RoSa vzw licht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema uit of bespreekt de genderdimensie van een actueel thema. Deze week bekijken we wat seksueel geweld volgens de letter van de wet inhoudt, en hoe België inzet op preventie.
Gepubliceerd op 22/04/2021
Bron foto: brbrihan via Unsplash
Het nieuws haalde recent nog alle krantenkoppen: de gevangenisstraf voor verkrachting zal verdubbelen. Het voorstel kadert binnen de herziening van het strafwetboek, waarbij seksuele misdrijven extra aandacht krijgen. Het is weliswaar nog niet zo ver: het akkoord moet eerst passeren langs de Raad van State en andere adviesorganen en nadien bekrachtigd worden door het parlement. In afwachting daarvan bekijken wij in deze Pers:pectief wat seksueel geweld volgens de letter van de wet inhoudt, en hoe België inzet op preventie.
In België worden per dag zo'n drieëndertig meldingen van seksueel geweld gedaan. Twintig procent van de Belgische vrouwen en veertien procent van de mannen is ooit verkracht geweest, zo blijkt uit de antwoorden van respondenten van een enquête van Amnesty International uit 2020. Bij jongeren tussen 15 en 24 jaar is dat bijna 25 procent. Gemiddeld werden de laatste tien jaar negen verkrachtingen en tien aanrandingen per dag gerapporteerd bij de politie. Men schat dat zowat 90 procent van de gevallen niet wordt aangegeven en ongeweten blijft - daarom spreekt men van een groot dark number. Bovendien doen de meeste slachtoffers of getuigen van seksueel geweld geen beroep op hulpverlening. De cijfers van zowel politie als hulpverlening zijn dan ook ontoereikend. Seksueel geweld blijft voor een groot deel ongezien, ongemeten en onbestraft.
De voornaamste vormen van seksueel geweld zijn aanranding van de eerbaarheid (zoals dat nu nog heet) en verkrachting. Maar er zijn er nog veel andere, allemaal ernstig én strafbaar.
Bron afbeelding: Veiligheid & Preventie van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken
Over verkrachting vinden we in artikel 375 in ons Strafwetboek: “Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt.” Dat wil zeggen dat elke ongewenste - dus zonder toestemming - vorm van penetratie (en dat hoeft niet met een penis te zijn) in een lichaamsopening als verkrachting beschouwd kan worden. Na de aangekondigde hervormingen zal ook gedeeltelijke penetratie als verkrachting tellen. Belangrijk detail: in ons land hoeft er geen ander geweld aan te pas te komen en het slachtoffer hoeft zich ook niet verzet te hebben om van verkrachting te spreken. In onder andere Nederland en Denemarken is dat wel zo, maar daar komt gelukkig verandering in. Wat is dan het verschil met aanranding? Daarbij gelden dezelfde voorwaarden, alleen moet er geen penetratie hebben plaatsgevonden: van zodra men tegen de wil wordt aangeraakt of gedwongen om een seksuele handeling te verrichten, wordt dit als aanranding beschouwd. Sowieso is er volgens de Belgische wetgeving onder 16 jaar geen instemming met seksueel contact mogelijk en dus ook geen sprake van ‘toestemming’. In buurland Frankrijk is net beslist dat seks met kinderen jonger dan vijftien gelijkstaat aan verkrachting.
Bij de aanpassing van de wetten zal dwang of geweld nog steeds geen noodzakelijke voorwaarde zijn: als de toestemming ontbreekt, is de wet geldig. Zo is er geen sprake van toestemming als de vrije wil wordt beperkt, bijvoorbeeld wanneer het slachtoffer kwetsbaar was door dronkenschap. Daarnaast erkent men dat toestemming kan worden ingetrokken tijdens de seksuele handeling. Er zullen na de aanpassing meer verzwarende omstandigheden in acht worden genomen - bijvoorbeeld bij jonge slachtoffers, incest, of daders die handelen vanuit machtsposities - en de maximumstraffen worden daarbij verhoogd. Het meest opvallend is de verdubbeling van de maximumstraf voor verkrachting: van een maand tot vijf jaar naar zes maanden tot tien jaar. Bij voyeurisme, wat ook onder seksueel grensoverschrijdend gedrag valt, is ontbloting binnenkort geen vereiste meer. Nog een aanpassing is de term "aantasting van de seksuele integriteit", die men in plaats van "aanranding van de eerbaarheid" zal hanteren.
