Ariel Salleh
Ecofeminism as Politics: Nature, Marx and the Postmodern
Londen: Zed Books, 2017. 370 p.
RoSa-ex.nr.: FII b/1452
Dr. Ariel Salleh (geboren in Australië in 1944) is professor in cultuur, filosofie en milieu aan de Zuid-Afrikaanse Nelson Mandela-universiteit, doet onderzoek naar post-growth bewegingen aan de Jena-universiteit in Duitsland en is onderzoeksmedewerker in Political Economy aan de Universiteit van Perth in Australië. Haar theoretisch werk is echter gegrond in haar jarenlange ervaring als sociaal activist. Ze is onder meer medeoprichter van de Australische antiuranium beweging, komt op voor het behoud van biodiversiteit, zetelde in een ethische commissie van de Australische overheid die toezicht moet houden op genetische manipulatie en is ook medeoprichter van de groene partij in Australië. Jarenlang werkte ze ook met Aboriginesgemeenschappen. Haar academische werk gronden in de dagelijkse realiteit en problemen en hierover reflecteren is altijd uiterst belangrijk geweest voor haar.
“One of the most original and important thinkers in the international political ecology field. Salleh unveils the blind spot at the root of contemporary ecological and social crises and her lucid call for an ‘embodied materialism’ enlightens like no other framework I know.” Arturo Escobar, University of North California, Chapel Hill
Ecofeminism as Politics: Nature, Marx and the Postmodern wordt voor het eerst gepubliceerd in 1997 en is het resultaat van haar jarenlange activisme en onderzoek. Steeds weer botste ze op de problematische blinde vlek van de ecologische bewegingen, en van Marxistische en socialistische denkers wanneer het op het belang van een genderperspectief aankwam. Maar ook hadden westerse feministen volgens haar te weinig oog voor de realiteit van sociaal-economisch kwetsbare vrouwen of voor onderdrukte inheemse groepen. Dit inspireert haar om dit boek te schrijven over ecofeminisme. Ze levert niet alleen kritiek op de tekortkoming van de hierboven genoemde groepen en theorieën, maar draagt ook een alternatief model aan om naar de wereld te kijken: een wereld zonder de dualiteit mens/natuur of man/vrouw. Meer dan twintig jaar later wordt haar werk als relevanter dan ooit beschouwd. Een heruitgave met een voorwoord van onder meer Vandana Shiva is dan ook meer dan terecht.
Ariel Sallehs Ecofeminism as Politics: Nature, Marx and the Postmodern indelen in één welbepaald genre is onmogelijk: het hele boek is een combinatie van onder meer politicologie, sociologie, filosofie, economie, psychoanalyse, milieuwetenschappen en biologie. Haar werk is door de meerlagigheid dan ook moeilijk onder één noemer te vatten.
De basisstelling van het boek klinkt als volgt:
In haar boek roept Ariel Salleh op tot een embodied materialism, een doorleefd materialisme zeg maar, waarbij de wereld en werkelijkheid rondom ons gekend kan worden via de geleefde, lichamelijke ervaringen met onze omgeving. Met embodied materialism benadrukt ze hoe ondergewaardeerd reproductieve arbeid en zorgarbeid is, hoewel het essentieel is voor het voortbestaan van het huidige wereldsysteem. Het werk dat vrouwen en inheemse groepen verrichten wordt in de dominante economische en sociale systemen geminimaliseerd en genegeerd, schrijft Salleh. Ze meent dat een embodied materialism een uitweg biedt uit de eurocentrische visie die man boven vrouw plaatst, mens boven natuur, kapitalist boven arbeider, wit boven zwart... Die binaire en hiërarchische visie op de wereld leidt tot sociale uitbuiting en de ecologische crisis van vandaag, aldus Salleh. Het globale kapitalisme zoals we het tegenwoordig kennen, is dan ook uiterst destructief. In plaats daarvan zouden we moeten focussen op de ervaring en kennis van deze onderdrukte groepen die zich door hun omstandigheden bewuster zijn van, en dichter staan bij hun omgeving en ecologie. Door zorgarbeid en inheemse kennis opnieuw de waarde te geven die ze verdienen, wil Ariel Salleh de debatten over het milieu en klimaat heroriënteren richting concepten van duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid.
