RoSa vzw scant dagelijks het Belgische en internationale nieuws op relevante berichtgeving rond gender en feminisme. In onze nieuwsbrief gaan we dieper in op een actueel en/of relevant thema dat een genderperspectief verdient. Deze week: beeldvorming van vrouwelijk leiderschap.
Gepubliceerd op 27/05/2020
Sinds de start van de coronacrisis is er in de media heel wat te doen over de leiderschapsstijl van onze premier. Sophie Wilmès spreekt de bevolking toe wanneer de veiligheidsraad nieuwe beslissingen neemt, maar is verder een zeldzame verschijning in de media. Dat leidt tot de kritiek dat zij “niet zichtbaar genoeg” zou zijn. “Kritiek op afwezige premier Wilmès klinkt steeds luider”, kopt De Morgen op 13 april.
Op 16 april reageert Wilmès in 'De Ochtend' op Radio 1: “Ik ben iemand die communiceert als er iets belangrijks gezegd moet worden. Ik begrijp dat er een vraag is voor meer aanwezigheid in de media, maar er is een grotere vraag voor mij om aan het werk te zijn. Ik moet heel veel werken met mijn team. Er zijn ook heel veel mensen, die ook zaken kunnen verklaren.”
Wanneer er kritiek is op de leiderschapsstijl van Wilmès, worden er vaak vergelijkingen gemaakt met mannelijke tegenhangers. Zo verwijst De Morgen naar de Franse president Emmanuel Macron en de Nederlandse premier Mark Rutte. Zij zouden de coronacrisis aangrijpen om hun imago als leider te versterken, terwijl Wilmès de communicatie volledig aan experts zou overlaten. Volgens politicoloog Carl Devos mist de bevolking een sterke leider om naar op te kijken, iemand zoals Winston Churchill, die gezag en vertrouwen uitstraalt en toekomstperspectief schept.
Auteur Heleen Debruyne werpt daar op 4 mei in Humo tegenin dat bevlogen leiderschap niet evident is voor iemand in de positie van Sophie Wilmès. Wilmès is niet verkozen, maar heeft de ondankbare taak om in chaos een crisis te managen, omdat de onderhandelaars geen regering bij elkaar kregen.
Ook Evita Willaert, Federaal Parlementslid Groen, benoemt op 19 mei in Knack de ondankbare taak die vrouwelijke leiders vaak te beurt valt. Zij trekt paralellen met Theresa May die Groot-Brittannië door de Brexit-chaos moest loodsen. “Pas wanneer alle mannen naar Europa vluchten of wanneer er crisissen toeslaan, zijn vrouwen aan de beurt”, schrijft Willaert.
Internationale media vestigen ondertussen de aandacht op het succes van de aanpak van leiders als Angela Merkel (Duitsland), Erna Solberg (Noorwegen) en Jacinda Ardern (Nieuw-Zeeland) tijdens de coronacrisis. Heel wat landen met mannelijke leiders hebben het óók goed gedaan, maar weinig landen met vrouwelijke leiders hebben het slecht gedaan, stelt The Guardian op 25 april.
Avivah Wittenberg-Cox schrijft in Forbes op 13 april dat deze vrouwelijke leiders waarheid, besluitvaardigheid, technologie en empathie inzetten om de crisis te bezweren. Die gedachtegang sluit aan bij Amerikaans onderzoek van Pew uit 2015, waaruit blijkt dat de meeste mensen geloven dat mannen en vrouwen even goede politici zijn, maar een aantal kwaliteiten vooral aan vrouwelijke politici toedichten. Zo zei ongeveer 34% van de deelnemers dat vrouwen in politieke topposities eerlijker en ethischer zijn dan mannen. Slechts 3% zei dat mannen eerlijker en ethischer zijn.
Arwa Mahdawi wijst er in The Guardian op 11 april echter op dat vrouw zijn je niet automatisch een betere leider maakt; die suggestie versterkt volgens haar de seksistische opvatting dat vrouwen van nature meer meelevend en coöperatief zouden zijn. “Wat wel waar is, is dat vrouwen in het algemeen beter moeten zijn om leiders te worden; we worden aan veel hogere standaarden gehouden dan mannen,” schrijft Mahdawi.
Helen Lewis waarschuwt in The Atlantic op 11 mei ook voor het toedichten van bepaalde karaktereigenschappen aan genders. Ze haalt Kathleen Gerson aan, hoogleraar sociologie aan de NYU, die een mogelijke verklaring ziet in het soort politieke cultuur waarin vrouwen macht kunnen krijgen. Volgens Gerson krijgen vrouwen sneller macht in een politieke cultuur waarin de regering relatief veel steun en vertrouwen heeft. Een land dat een machtspersoon zoals Trump, Bolsonaro of Putin nodig heeft, staat er sowieso al niet zo goed voor, en zal het waarschijnlijk slechter doen in tijden van crisis.
Op 15 mei zoomt Amanda Taub in The New York Times verder in op de succesvolle aanpak van landen als Duitsland en Nieuw-Zeeland, waar vrouwen aan het roer staan. Volgens haar is het bij het bestrijden van een pandemie belangrijk dat blinde vlekken vermeden worden. Er moet een diverse groep mensen een zitje aan de tafel hebben, zodat er een variëteit aan perspectieven en kennis ingeschakeld kan worden. Wanneer een vrouw verkozen wordt tot premier, betekent dit dat er in dat land al een zekere variëteit aanwezig is in de hogere politieke regionen, betoogt Taub.
Daarnaast schrijft Taub dat het stereotiepe beeld van leiderschap, waar vrouwelijke leiders als Wilmès op worden afgerekend, ook mannelijke leiders parten speelt tijdens de pandemie.
Taub omschrijft het ideaalbeeld van een sterke leider als iemand die macht uitstraalt, agressief handelt en vooral geen angst toont – eigenschappen die conformeren aan een stereotype beeld van mannelijkheid. Enerzijds leidt dit beeld tot problemen voor vrouwelijke leiders: wanneer zij agressie en macht uitstralen en dominant zijn, worden ze als onvrouwelijk beschouwd (wat ook blijkt uit onderzoek van Cecilia L. Ridgeway aan Stanford University).
Vandaag zien we echter dat de strategie van leiders als Jacintha Ardern, die een voorzichtige aanpak hanteerde die mensenlevens boven economie plaatst in Nieuw-Zeeland, succesvoller is dan de strategieën van Boris Johnson in Groot Brittannië of Donald Trump in de Verenigde Staten, die met een bruuske heropstart van de economie op hoge sterftecijfers afstevenen. Taub concludeert:
Politico schrijft op 1 mei iets gelijkaardigs: genderstereotypen kunnen tijdens een gezondheidscrisis bijzonder nadelig uitpakken. De angst om zwak of “niet mannelijk” te lijken kan ertoe leiden dat leiders geen twijfel toelaten en geen experts raadplegen, of belangrijke voorzorgsmaatregelen in de wind slaan (en dus handen blijven schudden of weigeren een masker te dragen).