Lauren McKeon
F-Bomb: Dispatches From the War on Feminism
Dallas: BenBella Books, 2018
feminisme / antifeminisme / standpunten / protestbewegingen /
RoSa-ex.nr.: FII a/1192
Het boek F-Bomb: Dispatches From the War on Feminism gaat in op de vaak onderbelichte rol van vrouwen die zich mobiliseren tegen feminisme. Het boek bestaat uit drie delen: het eerste deel exploreert de rol van feminisme vandaag, uitdagingen binnen de feministische beweging en uiteenlopende reacties op feminisme. In deel twee gaat McKeon in op de prominente rol van vrouwen die zich mobiliseren tegen het feminisme in Noord Amerika. Dit doet ze aan de hand van interviews met toonaangevende stemmen, events die ze bijwoonde, alsook (sociale) media kanalen en onderzoek. Ze gaat daarbij zowel in op de diversiteit binnen de antifeministische beweging als op de overeenkomsten. Het boek biedt daarmee een genuanceerd beeld van de motieven, denkkaders en attitudes van vrouwen die zich mobiliseren tegen feminisme en geeft een krachtig signaal: we kunnen deze veelheid aan stemmen niet (langer) negeren. In het derde hoofdstuk tracht ze een positieve feministische toekomst te schetsen.
Het eerste hoofdstuk exploreert de ambigue relatie van vrouwen ten aanzien van feminisme en waarom feminisme een onpopulair woord (‘F-woord’) werd volgens Lauren McKeon. Ze kijkt hierbij naar verschillende reacties van vrouwen op de feministische beweging enerzijds en uitdagingen binnen het feminisme anderzijds. Dit vormt het kader voor de rest van het boek.
McKeon geeft aan dat ‘Backlash’ (weerstand) tegen het feminisme niet nieuw is en dat er vanaf het begin van het feminisme altijd tegenstanders zijn geweest. Deze weerstand komt zowel van mannen als vrouwen, en traditioneel eerder uit religieuze, conservatieve, en rechtse hoek. De auteur verwijst naar het prominente boek Backlash: The Undeclared War Against American Women van Susan Faludi, de auteur die de term backlash introduceerde en er een boek aan wijdde. Volgens McKeon is de huidige antifeministische beweging en de rol van vrouwen daarin aldus geen nieuw fenomeen maar een déjà vu: een nieuwe uiting van een gekend fenomeen.
De huidige weerstand kent volgens de auteur wel andere uitingen en gezichten die niet altijd passen bij de traditionele tegenstanders van het feminisme. Ze geeft aan dat de opkomst van internet en sociale media hierin een belangrijke rol spelen omdat het nieuwe manieren biedt om zich met anderen te verbinden, groepen te vormen en te mobiliseren. Dit is onder meer zichtbaar in Facebookgroepen zoals ‘Women Against Feminism’ en ‘Feminism is Evil’.
De auteur staat ook stil bij een grote groep stemmen die zich expliciet distanciëren van het woord feminisme / zich expliciet geen feminist noemen: volgens onderzoek in de VS uit 2013 blijkt namelijk dat de helft van de vrouwen zichzelf niet als feminist beschouwt wanneer er geen definitie wordt gegeven van feminisme en dat vijf percent zichzelf anti-feminist noemt. Wanneer het jaar nadien wel een definitie van de term wordt gegeven daalt het percentage, maar is er nog steeds 30% dat zich expliciet geen feminist noemt. Ze tracht dan ook te achterhalen waar deze houding tegenover feminisme vandaan komt.
Ze deelt antifeministische vrouwen op in precaire feministen, postfeministen en antifeministen. Toch blijkt al snel dat ze in de praktijk niet altijd makkelijk binnen deze nogal theoretische categorieën te plaatsen vallen. Die bieden de lezer een helder kader en handvatten in het bestuderen van het fenomeen, maar zijn geen mal waar iedereen die zich distantieert van het feminisme in past. In deel twee van het boek gaat ze voornamelijk in op de antifeministen: vrouwen die zich expliciet kanten tegen het feminisme en een meer actieve rol opnemen in het mobiliseren tegen feminisme.
