Joëlle Sambi Nzeba, Olave Nduwanje, Emmanuelle Nsunda, e.a.
Being (Imposed upon)
Brussel: Publieke Acties & Onomatopee Projects, 2020, 272 p.
essays / dekolonisatie / Zwart feminisme / zwarte vrouwen
RoSa-ex.nr.: M/530
In onze Uitgelezen gewijd aan zwart feminisme (in België) kan Being (Imposed Upon) niet ontbreken. De tweetalige bundel (FR/NL) bevat verschillende persoonlijke reflecties uit onze contreien over zwart én vrouw zijn. Zeventien zwarte vrouwen schrijven over "hoe het voelt om van kleur te zijn" en gaan in op het belang van intersectioneel denken. Het boek werd geschreven aan de vooravond van de wereldwijde protesten tegen racisme onder de noemer van de #BlackLivesMatter-beweging.
Het boek wordt uitgegeven door Onomatopee en het artistieke publicatieplatform Publieke Acties (de Nederlanders Vesna Faassen en Lukas Verdijk). Het platform werkt specifiek vanuit een paradox in onze hedendaagse samenleving: de ontkenning van (post)koloniaal geweld en het gelijktijdig bestaan van onderliggende structuren van racisme en vreemdelingenhaat. Via hun publicaties probeert het kunstenaarsduo de heersende machtsconstructies te bekampen die voor ongelijkheid zorgen. Zo bundelen en publiceren ze in 2017 het vertaald werk van Congolese historici in Wanneer we spreken over kolonisatie / Quand on parle de la colonisation. Het boek laat voor het eerst een Congolese stem klinken in het publieke kolonisatiedebat in Vlaanderen. In 2020 stellen Faassen en Verdijk een commissie samen van Afro-Belgische vrouwelijke schrijvers, activisten en denkers. De leden (Heleen Debeuckelaere, Gia Abrassart, Sabrine Ingabire, Anne Wetsi Mpoma, Modi Ntambwe en Tracy Bibo-Tansia) buigen over het Belgische dekolonisatiedebat zich vanuit een uitgesproken feministisch perspectief. Daaruit groeit dit nieuw boek: Being (Imposed Upon), dat zeventien essays, literaire beschouwingen, poëzie, activistische en academische teksten bundelt van evenveel zwarte vrouwen over hun zoektocht naar vrijheid.
Dekolonisatie gaat niet enkel over het teruggeven van grond of land(en), noch louter om bijvoorbeeld het her-denken van een museum over Afrikaanse kunst. Het is evengoed het erkennen en ontleren van bepaalde patronen die doorwerken tot lang na de eigenlijke kolonisatieperiode. Ook een manier van denken, een geest of een lichaam kan gekoloniseerd zijn. De commissie die Being (Imposed Upon) schreef, focust op het zwarte, vrouwelijk lichaam: dat is voortdurend onderhevig aan de neoliberale, kapitalistische ideologie en raciale hiërarchieën die onze maatschappij nog steeds bepalen. Daardoor worden op zwarte vrouwen stereotiepe denkbeelden geprojecteerd die hen in een keurslijf drukken.
De verwachtingen die zwarte vrouwen of vrouwen van kleur worden opgelegd vormen de blauwdruk van het boek.
Being (Imposed Upon) bevat bijdragen van Joëlle Sambi Nzeba, Olave Nduwanje, Emmanuelle Nsunda, Sabrine Ingabire, Aline Bosuma W’okungu Bakili, Heleen Debeuckelaere, Mireille-Tsheusi Robert, Munganyende Hélène Christelle, Modi Ntambwe, Emma-Lee Amponsah, Djia Mambu, Shari Aku Legbedje & Anissa Boujdaini, Gia Abrassart, Melat Gebeyaw Nigussie, Anne Wetsi Mpoma en Lisette Ma Neza. Tussen het tweetalige voorwoord van Joëlle Sambi Nzeba en eveneens tweetalige nawoord van Lisette Ma Neza, vinden we vijf grote thema's terug, die in het Engels benoemd worden: Black female body, Public Transmission, Feminism, Representation, Occuping/creating spaces en Art & Culture. Onder elk thema vallen telkens twee teksten, waarvan één in het Nederlands en één in het Frans. We vatten kort samen waar deze hoofdstukken over gaan.
Olave Nduwanje gaf zichzelf de nieuwe naam 'Nduwanje' (Ik ben mijn eigen) nadat ze haar ontwortelde zelf terug bij de hand nam. In Schemer en dwalen neemt ze ons mee naar drie steden - Oostzaan, Maastricht en Scheveningen - waar ze dwaalde in de schemering tot ze aan de zee zichzelf vond. Ze beschrijft de onmogelijkheid zichzelf te herkennen in de lichamen rond haar, de worsteling met haar eigen lichaam, maar ook hoe anderen moeite hebben met aanvaarding.