In sommige landen gaat men verder. In Finland bijvoorbeeld, zou vanaf dit jaar "verbaal lastig vallen, door middel van foto's of berichten, foto's maken van iemand of zichzelf" onder seksuele intimidatie vallen en dus strafbaar worden. In het Verenigd Koninkrijk is "upskirting", of stiekem foto's maken van de intieme delen van een persoon, vaak kinderen, strafbaar sinds de Voyeurism Offences Act van 2019.
De slachtoffers van seksueel geweld blijven nog te vaak in de kou staan. Seksueel geweld kan nefaste mentale, fysieke, seksuele en socio-economische gevolgen hebben voor de getroffenen. Slachtoffers die goed omkaderd worden en toegang hebben tot alomvattende zorg, verwerken hun trauma's beter. Premier Decroo kondigde alvast aan dat hij de financiële middelen voor de hulpverlening voor slachtoffers wil optrekken van 8,5 miljoen euro vorig jaar naar 17,8 miljoen euro in 2023.
Vooraleer een dader kan veroordeeld worden, is er een aangifte nodig. Dit schrikt echter veel slachtoffers af om verschillende redenen en daardoor is het cijfer van aangifte dus veel lager dan het werkelijke aantal (dark number) geweldplegingen. Toch doen de laatste tien jaren meer en meer mensen melding en zijn de aangiftes met bijna 25 procent gestegen.
Een aangifte doen kan erg traumatiserend zijn als de omstandigheden niet optimaal zijn. Er zijn twee opties om aangifte te doen. De eerste is bij de politie, waar getroffenen zich niet altijd serieus genomen voelen, hun pijnlijke verhaal verschillende keren moeten vertellen of soms onvoldoende professioneel omkaderd worden. Politiediensten beschikken normaal gezien over speciale opvanglokalen waar je in alle sereniteit en eventueel bijgestaan door iemand je relaas kan doen. Een agent zal heel wat vragen stellen, ook onaangename, die noodzakelijk zijn om zoveel mogelijk informatie en bewijs te verzamelen. Het is tevens de plicht van de agent je telkens uit te leggen waarom deze gesteld worden. Die vragen kunnen immers belangrijke feiten aan het licht brengen en naar sporen leiden. Vroeger werden sporen van sperma als belangrijkste onderzoeksfactor beschouwd. Vaak stopte het onderzoek als er geen sperma gevonden werd en werd de zaak geseponeerd. Het parket van Antwerpen volgt echter al een tijdje een nieuwe methode, aan de hand van een uitgebreidere vragenlijst, waardoor ook huid en speeksel sneller onderzocht worden, wat tot meer doorbraken leidt.
Na deze getuigenis moet men het slachtoffer uitleggen wat er verder met het dossier zal gebeuren en verwijst men door naar gespecialiseerde hulpverlening. Als dat nuttig blijkt, zal de politie je vragen om een geneeskundig onderzoek te ondergaan. Dat medisch onderzoek verloopt meestal met een Seksuele Agressie Set, een tool om sporen van seksueel geweld te verzamelen. Best gebeurt zo'n onderzoek binnen de 24 uur na de feiten, maar het kan tot vier dagen erna nog relevante resultaten opleveren. Men speurt naar DNA op afgenomen stalen, analyseert de microsporen, doet toxicologisch onderzoek op urine en bloed, voert anogenitaal onderzoek uit en inspecteert eventuele trauma’s. Artsen hebben zwijgplicht en mogen niet over deze onderzoeken communiceren, ook niet aan familie. Noot: zelfs zonder aangifte kan een medisch onderzoek nuttig zijn, bijvoorbeeld als bewijs van arbeidsongeschiktheid, bij een eis om schadevergoeding, of voor de DNA-databank. De laatste stap in de aangifte is de opmaak van het proces-verbaal, waarbij het aangiftegesprek en het medische onderzoek als aanleiding dienen voor een grondig verhoor.