McKeon zoomt ook in op uitdagingen binnen het feminisme zelf en hoe die mogelijks ook antifeminisme voeden. Ze stelt de oncomfortabele vraag: ‘als vrouwen zich niet aansluiten bij het feminisme, wat is er dan mis mee?’ (vrij vertaald). Daarbij is ze constructief kritisch voor de feministische beweging: ze analyseert en bekritiseert waar feminisme in de fout is gegaan, en hoe feminisme van daaruit kan groeien om zich te blijven inzetten voor gendergelijkheid.
Zo stelt ze dat de feministische beweging niet altijd inclusief was en is. Ze is daarbij kritisch voor een gedateerd wit-feministisch perspectief dat geen of beperkt oog heeft voor verschillende ervaringen en belangen. Ze problematiseert het veralgemenen van ervaringen en de focus op één oplossing voor alle vrouwen, een mechanisme dat ze beschrijft met de term ‘universalisme’. Daarnaast bekritiseert ze trans-exclusie binnen de feministische beweging en het gebrek aan oog voor en inclusie van vrouwen met een beperking, vrouwen in sekswerk, vrouwen op het LGBTQ spectrum en iedereen die niet aan de maatschappelijke norm voldoet. Volgens McKeon leidt feminisme onder geïnstitutionaliseerde exclusie waardoor heel wat vrouwen zich uitgesloten en verlaten voelen.
Ook de beperkte aandacht van feminisme voor hoe het patriarchaat ook mannen beïnvloedt, hoe gendernormen ook een negatieve invloed hebben op jongens en mannen, en de niet-verwelkomende houding naar mannen binnen de feministische beweging worden door McKeon aangehaald als één van de kritieken op feminisme.
De auteur gaat ook in op de verdeeldheid tussen verschillende feministische golven en generaties, waarbij feministen elkaar aanvallen en elkaars standpunten en intenties in vraag stellen. Ze stelt ook in vraag of het zinvol is om te blijven spreken over feministische golven, omdat deze chronologische opvatting noch de verschillen tussen bewegingen in dezelfde golf, noch de gelijkenissen over feministische golven heen erkent. Het zorgt ervoor dat we gemeenschappelijke doelen - zoals abortusrechten, gelijk loon en het beëindigen van geweld op vrouwen - uit het oog verliezen. Dit alles zorgt volgens de auteur voor een gevoel van ‘gebroken zusterschap’ (‘broken sisterhood’) waarbij feministen ook elkaar bevechten.
Deze geïnstitutionaliseerde exclusie en gebroken zusterschap hebben als gevolg dat mensen zich afkeren van de feministische beweging. De verdeeldheid binnen de feministische beweging - zo beargumenteert McKeon - geeft munitie aan de antifeministische beweging: ‘Tijdens het groeien, stagneren, falen en verder groeien van de feministische beweging - zoals alle bewegingen - reageert het antifeminisme en bouwt het op de rusteloosheid en ontevredenheid van het feminisme’ (vrij vertaald, p. 29).
McKeon voerde interviews uit met vrouwen binnen de antifeministische beweging om inzicht te krijgen in hun motieven, denkkaders, attitudes en handelen. Tijdens haar onderzoek kon McKeon echter ook rekenen op heel wat weerstand van mede-feministen: ze kreeg te horen dat ze een betere feminist zou zijn als ze geen aandacht zou spenderen aan deze stemmen. Toch oppert McKeon om deze stemmen niet te negeren, maar wel te begrijpen, geziende populairiteit van sociale media en de digitale mogelijkheden tot groeperen en mobiliseren, maar ook om het feminisme verder te informeren en te wapenen tegen tegenstanders.
Volgens McKeon zijn er twee groepen van vrouwen die het woord feminisme afwijzen zonder zich uitdrukkelijk te mobiliseren tegen feminisme: de precaire feministen en de postfeministen. Precaire feministen ondersteunen gendergelijkheid als principe, maar identificeren zich niet met het woord feminist. Zij geven aan dat ze voor gelijke kansen voor mannen en vrouwen zijn en dat beide gelijk behandeld moeten worden, maar gebruiken daarvoor niet het F(eminisme)-woord. McKeon beschrijft ze in haar boek als ‘Ik ben geen feminist, maar…’. Ze tonen wel een ontevredenheid met de huidige positie van vrouwen in de maatschappij en vinden wel dat er nog steeds werk moet gemaakt worden van meer gendergelijkheid, maar niet onder de noemer van feminisme. De auteur wijdt dit aan een negatief imago en zelfs stigma van het woord feminisme, dat geassocieerd lijkt te worden met stereotype ideeën over feministen als ‘mannenhaters’ en ‘kwade feministen’, naast het feit dat feminisme onvoldoende representeert wat deze vrouwen bezighoudt.
