Brabantse middeleeuwse dichter en mystica
Hadewych (ca. 1200-1248) is een dertiende-eeuwse dichteres en mystica uit Brabant. Ze wordt beschouwd als de belangrijkste literaire vertegenwoordiger van de begijnen in het Middelnederlandse taalgebied. Met haar 45 Strofische Gedichten creëert ze een nieuw literair genre, de mystieke minnepoëzie.
Ay al es nu die winter cout
Cort die daghe ende die nachte langhe
Ons naket daen een somer stout
Die ons ute dien bedwanghe
Schiere sal binghen dat es in schine
Bi desen nuwen jare
Die hasel brinct ons bloemen fine
Dat es een teken openbare
Ay vale vale milies
Ghi allen die nuwen tide
- si dexero non satis est –
Om minne wilt wesen blide
Uit: Strofische gedichten. Eerste lied
Het weinige dat we weten van Hadewych is dat ze in de eerste helft van de dertiende eeuw in de buurt van Brussel leeft, en later verhuist naar Antwerpen. Ze is vermoedelijk van adel of toch een dame uit een gegoed milieu, want ze is vertrouwd met de hoofse zeden en gewoonten van haar tijd. Ze krijgt degelijk onderwijs, kent Nederlands, Frans en Latijn, en is op de hoogte van de mystieke theologie.
In haar literair werk komt Hadewych naar voren als een sterke persoonlijkheid. Ze geeft geestelijke leiding aan een kleine groep gelijkgestemde vrouwen. De vrouwen leiden samen een religieus leven, maar zonder een officiële kloostergelofte af te leggen. Als schrijvende vrouw breekt ze dan al conventies, ook schrijft ze in de volkstaal - het Diets - en niet in het Latijn, zoals gebruikelijk was in die tijd.
Met haar geschriften in de volkstaal wil Hadewych haar medezusters, die geen Latijn kennen, deelgenoot maken van haar mystieke inzichten en hen begeleiden naar een spirituele leefwijze.
Hadewych laat een indrukwekkend oeuvre achter dat pas in 1838 wordt ontdekt: 45 strofische gedichten, 31 brieven, 16 mengelgedichten en een veertiental prozaïsche werken over visioenen. Dat maakt haar ineens de grootste literaire figuur in het België van die tijd. Er wordt vanuit gegaan dat Hadwychs werk in de dertiende eeuw en de daaropvolgende eeuwen alom bekend was, maar met de Reformatie verdween en in de vergetelheid geraakte. Vandaag bestaan er nog drie middeleeuwse handschriften van haar werk en zijn er fragmenten van haar pen te vinden in enkele kloosters.
In haar proza beschrijft Hadewych haar intense mystieke ervaringen terwijl ze in 31 brieven - soms echte essays - aan verschillende vriendinnen uitlegt hoe je mystieke belevingen kan ervaren. Bovenal is Hadewych gekend voor haar poëzie, waarin de Minne centraal staat: een mystiek verlangen naar eenheid met God.
Hadewych is de belangrijkste literaire vertegenwoordiger van de begijnen in het Middelnederlandse taalgebied. Met haar 45 Strofische Gedichten creëert ze een nieuw literair genre, de mystieke minnepoëzie. Voor haar beschrijving van en hartstochtelijke streven naar deze mystieke liefdesrelatie tussen God en de mens laat ze zich inspireren door de Zuid-Franse liefdesgedichten van de troubadours en trouvères uit de twaalfde en dertiende eeuw.
Door God als autoriteit voor de inhoud van haar geschriften te beschouwen, onttrekt Hadewych zich aan het gezag van de officiële kerk en mannelijke theologen, die in het Latijn schrijven. Vanwege haar eigengereide geloofsbeleving krijgt ze het nogal eens aan de stok met de kerkelijke autoriteiten.
Er is tot vandaag heel wat aandacht voor het werk van Hadewych, zowel voor het ritme en de poëtische waarde van haar versen als voor haar mystiekleer. Aan het einde van de negentiende eeuw wordt haar werk herontdekt en geanalyseerd vanuit het kader van de opkomende psychiatrie, occultistische theorieën en esoterische stromingen die "de nieuwe mystiek" uitmaken. Vanuit katholieke hoek wordt er veelvuldig geschreven over haar mystieke streven naar opstijgende liefde, maar komt er eveneens kritiek op het erotische karakter van de Minne die Hadewych zo hartstochtelijk verlangt.
De Brabantse dichter is de eerste vrouw in Europa die mystieke liefde bezingt. Haar oeuvre is grotendeels in volkstaal geschreven, en maakt Hadewych niet alleen een vooraanstaand poëet van de middeleeuwse Lage Landen maar evenzeer een belangrijk spiritueel leider.
Ondanks de breed gedragen erkenning voor haar poëtische, literaire en spirituele nalatenschap is haar persoonlijkheid doorheen de tijd niet gespaard gebleven van stereotiepe representaties. Zo laat Hadewych-kenner Annette van Dijk op te tekenen in een interview in Trouw: "Het erotische aspect van Hadewijchs visioenen riep bijvoorbeeld de vraag op of ze een gedegenereerde non was, seksueel geobsedeerd, een hysterica of een lijdende vrouw."