hier komen promoties & acties

Tthumbnail Anti Gender Campaigns In Europe

Anti-Gender Campaigns in Europe - Roman Kuhar & David Paternotte [Eds.]

Roman Kuhar & David Paternotte [Eds.]

Anti-Gender Campaigns: Mobilizing Against Equality
London: Rowman & Littlefield International, 2017

holebi / gender / gelijkheid / attituden / acties / religie / Europa

RoSa-ex.nr.: FII a/1217

Deze bundeling biedt een diepgaand, transnationaal en comparatief inzicht in de antigenderbeweging in Europa, en is dan ook een must-read voor wie meer wil weten over dit onderwerp. Afgezien van een inleidend hoofdstuk waarin Roman Kuhar en David Paternotte de nodige duiding geven bij de term ‘antigenderbeweging’, zoomt ieder hoofdstuk in op een specifieke nationale context. De landen die aan bod komen zijn België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Hongarije, Oostenrijk, Kroatië, Polen, Rusland, Ierland, Slovenië en Spanje. In een afsluitend hoofdstuk maken de twee redacteurs tenslotte de balans op van de culturele en religieuze roots, evenals van de organisatiestructuren en internationale samenwerkingen binnen de antigenderbeweging in Europa.

De antigenderbeweging vs. “genderideologie”

De antigenderbeweging wordt in de inleiding omschreven als een relatief nieuwe sociale en politieke beweging in Europa die gendergelijkheid en LHBT rechten een halt wil toeroepen. Het is een zeer diverse beweging, met uiteenlopende manifestaties in verschillende landen, maar met gelijkaardige discoursen, strategieën en modi operandi, die het onderwerp vormen van dit boek. Onder de vlag van vrijheid van meningsuiting, gedachte en geweten presenteren deze actoren zich als heldhaftige verdedigers van liberale waarden, die met woord en daad ten strijde trekken tegen de zogenaamde groeiende tirannie en censuur van “genderideologie”. Dit laatste, intrigerende concept vindt haar oorsprong in de antigenderbeweging en houdt een aanklacht in tegen feministisch en queer activisme. Ook omvat de term een kritiek op het academische onderzoeksveld waarop dergelijk activisme gebaseerd is, met name gender en queer studies.

Kortom, de antigenderbeweging verzet zich tegen (de complexe wisselwerking tussen) de academische disciplines en activistische bewegingen die essentialistische en naturalistische noties van gender en seksualiteit deconstrueren, bevragen en beogen te ontmantelen.

De term “genderideologie” werd in de antigenderbeweging gemunt als een alomvattende en voldoende vage passe-partout om alle ethische, culturele, maatschappelijke en politieke veranderingen te capteren die gendergelijkheid en seksuele vrijheid bewerkstelligen. De term biedt daarmee een mobiliserend en interpretatief kader om kritiek te uiten op tal van hervormingen en sociale veranderingen.

Beperkt onderzoek naar de antigenderbeweging

Kuhar en Paternotte merken op dat diverse bewegingen die deel uitmaken van de Europese antigenderbeweging elkaar nauwlettend in de gaten houden, steeds meer contacten leggen en samenwerken opzetten om elkaars strategieën, impact en organisatiestructuren te versterken. Ondanks deze groeiende tendens is er, anno 2017 wanneer het boek wordt uitgebracht, nog maar weinig onderzoek naar de Europese antigenderbeweging. Dat wijten de auteurs deels aan de mythe van een gendergelijk en moreel superieur Europa. Weerstand wordt, aldus de auteurs, vaak niet opgemerkt of erkend in Europa, in tegenstelling tot bijvoorbeeld conservatieve en vaak Katholieke anti-abortuslobbygroepen in de Verenigde Staten. De eerste waarschuwing dat conservatieve actoren ook in Europa de krachten bundelen tegen progressieve evoluties en verworven rechten is volgens de auteurs de Franse Manif pour Tous, een collectief van verenigingen dat zich verzette tegen het homohuwelijk, dat in Frankrijk wettelijk werd goedgekeurd in mei 2013. Toch worden vandaag antigendercampagnes in Europa onvoldoende geanalyseerd vanuit een breder kader. Veeleer bestaat de neiging om dergelijke actoren, acties en discoursen als ‘uitzonderingen’ te beschouwen, en bovendien beperkt tot de specifieke nationale context. Kuhar en Paternotte waarschuwen dan ook tegen het gevaar van dergelijk methodologisch nationalisme, waardoor de schaal en impact van de Europese beweging wordt onderschat. 