Voor postfeministen daarentegen is de feministische strijd al gestreden. Ze geven aan dat feminisme verouderd en achterhaald is, en ze zich daarom niet als feminist beschouwen. Volgens deze stemmen zijn we beland in post-feminisme: een tijdperk nà het feminisme. Zij geven aan dat de feministische beweging ooit nodig was, maar gendergelijkheid ondertussen al lang bereikt is (door de auteur omschreven als ‘feministisch tomorrowland’) en feminisme dus niet meer nodig is. Dit alles beschrijft de auteur als de postfeministische leugen.
Een derde categorie zijn de antifeministen: zij die zich bewust en expliciet mobiliseren tegen feminisme. Ook dit is geen homogene groep: hoewel ze zich actief inzetten tegen het feminisme, doen ze dit op verschillende manieren. Zo bespreekt McKeon onder meer de feMRA vrouwen die zich inzetten voor mannenrechten; vrouwen die zich mobiliseren voor het idee van de traditionele huisvrouw (ook tradwives genoemd, maar de auteur gebruikt deze term niet); vrouwen die ‘GamerGate’ en de intimidatie van vrouwen in STEM steunden; vrouwen die zij-aan-zij staan met plegers van seksueel geweld en zich mobiliseren tegen de rechten van slachtoffers en overlevers van seksueel geweld; tieners die zich mobiliseren tegen abortus (zogenaamd ‘pro leven’ / pro-life activisten); en #NEWfeminism. In deze RoSa leest zoomen we voornamelijk in op de feMRA, traditionele huisvrouwen en #NEWfeminism.
McKeon bespreekt deze weerstand aan de hand van vele voorbeelden uit interviews met verschillende populaire figuren binnen de antifeministische beweging, belangrijke (sociale) media kanalen, events en beschikbaar onderzoek. Gezien de focus van het boek komen deze voorbeelden uit de VS en Canada.
FeMRA is een afkorting die verwijst naar antifeministische vrouwen die mannenrechtenactivisten (MRA) zijn. Deze vrouwen geven - net zoals hun mannelijke MRA collega’s - aan dat feminisme zich niet inzet voor gendergelijkheid maar wel (verkeerdelijk) inzet voor de positie van vrouwen. Volgens (fe)MRA hebben mannen in onze maatschappij een slechtere positie en zijn zij de dupe van feminisme. Ze mobiliseren zich dan ook voor de rechten van mannen.
De MRA ontstond eind 1800 als directe reactie tegen het feminisme (zie p. 85 en verder voor de geschiedenis). Ondanks de misogyne basis en kern van de MRA, heeft de beweging actief ingezet op het actief mobiliseren van vrouwen door hen niet enkel te betrekken, maar ook erkenning te geven, prominente rollen te bedelen en spreekruimte te geven op events of online platform. Volgens McKeon spelen feMRA een belangrijke rol in het mainstreamen van Men’s Rights Movements (MRA).
Volgens McKeon is de logica achter MRA erg effectief omdat het geen alternatieven biedt maar in de plaats daarvan de huidige status quo als de meest ‘natuurlijke’ uitkomst aanvaardt. Daarnaast zijn er ook heel wat vrouwen en bewegingen die voortbouwen op het narratief en de literatuur van de MRA zonder zich ermee te associëren: het gedachtengoed en de retoriek van de feMRA krijgen zo een bredere ingang en zorgen voor (overwachtse?) allianties.
In het boek gaat McKeon ook in op fricties tussen vrouwen onderling rond het moederschap. Volgens de auteur bestaan er stereotiepe beeldvorming en maatschappelijke controverse over werkende moeders en kinderloze carrièrevrouwen enerzijds (die zogezegd deel uitmaken van ‘Team Feminist’) en huismoeders anderzijds (die zogezegd niet feministisch zijn).
