabrielle Petit slaat de huisdeur achter zich dicht. Nauwelijks zestien jaar trekt ze naar Brussel. Eventjes krijgt ze onderdak bij haar tante Hélène Segard, maar al snel gaat ze alleen wonen.
In het Brusselse uitgaansleven zet Petit de bloemetjes buiten en leeft van allerlei losse baantjes als kindermeid, naaister, winkeljuffrouw. Een aantal twijfelachtige relaties doen haar reputatie geen goed. Op haar zolderkamertje in Molenbeek voelt ze zich onbeduidend en minderwaardig.
Na alweer een gebroken relatie onderneemt ze in 1911 een zelfmoordpoging. Uiteindelijk blijkt dit haar redding want haar buren, het gezin Collet-Sauvage, ontfermen zich sindsdien over haar. De Collets zullen later haar spionageactiviteiten steunen.
In een café aan het Zuidstation waar Petit als dienster werkt, maakt ze eind maart 1912 kennis met haar grote liefde, Maurice Gobert, een beroepsmilitair. Het komt tot een verloving.
Wanneer het Duitse leger op 4 augustus 1914 België binnenvalt moet Petits verloofde naar het front. Zijzelf meldt zich daarop als vrijwilliger bij het Rode Kruis. De Duitsers hebben Brussel moeiteloos ingenomen en de bezetting laat zich voelen in de hoofdstad. Petit is razend, haar patriottisme krijgt vorm.
Op 25 augustus 1914 raakt Gobert gekwetst aan de benen. Petit bezoekt hem in het Sint-Elisabethziekenhuis en logeert daarna een tijdje bij haar toekomstige schoonouders in de buurt van Charleroi, maar ze valt er niet in de smaak: Gabrielle wordt aanzien als “te zelfstandig en te geëmancipeerd”.
Tussen december 1914 en maart 1915 verdwijnt Gabrielle Petit van de radar. Haar verloofde wil terug naar zijn eenheid via Nederland en duikt eind mei 1915 op in Brussel om een ontsnappingsnetwerk te contacteren. Het gaat stroef tussen het jonge koppel. Gobert verdenkt Petit ervan hem in een hinderlaag te willen lokken. In werkelijkheid zit zijn zus Nelly achter de schermen te stoken. De plannen om samen naar Nederland te vluchten via een ontsnappingsroute worden opgeborgen. Gobert gaat wel, maar vertrekt zonder Petit.
De Duitsers vallen binnen bij de Goberts en Nelly verklapt hen Petits adres. Gabrielle Petit wordt op 10 juli 1915 thuis opgepakt, maar vinden geen bewijzen tegen haar waardoor ze twee dagen later weer vrijkomt. Prompt verdwijnt ze naar Nederland om in de buurt van haar verloofde te zijn en dienst te nemen als vrijwillige hulpverpleegster.
Petits plannen moeten ergens plots zijn gewijzigd. Op 20 juli duikt ze namelijk op in Vlissingen, een bolwerk van de Britse spionage, vanwaar ze op 22 juli naar Engeland afvaart en op 24 juli in Folkestone aankomt. In Folkestone schrijft ze aan Maurice dat ze niet naar hem toekomt omdat er “iets tussengekomen is, maar dat ze gescheiden zullen zijn door dezelfde zaak”.
Het is mogelijk dat Gabrielle Petit al in het voorjaar van 1915 iemand van de Britse spionagedienst tegen het lijf gelopen is en in spionagewerk een mogelijkheid ziet om maatschappelijk iets te betekenen. Dankzij haar oorlogsengagement, verwerft ze waardigheid en sociale status, iets waar ze veel behoefte aan heeft. "Ik ben niet langer waardeloos", schrijft ze nadat het Britse leger haar in dienst heeft genomen.
De Britse spionagedienst stuurt Petit naar Londen voor een blitzopleiding spoorwegspionage bij luitenant Ide, een Brusselaar. Op 2 augustus 1915 legt ze examen af, op 3 augustus verlaat ze Londen en op 10 augustus krijgt ze in Vlissingen haar actieterrein toegewezen: Brussel, het westelijke deel van België en Noord-Frankrijk.
Op 17 augustus, twee dagen na de arrestatie van Edith Cavell, start Gabrielle Petit haar spionagewerk onder het pseudoniem Hélène Legrand. Ze noteert nauwkeurig alle details van de Duitse troepenbewegingen via het spoor. Ze opereert vanuit haar kamer bij de Brusselse familie Collet of haar tweede adres in de Schouwburgstraat. Voor Noord-Frankrijk werkt ze samen met de groep van Louise de Bettignies. Petit schrijft haar rapporten op sigarettenblaadjes die ze in haar kleren verstopt.
