hier komen promoties & acties

Disabled Futures Thumbnail

Disabled Futures - Milo W. Obourn

Milo W. Obourn

Disabled Futures: A Framework for Radical Inclusion
Philadelphia, Pennsylvania: Temple University Press, 2020. 165 p.

etniciteit / personen met handicap / gender / queer theory / populaire cultuur / intersectionaliteit 

RoSa-ex.nr.: FII a/1336

Dat onderzoek vanuit critical race of genderstudies een inhoudelijke intersectionele blik vereist, lijkt meer en meer als het nieuwe normaal te zijn ingeburgerd. Maar, wordt ook de gebruikte taal om onderzoeksresultaten te duiden onder diezelfde loep geplaatst? En, in welke mate wordt ableism (in het Nederlands: validisme) in vraag gesteld als het gaat over bijvoorbeeld gendernormen? Auteur Milo W. Obourn zoekt het voor ons uit in Disabled Futures: A Framework for Radical Inclusion (2020). 

Om een antwoord te formuleren op deze vragen put de auteur uit kennis afkomstig van disability-, gender-, seksualiteits- en critical race studies. Hoe worden onderzoeksresultaten rond (cis)seksisme en racisme verwoord? In welke mate houden deze formuleringen vooroordelen en stereotyperingen met betrekking tot handicap in stand, of doorbreken ze die net? Daarnaast analyseert Obourn ook mediarepresentaties waarbij een link wordt gelegd tussen handicap, gender en aspecten zoals huidskleur en etniciteit. Representaties in taal en beeld onder de loep van validisme dus.

Het doel van de auteur is om door middel van deze tweevoudige analyse tot een raamwerk te komen met concreet toepasbare strategieën die stigmatisering en normering op basis van handicap (die vorm krijgen via heersende gender- en andere normen) kunnen blootleggen, aanpakken en tegengaan. 

Wat wordt onder welke loep geplaatst?

Voorheen werden vormen van discriminatie zoals seksisme, racisme en validisme voornamelijk apart van elkaar onderzocht. Steeds meer wordt er echter aandacht besteedt aan kruispuntdenken, aan de intersecties waar de verschillende -ismes elkaar raken en waar op hun beurt net unieke discriminaties of privileges ontstaan en groeien. Daarnaast werd ook taalgebruik al analyseerd vanuit het perspectied van verschillende vormen van uitsluiting zoals racisme, (cis)seksisme en validisme. Wat tot nu toe niet of amper bestudeert is, is de wijze waarop onderzoek vanuit het ene vakgebied vooroordelen en stereotypen inzake een andere identiteitskenmerk reproduceert en mee in stand houdt. Net dat aspect is wat centraal staat in de de analyse van Obourn. Als er in genderstudies uitspraken worden gedaan zoals “ideologies of womanhood “physically handicap” women and girls” (zoals vermeld op p. 10) of als er sprake is van “mannen die “beperkt” worden in hun man zijn,” dan wordt een bepaalde normering en stigmatisering rond handicap mee in stand gehouden, ook al is er inhoudelijk bijvoorbeeld rekening gehouden met de specifieke impact op zwarte vrouwen met autisme of mannen onder de 25 die een rolstoel gebruiken. Hetzelfde geldt voor het gebruik van gangbare termen zoals ‘kleurenblind’ of ‘genderblind’. Termen als deze worden dikwijls gebruikt om te verwijzen naar het niet (h)erkennen van discriminaties op basis van een specifiek identiteitskenmerk. De termen worden echter steeds vaker bekritiseerd omdat ze mensen met een visuele beperking stigmatiseren. Er wordt namelijk verwezen naar onwetendheid (iets dat kan worden afgeleerd) terwijl een visuele beperking een permanente en onvrijwillige aandoening is.

De kracht van de verwevenheid tussen aspecten zoals gender, huidskleur, ras/etniciteit en handicap komt in dit boek centraal te staan op een volledig nieuw niveau. Niet enkel inhoudelijk moeten er verbanden worden gelegd in het streven naar het gemeenschappelijke doel om discriminatie, vooroordelen en stereotypering tegen te gaan, ook in taal en beeld wenst Obourn dit gerealiseerd te zien. Hoe kunnen we de kennis uit de verschillende onderzoeksgebieden ook op dat vlak beter met elkaar verbinden om tot een nog inclusievere realiteit te komen? En, wat kunnen analyses van mediarepresentaties ons hierbij leren om tot een raamwerk voor de toekomst te komen?