McKeon geeft aan dat binnen de antifeministische beweging het idee leeft dat als het stigma van thuisblijven voor vrouwen zou worden opgeheven, de meerderheid van de vrouwen zou kiezen om thuis te blijven en de meeste mannen zouden kiezen om te gaan werken. De twee grootste aanklachten van antifeministen ten aanzien van feministen zijn dan ook dat deze ‘natuurlijke’ keuze volgens hen momenteel gestigmatiseerd wordt enerzijds en anderzijds dat het feminisme een onrealistisch beeld verkondigd dat vrouwen ‘alles kunnen combineren’, maar hiervoor onvoldoende ondersteuning krijgen.
McKeon geeft aan dat vrouwen die kiezen om thuis te blijven voor het eerst in jaren terug in opmars zijn. Deze tendens wordt vaak gekaderd als een positieve en vrije keuze om thuis te blijven (‘opt out’), vaak in lijn met het argument voor deze ‘natuurlijke keuze’ zoals hierboven beschreven. Onderzoek toont echter aan dat dit beeld geromantiseerd en te rooskleurig is. Er zijn namelijk ook heel wat push-out factoren die vrouwen uit betaalde jobs duwen en er indirect voor zorgen dat ze deze keuze maken: moeilijkheden met work-life balance, het niet vinden van een job, hoge kosten van kinderopvang versus lage inkomstenjobs, enzovoort. Ook heel wat werkende vrouwen blijken te kiezen voor minder verantwoordelijkheden of deeltijds werken om werk en gezin in balans te houden. McKeon geeft aan dat het vrije-keuze argument deze structurele barrières niet erkent.
Het idee van een terugkeer naar de traditionele huisvrouw bouwt volgens de auteur op een valse nostalgie die historisch incorrect is: het negeert namelijk dat vrouwen in de jaren 1950 ook werkten omdat ze dit wilden of om economische redenen. Het schetst ook een eenzijdig beeld van de gelukkige huisvrouw, zonder oog voor de socio-economische en mentale problemen die huisvrouwen ervaarden in de jaren 1950 en de daarmee gepaard gaande opkomst van het gebruik van kalmerende middelen en antidepressiva door huisvrouwen. Ook de historische kadering van feminisme is volgens haar incorrect: feministen uit de jaren 1960 en 1970 wilden de huisvrouw niet afschaffen, maar net ook voor haar een betere positie bestendigen. Volgens McKeon moeten we niet terugkeren naar het idee van de huisvrouw,maar wel onze ideeën over huishoudelijk werk, betaald werk, mannelijkheid en vrouwelijkheid radicaal herdenken.
Een andere groep die weerstand biedt tegen het feminisme is - ondanks wat de naam doet vermoeden - de New Feminism beweging. Gestoeld op een eerder traditioneel conservatisme willen ze het woord feminisme claimen en een nieuwe betekenis geven: volgens hen heeft feminisme het juiste pad verlaten en zou het zich beter focussen op het unieke van het vrouwelijke en de complementariteit van mannen en vrouwen. McKeon beschrijft wat ze las op een protestbord over nieuw feminisme van tieners:
De focus van New Feminism ligt erg op het vrouwelijke en op een ‘pro-vrouw’ narratief, als verschillend van en complementair aan het mannelijke. Een van deze vrouwen getuigt: “Ik hou ervan om te zeggen dat ik vrouwelijk ben. En daarmee bedoel ik dat ik mijn vrouwelijkheid omarm, en dat ik niet geloof dat vrouw-zijn een hindernis vormt voor gendergelijkheid.” (vrij vertaald, p. 209). Nieuwfeministen leggen een grote focus op het vrouwenlichaam en moederschap en maken een deel uit van de anti-abortusbeweging.