Emmanuelle Nsunda bespreekt in Afrofeminism in Progress de individuele en collectieve geschiedenis van het cheveu crépu op het hoofd van dat zwarte lichaam. Het eurocentrische schoonheidsideaal van glad, lang blond haar staat haaks op dat van kroeshaar. Afrodescendanten zien zichzelf niet weerspiegeld in de samenleving en dreigen vervreemd te raken van de gebruiken, styling en verzorging van hun haren. Dit alles kan leiden tot geïnterioriseerd racisme. Nsunda pleit voor een grotere bescherming van immaterieel patrimonium, zoals bijvoorbeeld dat van rituelen en de behandeling van kroeshaar, net zoals dat ook al voor dans, muziek en taal gebeurd is. Het legitimeert de aanwezigheid van zwarte lichamen en heeft een enorme impact op de autoperceptie van de zwarte gemeenschap.
In een vierde tekst over "genezen" praat Sabrine Ingabire, zoals Olave Nduwanje, over ontworteling maar ook over intergenerationeel trauma en de littekens die je erft van je voorouders, littekens die op hun beurt weer nieuwe wonden kunnen slagen. Aline Bosuma W’okungu Bakili vertelt vervolgens in het Frans over manieren om een positief zelfbeeld op te bouwen, te herstellen en/of te behouden. Ze geeft verschillende pistes van waaruit men kan vertrekken om "het werk te doen". Is het niet voor zichzelf, dan voor een kind, een sister, een andere zwarte vrouw. Ook Heleen Debeuckelaere schrijft in haar essay We maken geen vrije mensen over "doing the work" en de evolutie die dat in haar eigen denken ontrolde. Ze worstelde met wat het vragen om erkenning met zich meebrengt, de energie die beter naar bevrijding kan gaan en het feit dat het nooit genoeg kan zijn. Maar geen juiste antwoorden hebben, kan ook bevrijdend zijn, aldus Debeuckelaere.
Daarop volgt een exposé van Mireille-Tsheusi Robert van Bamko CRAN over de publieke verspreiding van de afrofeministische boodschap. Wanneer zij in de media verschijnt, achtervolgt een kwade golf van trollen haar, klaar om haar weg te zetten als een "angry black woman", een misogynoir stereotype. Ze benadrukt het belang van zelf het woord te nemen. Dit om een einde te maken aan het fenomeen waarbij er gesproken wordt over hen zonder hen te betrekken in dat gesprek. Met haar "wiel van raciale overheersing" (roue de domination raciale, een zelfgecreëerde tool om haar anti-raciale actie te oriënteren) biedt ze de lezers een emancipatorische instrument, gebaseerd op haar eigen subjectieve, raciale ervaring om de guérilla médiatique te voeren.
In het hoofdstuk Feminisms belicht Munganyende Hélène Christelle de venus noire:
Haar tekst gaat over de groeipijnen van een jong zwart meisje en haar ontdekking van het feminisme, waarvan ze later realiseerde dat haar moeder het haar al voordeed. In zusterschap "bouwde ze de barricades waar ik later op mocht gaan staan", schrijft ze.
Modi Ntambwe onderzoekt de verschillende (afro)feminismen en geeft daarbij een helder overzicht. Spreken van wit versus zwart feminisme is tijdverspilling, claimt ze, beter maakt men gewag van Afrikaans feminisme (féminisme africaine) boven het zogenaamde traditionele westerse feminisme. Net als Christelle waarschuwt ze voor het huidige goochelen (dikwijls door witte feministen) met de term intersectionaliteit. Het dreigt een uitgeholde, apolitieke versie te worden waardoor de term zijn radicale roots en subversieve kracht verliest. Toch stelt ze ook dat het eeuwige definiëren en uitleggen van (afro)feminismen afleidt van het pad en dat pad is betegeld met de woorden: "la justice sociale ne se fera qu’avec nous!”
Emma-Lee Amponsah vangt aan met de Decolonial Turn en vergelijkt dekoloniseren met het openen van de doos van Pandora: het is een onomkombaar proces dat geenszins af te ronden valt. Ze wijst op de gevaren van een dekolonisatie als bedrijfsstrategie of branding, waarbij zwarte lichamen wel welkom zijn in de witte ruimte, maar hun geest en hun radicaliteit worden uitgewist. Het diversiteitsverhaal wordt vaak als een kleurrijk en vrolijk alternatief verkocht, maar er is geen plaats voor radicaliteit of ongemak. Amponsahs tekst is een brandende aanklacht tegen het magere beestje dat wij in België dekolonisatie noemen. Daarbij zijn het, telkens opnieuw, zwarte mensen die mogen opdraven om 'het' te komen uitleggen, liefst op de manier die witte mensen graag horen. Want het collectief geheugenverlies op vlak van ons koloniaal verleden en het daarin doorlevend racisme laat echte dekolonisatie vooralsnog niet toe.
