RoSa vzw licht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema uit of bespreekt de genderdimensie van een actueel thema. Op onze website zoomden we al in op de recente protesten in Iran, in deze Pers:pectief staan we vervolgens stil bij het publieke debat dat zich hier ontspint rond hoe solidair te zijn met de strijd van Iraanse vrouwen. Dergelijke discussies zijn immers tekenend voor de manier waarop er vandaag bij ons met feministische kwesties wordt omgegaan.
Gepubliceerd op 21/10/2022
Op vrijdag 16 september 2022 overlijdt de Koerdisch-Iraanse Zhina Amini - in Belgische media beter bekend onder haar formele, Iraanse voornaam, Mahsa - in onduidelijke omstandigheden, nadat ze hardhandig wordt opgepakt door de religieuze politie. Haar hijab zou haar haren niet bedekt hebben zoals sinds 1979 is voorgeschreven. Dat Amini Koerdische is, ook in Iran een gemarginaliseerde etnische minderheid, voegt alleen maar twijfel toe aan de verklaring van de Iraanse politie dat Amini stierf aan de gevolgen van hartfalen.
Haar verdachte dood ontketent een golf van publieke verontwaardiging en resulteert al snel in lokale protesten, maar ook internationaal in acties op sociale media van zowel bekende als onbekende mensen die hun steun en solidariteit met de Iraanse vrouwen betuigen.
De protesten, die intussen al weken en over het volledige land verspreid plaatsvinden, zijn gericht tegen het regime dat diverse bevolkingsgroepen onderdrukt, en omvat veel meer dan religieuze identiteit. De hijab is in deze protesten een symbool geworden voor die bredere onderdrukking, en overstijgt het narratief van de hoofddoek als “religieus symbool van de onderdrukking van vrouwen”.
Een van de meest symbolische manieren waarop Iraanse vrouwen hun verzet tegen het theocratisch regime tonen, is door hun haren af te knippen en hijabs te verbranden. Die symbolische gebaren waaien ook over naar andere delen van de wereld, met bijvoorbeeld de Belgische artiest Angèle die samen met tal van andere Franstalige beroemdheden een lok haar afknipt in een video. Niet alleen beroemdheden, maar ook politici voelen zich geroepen om deze symbolische daad te kopiëren. In België zagen we bijvoorbeeld parlementsleden Darya Safai (N-VA), Goedele Liekens (Open vld) en Hadja Lahbib (MR) een lok van hun haar afknippen in de Kamer, wat met applaus werd onthaald.
Opvallend is echter dat er zich vervolgens een heel debat ontspint rond hoe wij hier in België - en bij uitstek de vrouwenorganisaties - onze solidariteit al of niet moeten betuigen.
Filosoof Lieven De Cauter, bijvoorbeeld, geeft in Knack aan dat hij niet begrijpt waarom links progressieven en feministen zich niet duidelijk scharen achter het Iraanse protest tegen de verplichte hoofddoek. Hij was zelf aanwezig op de betoging die op zaterdag 1 oktober doorging in Brussel, uit solidariteit met de Iraanse protesten. Net omdat het om een solidariteitsmanifestatie ging, had hij naar eigen zeggen “graag de linkse en feministische vrienden gezien, voor een keer mét vlag en wimpel.”. In De Wereld Morgen rapporteert hij ook over de Brusselse betoging die op zaterdag 15 oktober plaatsvond. Deze keer zag hij wel vlaggen van feministische- en mensenrechtenorganisaties, al vond hij hun opkomst nog steeds te laag.
Ook filosoof Gideon Boie, die eveneens aanwezig was op de eerste Brusselse betoging, vraagt zich af waar feministische organisaties gebleven zijn. In zijn opiniestuk in De Standaard zegt Boie dat hij daar vooral Iraanse Belgen zag, en dat mensenrechtenorganisaties en vrouwenbewegingen “de grote afwezigen” waren.
Volgens zowel De Cauter als Boie kan die afwezigheid van feministische organisaties verklaard worden door de strijd om zelfbeschikkingsrecht in België. Zij stellen dat dergelijke organisaties ermee worstelen om het recht om een hoofddoek te dragen in België te verdedigen en tegelijk de verplichte hoofddoek in Iran te veroordelen.