Terwijl het boek een erg theoretisch kader en vrij wetenschappelijke denkoefening weergeeft, vult de auteur deze waar mogelijk aan met wat dit dan concreet voor de realiteit van individuen betekent, zowel datgene wat de auteur wenst aan te kaarten als hetgeen dat die voorstelt als weg naar een betere toekomst. Wanneer het in de coda bijvoorbeeld gaat over het waarom wel of niet van borstreconstructie is er voldoende aandacht voor heersende gendernormen en vooroordelen over wat het betekent ‘vrouw te zijn’. Noties over able bodies en gender kunnen in dat geval niet los van elkaar worden geanalyseerd: “...but the socially constructed woman that I am really wanted to put something in that place” (p. 137).

Een nieuw begrip: racialized disgender

Omdat de auteur een duidelijk afgebakend fenomeen analyseert (validistische representaties van gender, huidskleur en ras/etniciteit) zonder dat er reeds een duidelijke term voor bestaat, heeft die er zelf een bedacht:

Met racialized disgender verwijst Obourn naar de verschillende taalkundige, ideologische, maar ook fysieke praktijken die de zogenaamde racialized gender identity, oftewel geracialiseerde genderidentiteit van individuen en groepen mee vormgeven, waarbij dat proces niet los gezien mag worden van heersende noties over gezondheid en wat als ‘gezonde en bekwame’ lichamen wordt beschouwd. 

Mediarepresentaties als uiting - of uitdaging - van heersende normen

Om diens denkpiste van een meer toegankelijke context te voorzien, analyseert Obourn een aantal representaties uit bekende literaire werken en film- en televisiemateriaal. Hoe worden verschillende intersecties weergegegeven in klassiekers als Audre Lorde’s The Cancer Journals (1980), Octavia Butler’s Xenogenesis-trilogie (sinds 2000 gebundeld en uitgegeven als Lilith’s Brood, 1987-1989), Lost (2004-2010) en Avatar (2009)? Welk beeld wordt geschetst? In welke mate en op welke manieren kunnen deze weergaven als stigmatiserend of juist roldoorbrekend beschouwd worden voor personen met een handicap? 

In de analyse van de diverse mediarepresentaties laat de auteur zich leiden door de vraag: waar zijn representaties van geracialiseerde en gegenderde lichamen zonder normering en stigmatisering rond handicap daarbij in vraag te stellen? De link tussen de drie identiteitskenmerken blijft in dit alles een centrale rol opnemen. Zo stelt Obourn een frequent terugkerend gegeven in film, televisie en literatuur in vraag waarbij bodily power op één of andere manier altijd moet worden teruggegeven aan witte, mannelijke hoofdpersonages die in het begin van het narratief niet over die fysieke mogelijkheden beschikken. Denk aan Lost en Avatar. Met andere woorden, wat zeggen mediarepresentaties ons over de gegenderde en geracialiseerde (limieten van) waardering (van personen met een) handicap?

Positieve blik met zeggenschap en een gelijke waardering

In diens boek weerlegt Obourn doelbewust modellen die een negatieve blik ten aanzien van (personen met een) handicap voorop stellen. De auteur wil daarnaast zo inclusief mogelijk kijken naar disability en spreekt daarbij zowel over handicap als over chronische ziekte. Er is ook ruimte voor injury en impairment. Kortom, iedereen die uit de boot van de able-bodied individuen valt. 