Een tweede optie voor aangifte, is zich wenden tot één van de Zorgcentra na Seksueel Geweld. Sinds 2017 kan je als slachtoffer 24 uur op 24 terecht in het UMC Sint-Pieter in Brussel, het UZ Gent en het UMC Luik. Deze pilootprojecten zijn in 2017 opgericht naar aanleiding van de richtlijnen van het verdrag van Istanbul, dat onder andere zegt dat elk land voldoende aangepaste en toegankelijke referentiecentra voor seksueel geweld moet voorzien. Je krijgt er een algemene omkadering en men helpt indien gewenst met klacht neerleggen bij speciaal opgeleide zedeninspecteurs. Men voorziet er ook de mogelijkheid tot medische zorg, psychische begeleiding en de opvolging ervan. Ook het forensisch onderzoek kan op dezelfde plek plaatsvinden. Het is de bedoeling dat er tegen 2023 tien Zorgcentra operationeel zijn, al kan de coronacrisis hier nog roet in het eten gooien. In de huidige drie Zorgcentra ziet men gemiddeld 50 slachtoffers per maand. De voorlopige evaluatie van dit pilootproject is erg positief.
Tussen 2010 en 2017 werd helaas meer dan de helft van de verkrachtingszaken in België geseponeerd, meestal door een gebrek aan materieel bewijs. Procureur des Konings van het parket Halle-Vilvoorde Ine Van Wymersch licht dat cijfer toe: “Zaken kunnen om twee redenen geseponeerd worden: om technische redenen en om opportuniteitsredenen. Als er geen bewijzen zijn of als de dader onbekend is, valt dat onder technische redenen. Onder opportuniteitsredenen vallen dan weer de jeugdige leeftijd van de verdachte, andere prioriteiten of onvoldoende onderzoekscapaciteit."
Niet iedereen wil of kan de stap tot aangifte zetten. Denk aan mensen in precaire situaties, mensen zonder papieren of sekswerkers, of wanneer de dader zich in familiale kring bevindt. Ook wil niet elk slachtoffer een rechtszaak of een celstraf voor hun dader(s): soms wil men begrip, erkenning, vergeten, verzoening of een contactverbod bijvoorbeeld.
Het idee dat recht zegeviert wanneer overtreders van de wet naar de gevangenis gaan, is redelijk nieuw. In de 16e en 17e eeuw waren publieke vernedering of publieke executie veel voorkomende straffen. De gevangenis kwam er als meer ‘menselijke’ straf: men ging toen nog uit van het idee dat reflectie, godsdienstige begeleiding en eenzame opsluiting van daders een beter mens zouden maken. Maar ex-gevangenen hebben het vaak moeilijk om te reïntegreren in de maatschappij en hervallen indien ze geen goede sociale vangnetten hebben.
Onze samenleving heeft zo'n vertrouwen in de politie en de billijkheid van het rechtssysteem dat wij ons volledig richten op bestraffing, met name celstraffen, voor criminele feiten met betrekking tot seksueel geweld. We zien die visie ook terugkeren in bepaalde feministische strekkingen. Denk maar aan ‘carceral feminism': een feminisme dat pleit voor het versterken en verhogen van gevangenisstraffen die te maken hebben met feministische en genderkwesties. Binnen die ideologie leeft de overtuiging dat strengere en langere gevangenisstraffen zullen helpen bij het oplossen van deze problemen. Maar volgens een aantal andere feministen kan geen enkele vorm van boetedoening de gevolgen van een schending van lichamelijke autonomie ongedaan maken. Zij stipuleren dat gevangenisstraffen geen verkrachting voorkomen, noch zorgen voor het feit dat vrouwen zich veilig voelen op straat. Zo stelt Lola Olufemi in het hoofdstuk The Answer to Sexual Violence is Not More Prisons in Feminism, Interrrupted:
Liesbet Stevens, professor seksueel strafrecht en adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM), zegt dat onderzoek aantoont dat lange gevangenisstraffen een ongewenst effect kunnen hebben. "De re-integratie na de lange celstraf in de samenleving verloopt veel moeizamer. Gevangenisstraffen leiden bovendien niet automatisch tot schuldinzicht." De recidive in België ligt hoog: uit een studie van 2015 (de meest recente) blijkt dat meer dan 70 % van alle gedetineerden hervalt binnen de vijf jaar. Een gevangenisstraf voor de dader is dus maar een deel van de oplossing, al is het in bepaalde gevallen natuurlijk nodig om een seksuele delinquent af te sluiten van de samenleving. Ook aangepaste en gerichte begeleiding om herval te vermijden is noodzakelijk.
Een gevangenisstraf blijft een individuele straf en linkt de misdaden niet aan de samenleving en diens mechanismen, normen en waarden. Daarom vinden velen het prioritair om meer in te zetten op de preventie van seksueel geweld, in plaats van enkel op bestraffing.