Een ander hiaat in het bestaande onderzoek, zo stellen Kuhar en Paternotte, is dat thema’s als religie, gender en seksualiteit in Europa dan wel groeiende aandacht kregen, maar dat de literatuur zich bijna uitsluitend beperkt tot islam en de bevooroordeelde onderzoeksvraag of Islam te rijmen valt met gendergelijkheid en seksuele vrijheden. Bovendien focussen dergelijke onderzoeken vaak op individuele ervaringen of op religieuze autoriteiten, en maar zelden om religieuze bewegingen. 

De focus op Islam is niet alleen bevooroordeeld, maar ook misleidend: Kuhar en Paternotte signaleren dat precies de Katholieke Kerk en het Vaticaan een cruciale rol spelen in het ontstaan en de ontwikkeling van het pejoratief ‘genderideologie’.

De hoogste autoriteiten in het Vaticaan versterken antigendercampagnes in Europa en beschouwen deze zelfs als een politieke prioriteit. De Katholieke Kerk voorziet sterke internationale netwerken waarin verschillende actoren elkaar kunnen ontmoeten en  ideeën en strategieën uitwisselen. Volgens Kuhar en Paternotte is het antigenderproject een poging van de Katholieke Kerk om invloed te herwinnen in geseculariseerde delen van de wereld, en meer specifiek in Europa, en om het geloof van haar volgers te bekrachtigen. De Katholieke Kerk stelt zich op tegen de privatisering van religie, en moedigt volgers aan hun religie publiekelijk te verdedigen en te mobiliseren in politieke actie, ook op straat. 

Niet alleen religie, maar ook verrechtsing en rechts populisme heeft de antigenderbeweging een boost gegeven, volgens Kuhar en Paternotte. In sommige landen, zoals Oostenrijk en Duitsland, zijn rechtse populisten vaak de drijvende krachten achter regionale of nationale antigenderbewegingen. De auteurs merken op dat het in dergelijke gevallen niet enkel gaat om politici, maar ook om opiniemakers en actoren in het maatschappelijk middenveld, sociale bewegingen en grassroots organisaties. Dit wijst op een tweede hiaat in het wetenschappelijk onderzoek naar de intersectie tussen (radicaal)rechtse politiek en antigenderbewging in Europa: onderzoek focust bijna uitsluitend op partijpolitiek waardoor de onderstroom van sociale bewegingen en grassroots organisaties over het hoofd wordt gezien.

Antigenderbeweging in Europa in kaart gebracht

De bundel Anti-Gender Campaigns: Mobilizing Against Equality tracht een aantal van deze hiaten in te vullen, niet in het minst om antigendercampagnes in Europa samen te brengen en structureel te analyseren vanuit een gedeeld kader.

De auteurs verzamelden studies van diverse onderzoekers in Europa. Omdat zij in verschillende academische disciplines actief zijn, is er geen geüniformiseerde methodologie. Wel leunen alle hoofdstukken op eenzelfde analytisch kader, dat werd opgesteld tijdens twee samenkomsten van de onderzoekers, in Budapest en Brussel.