Een handicap is voor Obourn niet iets ‘dat we liever kwijt zijn’ of ‘dat we willen verdoezelen’. Disabled Futures wil het stigmatiseren van alle lichamen tegengaan en “resists rehabilitative and curative models and intervenes in critiques of identity-based politics that suggest we must rid ourselves of or detach ourselves from wounded identities in order to imagine a more liberated future”. (p. 9). Zoals in de korte inhoud van Harilyn Rousso’s boek Don’t Call Me Inspirational: A Disabled Feminist Talks Back (2013) wordt geformuleerd: 

Iedereen is participant, dus iedereen kan bondgenoot zijn

Via diens analyse van onderzoek én mediarepresentaties wenst Milo W. Obourn aan het licht te brengen dat “we are all constituted as subjects within an intersectional racist, sexist and ableist society.” (p. 4). We worden met andere woorden allemaal beïnvloed door gelimiteerde en normerende noties. Niet enkel vrouwen, trans personen, zwarte mensen en mensen van kleur, en/of personen met een handicap of chronisch ziekte worden erdoor gevormd. Iedereen wordt eraan onderworpen. 

Vanuit die vaststelling tracht Obourn finaal te komen tot nieuwe strategieën om het als individu, maar ook als maatschappij, beter en inclusiever te doen. De focus in deze strategieën ligt op het inzetten op bruggen bouwen, op samenwerken vanuit een coalitie. Kruispuntdenken moet de basis zijn, niet een blik achteraf. Inclusie voor iedereen moet de norm worden. 

Een belangrijke voetnoot die we graag meegeven, niet in het minst omdat de auteur die zelf ook maakt en kadert, is dat het boek geschreven is vanuit het perspectief van een bondgenoot. De auteur heeft zelf geen handicap of een chronische ziekte. Precies daarin ligt ook een belangrijke boodschap van het boek: is het belangrijk om personen met een handicap voor zichzelf te laten spreken? Ja. Is het echter juist om alle verantwoordelijkheid om verandering en aanpassing te realiseren bij personen met een handicap te plaatsen? Neen. 

Als non-binair trans masculine able-bodied individu erkent Obourn dat diens blik niet alles kan blootleggen dat relevant is binnen de vraagstelling van dit boek: 

Dit betekent echter niet dat diens blik geen bijdrage noch meerwaarde kan opleveren. Zoals gezegd: racialized disgender heeft een impact op iedereen.

Een boek om aan te bevelen, maar niet zomaar voor iedereen

Voor wie zich interesseert in het thema en de specifieke invalshoek van dit boek, vormt deze publicatie zeker een frisse, nieuwe en vitale blik. Wel lijkt enige kennis van academisch taalgebruik en vakjargon vereist. Hoe interessant en noodzakelijk ook, de analyses in het boek worden niet bepaald laagdrempelig geformuleerd. 

Ben je nieuw in de thematiek, dan raden we je niet aan om met dit boek van start te gaan. Er zijn voldoende andere publicaties die je kunnen helpen om de nodige kennis en expertise op te doen die het lezen van dit boek in een latere fase aangenamer zullen maken. Ben je echter al thuis in het (Engelstalige) wetenschappelijke taalgebruik betreffende inclusie, dan vormt Disabled Futures een waardevolle aanvulling op je leeslijst. Het boek is een aanwinst wat betreft het nadenken en reflecteren over hoe we momenteel met aspecten als (cis)seksisme, racisme en validisme omgaan, maar ook geeft ook een richting aan om toekomstige intersectionele manieren waarop we met gelijkheid en inclusie willen omgaan in te vullen. Ook voor professionals die met diversiteit en inclusie aan de slag gaan krijgt het boek van ons een aanbeveling. 

Biedt het boek meteen kant-en-klare of one-size-fits-all oplossingen? Neen. Wat het wel doet is een debat op gang zetten, en taalgebruik en onbewuste vooroordelen in vraag stellen. Kortom: de aandacht vestigen op wat anders wellicht over het hoofd wordt gezien. Obourn wil door middel van dit boek de lezers bewuster maken van de effecten die (het in stand houden van) validisme heeft op onze lichamen, identiteiten en breder ook op hoe we naar onszelf, anderen en de wereld rondom ons kijken en erover oordelen. 

Over de auteur

Milo W. Obourn is momenteel actief als universitair hoofddocent Engels en Gender en Queer studies aan het Brockport College, dat onderdeel is van de State University of New York (SUNY). Aan datzelfde college is Obourn hoofd van de faculteit Women and Gender Studies.


Meer weten?

Aanrader uit de RoSa-bibliotheek:

#RoSaleest #Gender #Handicap #Ras #Etniciteit #Representatie #Taal #Diversiteit #Inclusie #Intersectionaliteit #Onderzoek