Het is cruciaal om seksueel geweld te proberen voorkomen en niet enkel te focussen op wat er na de feiten gebeurt. Belangrijk daarbij is om de schuldkwestie bij overlevers van seksueel geweld weg te nemen en niet te vervallen in kwalijke clichés.
Niet iedereen herkent zichzelf als dader of slachtoffer van seksueel geweld. Slachtoffers kampen vaak met schuldgevoelens, daders durven soms niet over expliciete fantasieën spreken of beseffen onvoldoende welke grenzen ze overschrijden. Professor seksueel geweld Ines Keygnaert zegt dat “mensen die te maken krijgen met seksueel geweld vele drempels over moeten. Daarom willen ze zeker zijn dat, als ze erover spreken, ze meteen bij iemand terechtkomen die onderlegd is en hen voor langere tijd kan helpen. Geen ‘eenmalig luisterend oor’ en ‘daarna doorverwezen worden’." Er zijn al enkele laagdrempelige initiatieven in ons land. Kinderen en jongeren kunnen nu al surfen naar nupraatikerover.be en volwassenen kunnen chatten via seksueelgeweld.be, een tool die slachtoffers in contact brengt met ervaren psychologen. Deze hulplijnen hebben nood aan meer middelen, net als de organisaties die werken met plegers van seksueel geweld.
Er is zeker meer nood aan actieve begeleiding van daders, waarbij ze leren grenzen respecteren, werken aan zichzelf en schuldbesef verwerven. Een voorbeeld in België is Iter vzw, een ambulant centrum voor preventie, begeleiding en behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Iter ontwikkelde ook een aparte website voor familieleden van geweldplegers, die worstelen met vragen of problemen. Stop it Now!, een organisatie voor mensen die zorgwekkend gedrag vertonen ten opzichte van minderjarigen, ontwikkelde een online zelfhulpmodule: ‘Stoppen is mogelijk’, voor mensen die (de neiging voelen om te) kijken naar kinderporno.
In 2015 werd in Vlaanderen de Sociale Kaart voor Hulpverlening aan Seksueel Delinquenten voorgesteld door het Universitair Forensisch Centrum (UFC). Ondertussen is er een derde herziene versie, waarin men een helder en gestructureerd overzicht biedt van het behandelaanbod van seksueel geweldplegers. De focus ligt op terugvalpreventie, wat niet alleen nieuw leed kan voorkomen, maar ook de daders en hun naasten ten goede komt. In de brochure vinden we informatie van een twintigtal centra in Vlaanderen en Brussel, naast Iter vzw bijvoorbeeld ook Fronta in West-Vlaanderen, Asterisk in Antwerpen, Team FORTE in Limburg, of Gerechtelijke Alternatieve Maatregelen in Oost-Vlaanderen.
Daders leren er verschillende vaardigheden om op het juiste pad te blijven. Dat kan door de delictketen te analyseren (wat ging eraan vooraf? Welke factoren leidden tot het geweld?), risicosituaties leren herkennen en vermijden, eventuele verslavingen onder controle krijgen, agressiebeheersing, eigen traumaverwerking, langetermijndoelen stellen, een vaste job vinden, enzovoort.
Een ander belangrijk element bij preventie zijn cijfers en onderzoek. Cijfers over seksueel geweld zijn niet altijd eenduidig: alles hangt af van hoe het geweld gedefinieerd wordt, wie en wanneer men ondervraagt, net als van het grote dark number. Er is nood aan een betere verzameling van data omtrent seksueel geweld, op vlak van profielen van slachtoffers, veroordelingen, enz.
Amnesty International pleit ook voor een betere opleiding en omkadering van politie en de juridische actoren die met slachtoffers te maken krijgen. Uit onderzoek blijkt dat als de eerste hulp slecht aangepakt wordt, dit leidt tot wat heet secundaire victimisatie, met mogelijk verstrekkende, traumatische weerslag.
Tot slot is sensibilisering, te beginnen in het onderwijs, van levensbelang. Van jongsaf aan moeten kinderen leren wat fysieke integriteit en grenzen zijn. Preventie is ook informeren over consent (toestemming) en seksuele en lichamelijke zelfbeschikking. De overheid moet dus niet alleen campagnes in het onderwijs ondersteunen, maar ook de organisaties uit het gelijke kansen milieu voldoende financiële middelen bieden voor het bestrijden van de mythes en taboes over seksueel geweld en de maatschappelijke patronen die genderongelijkheid bestendigen.