De laatste weken kwam het Verdrag van Istanbul rond het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen regelmatig in de pers: Polen wil eruit stappen en Turkije – nochtans het eerste land om in 2012 het Verdrag te ratificeren – geeft te kennen Polen in die beslissing te willen volgen ondanks nationale protesten tegen femicide en geweld op vrouwen. Ook Kroatië en Servië spelen met het idee om het Verdrag op te zeggen. Maar wat is het Verdrag van Istanbul precies? Wat is zijn belang voor vrouwenrechten in Europa? Waarom staat het Verdrag vandaag onder druk? RoSa zet alle feiten voor je op een rijtje.
Bron foto: WikiCommons
Het Verdrag van Istanbul, oftewel het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, is een mensenrechtenverdrag van de Raad van Europa dat op 11 mei 2011 ter ondertekening werd opengesteld in Istanbul, de plek waaraan het Verdrag sindsdien haar gangbare naam te danken heeft. Maar liefst 46 landen alsook de Europese Unie ondertekenden het. België tekende het op 11 september 2012 en ratificeerde het op 14 maart 2016. Dat wil zeggen dat het Verdrag toen officieel bekrachtigd werd, waarna het op 1 juli 2016 in werking trad. Dat de nationale goedkeuringsprocedure vier jaar in beslag nam, heeft te maken met Belgische staatsstructuur. Het Verdrag heeft namelijk betrekking op zowel federale bevoegdheden als op gewestelijke en gemeenschapsbevoegdheden. Om het Verdrag te ratificeren, moesten alle bevoegde entiteiten met de bepalingen instemmen, wat het proces behoorlijk vertraagde.
Een verdrag, ook wel een conventie of traktaat genoemd, is een schriftelijke overeenkomst van juridisch bindende aard tussen verschillende staten of supranationale instellingen, zoals bijvoorbeeld de Europese Unie. Dat wil zeggen dat de ondertekenende partijen zich ertoe verbinden om maatregelen en wetgeving in te voeren om de beloftes van het verdrag waar te maken, en vervolgd kunnen worden indien het Verdrag niet gerespecteerd wordt. GREVIO, een groep van deskundigen, is binnen de Raad van Europa het orgaan dat controleert of het Verdrag correct wordt nageleefd in de verschillende lidstaten. In België ziet het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) toe op de coördinatie, implementatie, opvolging en evaluatie van de Belgische beleidslijnen en maatregelen. In 2019 was België aan de beurt om een staatsrapport in te dienen bij GREVIO, hetgeen het IGVM uitwerkte en indiende op 15 februari 2019.
Bron: European Institute for Gender Equality
Geweld wordt in het Verdrag breed gedefinieerd als een schending van de mensenrechten en omvat allerlei vormen van geweld, van verbaal en psychologisch geweld tot fysiek en seksueel geweld. Staten die het Verdrag van Istanbul ratificeren moeten verschillende misdrijven strafbaar stellen, waaronder psychologisch geweld (Art. 33), stalking (Art. 34), fysiek geweld (Art. 35), seksueel geweld zoals verkrachting en andere seksuele handelingen zonder wederzijdse toestemming (Art. 36), huwelijksdwang (Art. 37), vrouwelijke genitale verminking (Art. 38) en gedwongen abortus of sterilisatie (Art. 39). Ook seksuele intimidatie maakt deel uit van de Conventie, waarbij gesteld wordt dat deze vorm van geweld veroordeeld dient te worden door strafrechtelijke vervolging of andere juridische sancties (Art. 40). Tot slot worden ook enkele eergerelateerde misdrijven opgelijst (Art. 42).
Hier lees je de volledige tekst van het Verdrag van Istanbul in het Nederlands.
Het Verdrag is gericht op vier pijlers: preventie van geweld, bescherming van slachtoffers, vervolging van daders en de ontwikkeling van een geïntegreerd, globaal beleid om geweld tegen vrouwen structureel te bestrijden.
Omdat het Verdrag erkent dat geweld tegen vrouwen voortkomt uit de historisch ongelijke machtsverhoudingen tussen vrouwen en mannen, veroordeelt het ook alle vormen van discriminatie die de volledige ontplooiing van vrouwen ondermijnen en hen structureel in een ondergeschikte positie dwingen. Het Verdrag legt de ondertekenende partijen op “de nodige maatregelen [te treffen] om veranderingen in de sociale en culturele gedragspatronen van vrouwen en mannen te stimuleren teneinde vooroordelen, gewoonten, tradities en alle andere praktijken gebaseerd op het idee dat vrouwen inferieur zouden zijn of op stereotype rollen van vrouwen en mannen uit te bannen” en voorziet hierbij een belangrijke rol voor onderwijs en maatschappelijke sensibiliseringscampagnes.