Maar Ariel Salleh bekritiseert niet alleen het kapitalistische bestel: ook verschillende politieke en academische stromingen moeten het ontgelden. De zogenaamde groene bewegingen, Marxisten/socialisten, het postmodernisme en het liberale westerse feminisme hebben tot op heden nog geen allesomvattende oplossing voorgedragen voor de huidige ecologische en sociale problemen. Ze wijdt verschillende hoofdstukken aan een grondige analyse van de hiaten in bovenstaande stromingen en de gevolgen van deze nalatigheid. Zo zouden de vele groene bewegingen te weinig aandacht hebben voor gender en de vele ecologische en pacifistische bewegingen die historisch gezien opvallend vaak uit vrouwen bestonden dit simpelweg negeren:
In grote delen van de wereld wordt meer dan de helft van de arbeid verricht door vrouwen, maar die worden daar nauwelijks of niet voor vergoed. Wie zou er dan beter geplaatst zijn dan zij om fundamentele kritiek te leveren op de bestaande economische structuren? In het hoofdstuk Ecofeminist Actions beschrijft ze een uitgebreid en divers aantal voorbeelden van ecofeministische organisaties, of organisaties die als dusdanig geclassificeerd kunnen worden.
In haar analyse van het Marxistisch denken beargumenteert Salleh dat de Marxistische analyse van arbeid en productie heel waardevol is, maar volledig in gebreke valt wanneer het over de rol van vrouwen gaat. Het is nog steeds gestoeld op patriarchale, dualistische waarden. De arbeid die traditioneel wordt verricht door vrouwen, waarbij Salleh ook reproductieve arbeid telt, wordt door Marx bijna volledig buiten beschouwing gelaten en dus niet naar waarde geschat.
Het liberale westerse feminisme zou dan weer falen in het brengen van de nodige verandering in ons economisch bestel omdat ze te weinig oog zouden hebben voor de ideeën en noden van vrouwen in sociaal-economische kwetsbare vrouwen, zowel in het westen als in lage inkomenslanden elders. Doordat het liberale westerse feminisme zo vaak focust op het zich inwerken in gelijke posities als mannen, promoten ze zelf het globale kapitalisme waarvan Salleh meent dat het verantwoordelijk is voor de destructie van onze aarde.
Feilloos is het boek van Salleh niet. Zo lijkt het soms alsof ze voorbeelden kiest die haar redenering ondersteunen. Zo bekritiseert ze het postmodernisme omdat het te veel aan tekstkritiek zou doen en enkel belang hecht aan woorden. De geleefde, lichamelijke realiteit die veel mensen ervaren wordt zo grotendeels ontkend. Maar een beetje verder in haar boek anaylseert ze zelf woorden en benamingen voor objecten om haar punt te maken, zonder die objecten in de bredere context en dagelijkse realiteit te bekijken.
In de hoofstukken die hierop volgen overloopt ze allerlei ideeën, praktijken en theorieën die mogelijk kunnen bijdragen aan een transformatie van onze kapitalistische samenleving. Meer dan twintig jaar na de originele publicatiedatum van het boek is het uitgegroeid tot een klassieker binnen de politieke wetenschappen, de filosofie, het feminisme, de groene bewegingen en postkoloniale studies.
De belangrijkste bijdrage van het boek is wellicht dat het het ecofeminisme de nodige autoriteit en theoretische onderbouwing biedt om als ernstige systeemkritiek te kunnen gelden. Het toont ook ontegensprekelijk aan dat ecofeminisme in het belang is van iedereen, en niet louter over vrouwen en de natuur gaat, zoals al te vaak gedacht wordt.
“In times such as these, when the lifestyle of a few brings ecological devastation and poverty to many, there is an urgent need to reappraise economic alternatives to industrialisation, to reframe our political tenets, and to start taking small steps away from the folkore of self-loathing and its pitiful gadgentry. Conepts such as ‘management’ and ‘control’, paternalistic beliefs that Western technologies are essential to the good life, these are the most insidious form of invasion. After all, what is this modern civilisation but time-and-energy-consuming process of dismantling things and turning them into dead matter? The only thing that increases with economic growth is waste.” Ariel Salleh, p. 285