Doorheen het boek geeft McKeon inzicht in de gelijkenissen tussen verschillende vormen van weerstand tegen feminisme. Zo vinden heel wat van deze vrouwen dat feminisme geen nut meer heeft in Noord-Amerika en vaak zelfs ‘te ver’ is gegaan. Volgens deze vrouwen maakt feminisme vrouwen tot eeuwige slachtoffers die altijd meer willen. Ze zijn van mening dat feminisme vrouwen een passieve slachtofferrol toebedeelt, hen hulpeloosheid aanleert en weinig ruimte laat voor hun empowerment. Tegelijkertijd stellen ze dat het mannen onderwaardeert, viseert en demoniseert. Ze bekritiseren ondermeer positieve acties op de werkvloer en verzetten zich tegen bewustmakingscampagnes die zich richten op plegers van seksueel geweld.
Daarnaast focussen deze vrouwen zich ook op veranderende genderrollen en wensen ze een terugkeer naar of waardering voor zogenaamde ‘natuurlijke’ rollen voor mannen en vrouwen. Meermaals in het boek wordt er door de vrouwen beargumenteerd dat bepaalde sectoren en huishoudelijke rollen nu eenmaal meer vrouwen aantrekt dan mannen. Een these die steevast gevolgd wordt met de vraag: hoe ver wil het feminisme nog gaan om mensen in rollen te duwen die ze niet willen opnemen? Dit argument van natuurlijke verschillen oftewel biologisch determinisme wordt gebruikt om de status quo te behouden of terug te keren naar een achterhaald maatschappijbeeld.McKeon geeft aan dat dit denkbeeld systemische drempels negeert en alles herleid en beperkt tot (onbelemmerde) persoonlijke keuzes.
Een ander veelgehoord sentiment is dat feminisme vrouwen ‘gebrainwashed’ heeft in het willen van een carrière, en de mythe heeft gecreërd dat vrouwen ‘alles moeten kunnen’ en ‘alles tegelijkertijd kunnen hebben’: een goede huisvrouw en moeder zijn én carrière maken. Volgens hen is dit een mythe die veel vrouwen ontevreden maakt en ‘onnatuurlijke’ dingen vraagt van vrouwen. In plaats van de maatschappij in vraag te stellen en te pleiten voor een samenleving die het evenwicht tussen betaalde arbeid en gezin ondersteunt, grijpen deze vrouwen terug naar een blind nostalgisch sentiment en de zogenaamde eenvoud van traditionele genderrollen. Ook al geloven veel van deze vrouwen in (het belang van) keuzevrijheid voor vrouwen en bedanken ze het feminisme hiervoor, geloven ze eveneens dat feminisme ook de wereld heeft veranderd op een manier die niet wenselijk is. Zo zou onder meer de evolutie naar het tweeverdienersgezin te wijten zijn aan het feminisme. Daardoor kunnen vrouwen niet meer bij hun gezin blijven en worden huisvrouwen gestigmatiseerd. Ze zijn ervan overtuigd dat als vrouwen kunnen kiezen, ze zullen kiezen voor traditionele genderrollen waarbij vrouwen huishoudelijke en zorgende taken opnemen.
McKeon is duidelijk zoekende in het vertellen van deze verhalen, zonder deze ideeën te herbevestigen en meer aanhangers te geven. Ze balanceert tussen begrip voorde vrouwen die weerstand bieden tegen feminisme enhun argumenten in perspectief plaatsen en waar nodig counteren vanuit een feministisch perspectief. Soms doet ze dit op een journalistiek afstandelijke manier, soms op een feministisch strijdbare manier, maar altijd scherp. Ze concludeert haar analyse als volgt:
McKeon sluit af met een toekomstperspectief waarin feminisme evolueert en leert uit deze analyse. Ze pleit voor een meer inclusieve en intersectionele invulling van feminisme dat verschillende vormen van uitsluiting en de pluraliteit van de feministische beweging erkent. Een feminisme dat aansluit bij de huidige maatschappelijke uitdagingen en toegankelijk en verwelkomend is voor nieuwe feministen in plaats van (elitaire) barrières opwerpt en afschrikt. Een feminisme dat meegaat met de tijd en gebruik maakt van sociale media en alle soorten van mobilisatie - ook online mobilisatie en hashtag activisme - erkent en waardeert. Het boek biedt welt een ideologische visie op de toekomst van het feminisme maar bevat helaas weinig concrete voorstellen.