De voorgeschreven preventieve maatregelen omvatten onder meer voorlichtingscampagnes, specifieke opleiding van professionals om slachtoffers op te vangen en rehabilitatieprogramma’s voor daders om recidive te voorkomen.
Het Verdrag erkent dat sommige meisjes en vrouwen een groter risico lopen op geweld, doordat zij ook op andere aspecten van hun identiteit structureel benadeeld worden, bijvoorbeeld op grond van hun leeftijd, ras/etniciteit, religie, sociale afkomst, nationaliteit of juist het gebrek daaraan. Daarmee heeft het Verdrag aandacht voor meervoudige discriminatie en bestrijdt het de problematiek van geweld op vrouwen op een intersectionele wijze, met oog voor de onderlinge verschillen tussen vrouwen. Het Verdrag schrijft een integrale aanpak voor, “waarbij rekening wordt gehouden met de relatie tussen slachtoffers, daders, kinderen en hun ruime sociale omgeving” en die gericht is op het “het versterken van de eigen kracht en economische zelfstandigheid van vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld”.
De voorgeschreven beschermingsmaatregelen omvatten onder meer de uitbouw van vluchthuizen en telefonische hulplijnen die 24/7 bereikbaar zijn.
De stilte rond geweld resulteert maar al te vaak in straffeloosheid van de daders. Het Verdrag wil het taboe rond huiselijk of partnergeweld doorbreken en benadrukt dat geweld tegen vrouwen geen privékwestie is, maar een diep gewortelde, maatschappelijke problematiek die om structurele bestrijding vraagt. In erkenning van het bijzonder traumatiserende effect van geweld in de familiale sfeer kan een zwaardere straf worden uitgesproken wanneer de dader een partner of een familielid is.
De voorgeschreven vervolgingsmaatregelen omvatten onder meer gevangenisstraffen, een tijdelijk huisverbod voor meerderjarige plegers van huiselijk geweld of het verlies van de ouderlijke macht.
Het Verdrag wil internationale samenwerking in de bestrijding van geweld tegen vrouwen versterken. Wat het Verdrag van Istanbul zo baanbrekend maakt is onder meer dat het het eerste internationale verdrag is dat een definitie van gender omvat. Daarmee erkent het Verdrag dat vrouwen en mannen niet enkel biologisch vrouwelijk en mannelijk zijn, maar dat zij anders gesocialiseerd worden en andere genderrollen en gedragspatronen aangeleerd krijgen. Die socialisatie speelt dan weer een rol bij (de bestrijding van) geweld tegen vrouwen. Momenteel ligt het Verdrag onder vuur in verschillende ondertekenende lidstaten, precies vanwege de aandacht voor socialisatieprocessen en gendermechanismen.
Slechts twee weken na de herverkiezing van de conservatief-nationalistische president Andrzej Duda (PiS), kondigt de Poolse regering aan uit het Verdrag te willen stappen. Het land ondernam hiertoe al de eerste stappen op 20 juli. Hoe alarmerend deze ontwikkeling ook moge zijn, echt onverwacht is het allerminst.
Wanneer Polen het Verdrag in 2012 ratificeerde, noemde huidig minister van Justitie Zbigniew Ziobro (PiS) – destijds een lid van de oppositie – het een “een verzinsel, een feministische creatie om de homo-ideologie te legitimeren”. De huidige Poolse regering, onder leiding van de oerconservatieve PiS oftewel de Law and Justice-partij, lag al eerder onder het vuur vanwege zogenaamde “LGBTQ-vrije zones” die in verschillende gemeentes van het land ingevoerd zijn. PiS-parlementariër Przemsylaw Czarnek ging zelfs zover om “de Europese LGBTI-propaganda” te vergelijken met het gedachtegoed van Hitler.
Ziobro stelt nu dat Poolse vrouwen voldoende beschermd worden door de nationale wetgeving en dat het Verdrag schadelijk is voor de christelijke moraliteit en de Poolse, traditionele familiewaarden. Hoogleraren in de mensenrechten spreken dit echter tegen. Zo is huiselijk geweld in Polen enkel strafbaar indien het herhaaldelijk voorkomt, een gevaarlijke strafbaarstelling die huiselijk geweld dreigt te normaliseren en gedogen. Daarnaast stipuleert het Verdrag van Istanbul dat “excuses” op grond van cultuur, waarden, religie of zogenaamde “eer” onaanvaardbaar zijn voor eender welke vorm van geweld tegen vrouwen.