Ieder hoofdstuk gaat in op een specifieke nationale context. Aan bod komen (in volgorde van het boek): Oostenrijk, België, Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Polen, Rusland,Slovenië en Spanje. Een interessant inzicht dat voortkomt uit de overkoepelende analyse van Kuhar en Paternotte is dat de antigenderbeweging in voormalige Sovjet-landen gemakkelijk voet aan de grond vindt. “Genderideologie” wordt voorgesteld als de nieuwste linkse complottheorie, ontstaan uit de assen van het marxisme. Het politieke doel zou nog steeds socialisme zijn, maar ‘nieuw links’ zou ingezien hebben dat een culturele revolutie nodig is om van sociaal-economisch systeem te veranderen. “Genderideologie” wordt  zo gezien als een neokoloniaal project van westerse activisten en hun overheden om decadente waarden te exporteren en niet-westerse samenlevingen te seculariseren. Onder  meer Paus Franciscus noemt “genderideologie” dan ook liever “ideologische kolonisatie”. Dit laat Poetin bijvoorbeeld toe om Rusland voor te stellen als redder tegenover deze “genderwaanzin”, met een een alternatief moreel project gebaseerd op traditionele waarden en authentieke nationale culturen.

De casus België

Het hoofdstuk over België werd geschreven door Sarah Bracke, Wannes Dupont en David Paternotte zelf. Hun onderzoek toont aan dat katholieke antigendercampagnes eerder marginaal zijn in België. Conservatieve en traditionalistische katholieke groeperingen in België missen het militant activisme, de organisatiestructuren en de kerkelijke ondersteuning om de grootschalige mobilisaties te verwezenlijken die elders in Europa ontstaan zijn. Belangrijke figuren zoals Michel Schooyans en Marguerite Peeters, hoewel invloedrijk op internationaal niveau, hebben in België maar weinig impact. Hun ideeën vinden weinig weerklank bij conservatieve katholieken in eigen land. In België richten dergelijke groeperingen zich (op het moment van schrijven, d.w.z. 2017) veeleer op concrete ethische thema’s zoals abortus en euthanasie, dan op een abstract en theoretisch concept als gender. Daarnaast merken de auteurs op dat de Katholieke Kerk in België, ooit een toonaangevende instelling die de samenleving organiseerde, veel van haar invloed verloren heeft sinds de jaren 1960.

Dit betekent echter niet dat er in België geen weerstand is tegen gender als analytische categorie en tegen gendergelijkheid als waarde. 

Dergelijke weerstand is niet voorbehouden aan conservatieve stromingen binnen de Katholieke Kerk, maar kann ook bestaan in andere religieuze tradities, in België voornamelijk het Evangelisch Protestantisme en de Islam.

Bovendien stellen auteurs duidelijk dat het opnieuw essentialiseren van mannelijkheid en vrouwelijkheid en de weerstand tegen het concept gender ook voorkomen - en in België zelfs dominant kunnen zijn - in seculiere vormen van kennisproductie, zoals evolutionaire psychologie, wat volgens de onderzoekers relatief sterk aanwezig is in de Belgische cultuur. Ook positivistische benaderingen in de wetenschap, die sociaal geconstrueerde noties en performatieve dimensies van de sociale werkelijkheid in twijfel trekken, zijn een vruchtbare bodem voor antigenderdiscoursen en ideeën. 

Tenslotte wijzen de auteurs op het anti-intellectualistische karakter van het publieke debat in België, en specifiek in Vlaanderen, dat sociale constructies van de hand wijst. Dit wordt bovendien versterkt door het neoliberale kader dat structurele analyses van ongelijke machtsverhoudingen individualiseert en reduceert tot een kwestie van individuele verantwoordelijkheid. Volgens Bracke, Dupont en Paternotte wordt dit alles goed geïllustreerd door het relatieve gebrek aan geïnstitutionaliseerde genderstudies in België, waar de ontwikkeling en institutionalisering van dit academische vakgebied traag verloopt in vergelijking met buurlanden.

We besluiten dan ook dat er meer onderzoek nodig is naar antigenderbewegingen, in Europa en specifiek in België.


Meer weten?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

#RoSaleest #Antigender #Europa #Onderzoek