Gabrielle Petit getuigt van een ongelooflijke lef. Zes maanden lang trekt ze rond door bezet gebied tot vlakbij de vijandelijke linies, observeert minutieus en rapporteert heel professioneel aan de Britse Geheime Dienst.
Ze verandert regelmatig van vermomming: kindermeisje, lintenverkoper, krantenventer, zelfs als Duits officier, met een valse militaire pas op naam van ene “Walter Henning”. Haar appartement in de Brusselse Schouwburgstraat is zelfs ingericht als liefdesnest voor “Walter Henning” en zijn minnares.
Dertien keer smokkelt Petit gestrande soldaten en oorlogsvrijwilligers over de grens naar Nederland. Daarnaast werkte ze mee aan de verspreiding van het clandestiene blad La libre Belgique en aan de geheime postdienst Le Mot du Soldat. Maar wat Petit niet weet, is dat ze sinds geruime tijd in de gaten wordt gehouden door Duitse contraspionage.
Gabrielle Petit levert in zes maanden tijd een vijftigtal rapporten af die bijzonder waardevol blijken voor de geallieerde troepen, tot ze op 20 januari 1916 in een hinderlaag trapt. Een Duitser die vloeiend Nederlands spreekt doet zich voor als iemand van Le Mot du Soldat. Hij levert haar valse info, die bij haar arrestatie ‘s avonds op haar gevonden wordt.
Op 2 februari 1916 wordt Petit opgesloten in de gevangenis van Sint-Gillis. Daar wordt ze lang en brutaal ondervraagd, maar ze verklikt niemand. Onverzettelijk houdt ze voet bij stuk en legt doelbewust elke kans op genade naast zich neer. Op 3 maart 1916 komt haar proces voor: ter dood veroordeeld voor "krijgsverraad bestaande uit verspieding".
"Ik vraag geen genade, om de mof te laten zien dat ik mijn voeten aan hem veeg" Gabrielle Petit - boodschap teruggevonden op de muur van haar cel
In haar cel schrijft Gabrielle Petit op de muur: "Ik vraag geen genade, om de mof te laten zien dat ik mijn voeten aan hem veeg". Op 1 april 1916 staat ze zonder blinddoek voor het vuurpeloton op de Nationale Schietbaan van Schaarbeek. Op 2 april 1916 meldt een Duitse affiche de terechtstelling van “verkoopster Gabrielle Petit om haar rijkelijk betaalde spionagediensten”. In tegenstelling tot de internationale commotie die volgde op de executie van Edith Cavell, blijft een publieke verontwaardiging uit in het geval van Gabrielle Petit.
Pas na het einde van de oorlog krijgt Gabrielle Petit een heldenstatus. In december 1918 organiseert Cyrille Van Overbergh, auteur van Gabrielle Petit: héroïne nationale, een eerste ceremonie voor de “heldin van het Belgische volk”. Op 27 mei 1919 wordt haar lichaam opgegraven en met grote eer herbegraven op het kerkhof van Schaarbeek, in aanwezigheid van Eerste Minister Delacroix, kardinaal Mercier en koningin Elisabeth die het kruis van officier in de Leopoldsorde op haar kist legt.
Haar populariteit groeit snel. Films, toneelstukken en gedichten zijn aan haar gewijd, haar cel in Sint-Gillis wordt een bedevaartsoord, haar blouse krijgt een plaats in het Legermuseum aan het Jubelpark. Kunstenaar Egide Rombaux vereeuwigt de jonge heldin als icoon van standvastigheid en passionele vaderlandsliefde. In juli 1923 wordt haar standbeeld op het Brusselse Sint-Jansplein onthuld onder massale publieke belangstelling, met toespraken, vlaggen en een fanfare. Koningin Elisabeth legt een krans aan de voet van het standbeeld.
"Ik ben ter dood veroordeeld. Ik word morgen terechtgesteld. Leve België. Leve de Koning … ik zal hen tonen hoe een Belgische vrouw weet te sterven.”
Meer recentelijk, in 2015, schreef historica Sophie De Schaepdrijver een boek over haar levensloop, ter herinnering dat de grootste verzetsdaden uit de geschiedenis vaak van mensen zonder sociale status komen. Petit zelf dacht hier kennelijk hetzelfde over, want op de muur van haar dodencel schreef ze: “Uit de nederigen groeien de stille helden”. Het is een boodschap die blijk geeft van haar moed en vastberadenheid om zich te verzetten.
In 2005 wordt Gabrielle Petit in beide landsdelen genomineerd voor de titel van Grootste Belg.