De beslissing van Polen om het Verdrag op te zeggen krijgt al gauw gevolg in Turkije, waar de regering onder leiding van AKP evenzeer overweegt om het Verdrag op te zeggen. Het Verdrag schaadt traditionele familiestructuren en genderrollen, luidt het. Bovendien zou het verdrag westerse waarden opleggen en LGBTQ-levensstijlen promoten. Zo beargumenteert Numan Kurtulmuş (AKP): “There are two issues in this convention which we do not approve of. First is the gender issue and the other is the sexual orientation issue”. Ook in Turkije gaat de anti-genderbeweging gepaard met het terugdringen van LGBTQ-rechten.
De timing van het debat is bovendien brandend actueel. Terwijl de regerende Justice and Development Party (AKP) overweegt zich terug te trekken uit dit internationale vrouwenrechtenverdrag, zijn er nationale protesten aan de gang tegen geweld op vrouwen, naar aanleiding van de moord op de 27-jarige Pinar Gültekin. Net zoals in zovele landen, is femicide een grootschalig probleem in Turkije, waar in het eerste half jaar van 2020 al 205 vrouwen vermoord werden omdat ze vrouw zijn. De protesten hebben een internationale beweging op gang getrokken die zich op sociale media manifesteerde in de vorm van zwart/wit selfies van vrouwen. In Turkse kranten worden slachtoffers van femicide in hun overlijdensberichten meestal afgebeeld met een zwart/wit foto. Door selfies te posten tonen vrouwen dat ze solidair zijn met slachtoffers van geweld wereldwijd.
De beslissing van Polen om uit het Verdrag te stappen heeft in verschillende landen een debat over vrouwenrechten aangewakkerd. Terwijl landen zoals Kroatië en Servië nu evenzeer dreigen uit het Verdrag te stappen, hebben de recentste ontwikkelingen andere landen juist aangespoord om hun wetgeving te herzien op mogelijke hiaten en de rechtspositie van slachtoffers van geweld te versterken. Zo wil de Nederlandse minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus ‘seksuele interactie tegen de wil’ laten registeren als een nieuw misdrijf, op straffe van maximaal zes jaar, om slachtoffers die door de huidige wetgeving in de kou blijven staan, te erkennen. In tegenstelling tot in België, is er in Nederland pas sprake van verkrachting wanneer er geweld of dwang wordt gebruikt. Zowel het Verdrag van Istanbul als het VN-vrouwenverdrag stellen dat verkrachting gedefinieerd dient te worden rond het gebrek aan instemming om slachtoffers die bevriezen – een instinctieve reactie in noodsituaties – beter te kunnen beschermen. Verschillende mensenrechtenorganisaties, waaronder Amnesty International, uiten zich bezorgd over “de hiërarchie” in verkrachtingsdelicten dat dit nieuwe misdrijf in Nederland zou installeren en benadrukken dat seks zonder wederzijdse toestemming verkrachting ís. Zij pleiten er dan ook voor om de huidige wetgeving rond verkrachting te herzien in plaats van een nieuw misdrijf te registeren.
In eigen land zette niet alleen de mediahetze rond het Verdrag van Istanbul, maar ook de moord op CD&V-politica Ilse Uyttersprot vrouwenrechten weer hoog op de agenda. De Vrouwenraad stelt dat het dit jaar al minstens het dertiende geval van femicide is in ons land. In tegenstelling tot in vele andere landen, wordt femicide in België niet als dusdanig geregistreerd of bestraft. Dat maakt het moeilijk om zicht te krijgen op de schaal van de problematiek en concrete maatregelen in te voeren om deze specifieke vorm van geweld tegen vrouwen aan te pakken, zo stelt Magda De Meyer van de Vrouwenraad, die eerder dit jaar al opriep om femicide als een apart misdrijf op te nemen in het strafwetboek. Eind juni vond een interministriële conferentie plaats over de bestrijding van geweld tegen vrouwen, waaruit vier werkgroepen ontstonden. Eén daarvan is gericht op het verbeteren van de registratie van gegevens over slachtoffers van vrouwengeweld. Verschillende vrouwenrechtenorganisaties hopen dat de schok die de moord op Ilse Uyttersprot veroorzaakt heeft in de politieke wereld kan dienen als katalysator om vrouwengeweld ten gronde aan te pakken.