Djia Mambu wijst ons in het hoofdstuk Representation matters op het belang van de representatie van zwarte vrouwen. Ze neemt ons mee achter de schermen van mediabedrijven zoals de BBC. De zwarte vrouw is in de media ofwel onderbelicht (onzichtbaar, ontmenselijkt, toegeëigend,...) of juist hyper-zichtbaar (geseksualiseerd, geanimaliseerd, arm, gevictimiseerd,...). Het gebrek aan (h)erkenning zorgt ook voor een gebrek aan ontplooiing. Ze eindigt haar exposé met enkele hoopvolle voorbeelden uit de modewereld en media en besluit: "the future is Black and feminist!".
In Ruimte creëren exploreren Shari Aku Legbedje en Anissa Boujdaini in drie onderdelen de ruimte. In een eerste deel gaat het over de bestaande ruimte en hoe zwarte vrouwen of vrouwen van kleur zich daarin kunnen bewegen. Vaak is het een gevecht om er aanwezig te mogen en te kunnen zijn. Een tweede stuk gaat over zelf een ruimte en zodoende vrijheid creëren, maar ook de druk die daarmee gepaard gaat. Ze besluiten met een autonomie: hoe lichamen van kleur een politieke ruimte op zichzelf zijn en het belang van het begrenzen van die ruimte.
Journalist en oprichter van Café Congo, Gia Abrassart, vertelt in Tiers-lieux ou l’utopie urbaine en mouvement over de inspiratie voor het oprichten van Café Congo, een vrijplaats voor de kunsten, waar de meervoudige verhalen van Afrikaanse kunstenaars tot hun recht komen. Naast Café Congo vermeldt ze ook FATSABBATS, de Cercle des Sorcières, de afrolit boekenwinkel Pépites Blues, Allée du Kaaï en de imaginaire mangrove van Olivier Marboeuf als metafoor voor een plek aan de rand van instellingen, een ruimte die continu in beweging is, als tegengestelde van een westerse instelling die wetten oplegt. Abrassart benadrukt het belang van de 'derde ruimte': ruimten voor onafhankelijk denken, als toevluchtsoorden, waar kennis gedeeld kan worden. Het gaat dan om multidisciplinaire ruimten waar radicaliteit en verzet welkom zijn, net als solidariteit, feminisme en hedonisme.
Een laatste hoofdstuk behandelt kunst en cultuur. Melat Gebeyaw Nigussie deelt haar visie op de witte kunstruimte in een essay getiteld Black skin, white cube (naar Frantz Fanon's Black Skin, White Masks). Nigussie fileert het zogenaamde diversiteitsbeleid van de culturele sector en pleit voor een echte herverdeling van de macht. Vuistregels daarbij zijn transparantie, intersectioneel feminisme en de aanwezigheid van mensen van kleur die elkaar ondersteunen.
Op haar beurt probeert Anne Wetsi Mpoma in Organiser la résistance dans les arts et la culture en contexte postcolonial Belge de volgende vragen te beantwoorden: wat is de relatie tussen zwarte vrouwen en kunstinstellingen? Hoe manifesteert de postkoloniale context zich voor hen? Welke strategieën kunnen zij gebruiken om weerstand te bieden? Net als Nigussie deelt zij haar inzichten voor de culturele sector. Vragen om erkenning en representatie binnen de mainstream instituten vreet energie. Het is tijd voor mensen van kleur om een gewone - niet-geracialiseerde - persoon te zijn.
Met Being (Imposed Upon) creëren deze auteurs hun eigen safe space. Het is allereerst een gids voor andere zwarte vrouwen én een eerbetoon aan hun zusters, heldinnen en voormoeders. Tegelijkertijd biedt het boek ook aan witte mensen een kans om meer inzicht te krijgen in de problematieken die zich verstrengelen op het kruispunt van vrouw- en zwart-zijn. Het is daarbij pijnlijk vast te stellen dat het de zwarte vrouwen zelf zijn die de onderdrukkingsmechanismen moeten benoemen en aanwijzen. In haar nawoord zucht Ma Neza naar meer. Ze benadrukt de voorwaarden die alle auteurs stellen in elke tekst. Kant-en-klare oplossingen en antwoorden rond dekolonisatie zijn er vooralsnog niet, maar er is wel zelfzorg, kennis die kan gedeeld worden en vooral: zusterschap.