Ook columnist Luckas Vander Taelen kan zich vinden in die redenering. In De Morgen stelt hij zelfs dat de hoofddoek een symbool van patriarchale onderdrukking van de vrouw is, iets wat “progressieve denkers” in België volgens hem nooit (hebben) willen erkennen en nu tot hun stilte leidt.
Wat deze auteurs nog met elkaar gemeen hebben, is hun invulling van steun en solidariteit. Meelopen met een eigen vlag op betogingen, bijdragen op websites publiceren, kortom: zichzelf zichtbaar en kenbaar maken.
Dat merken ook een aantal feministische organisaties op zoals Furia vzw en Baas Over Eigen Hoofd. Zij betwisten de veronderstelling dat feministische organisaties in België niet solidair zijn met Iraanse vrouwen enerzijds, en dat het recht om een hoofddoek te mogen dragen in België zou bijdragen aan die stilte anderzijds. Ze stellen dan ook allebei dat (feministische) solidariteit niet kan of mag gereduceerd worden tot zichtbaarheid en symbolische steunbetuigingen.
Els Flour, bestuurslid van Furia vzw, schreef er een opiniestuk over in Knack. Daarin stelt ze de invulling die mensen zoals De Cauter aan solidariteit geven in vraag. Volgens Flour kan feministische solidariteit niet louter afgeleid worden uit bijdragen op websites, symbolische daden, of deelnames aan betogingen. In plaats van zichzelf centraal te plaatsen door bijvoorbeeld lokken haar af te knippen en met eigen vlaggen te zwaaien op protesten, kunnen feministische organisaties volgens Flour beter de stemmen van de Iraanse bevolking alle ruimte geven , zodat zij gesteund worden in de strijd die zij willen voeren, en “omdat ze de kracht en het belang van een autonome feministische beweging kennen”, aldus Flour.
Ze vraagt zich dan ook af waarom critici zoals De Cauter Belgische feministische organisaties zelf niet contacteren om te horen hoe ze naar de protesten in Iran kijken, in plaats van solidariteit in hun naam te definiëren en op basis van die definitie af te wegen hoe solidair een organisatie al dan niet is.
Ook de veronderstelling dat het verzet tegen hoofddoekverboden in België een rem op de solidariteit met de Iraanse bevolking is, betwist Flour. Dat standpunt staat hun solidariteit helemaal niet in de weg, zegt ze, het is zelfs de reden waarom het die solidariteit sterker maakt:
“De reden daarvoor is simpel (en Lieven De Cauter lijkt ze te kennen, maar het niet te geloven): ons vertrekpunt is het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. “De vrouw beslist”. In Iran. In België. Zo eenvoudig kan het zijn.” Bestuurslid van Furia Els Flour in Knack (10/10/2022)
De feministische, anti-racistische organisatie Baas Over Eigen Hoofd sprak zich ook uit over deze groeiende kritiek op feministische bewegingen in een bijdrage op hun eigen website. Die schreven ze samen met de Iraanse onderzoeker Shima Vezvaei. Met de titel “Baas Over Eigen Hoofd: need we say more?” maken ze hun standpunt meteen duidelijk. BOEH! weerlegt de overtuiging van stemmen zoals die van De Cauter, Boie en Vander Taelen dat feministische organisaties worstelen om in België ‘voor’ en in Iran ‘tegen’ de hoofddoek te zijn.
Nog volgens BOEH! hebben de Iraanse protesten een intersectionele en gelaagde betekenis, die nu bedolven wordt onder een selectieve, imperialistische interpretatie ervan in westerse media, namelijk een strijd tegen de hoofddoek op zich. Ze klagen dan ook aan dat het vooral witte mannen zijn die de Iraanse strijd op die manier interpreteren, en van daaruit vertrekken in hun kritiek op Belgische vrouwenbewegingen.
Stemmen van Iraanse vrouwen en deelnames aan wereldwijde solidariteitsbewegingen worden vaak misbruikt en gekaapt om racistische en xenofobe overtuigingen aan kracht bij te zetten, aldus BOEH!. In dit geval wordt het gebruikt om te bewijzen dat een hoofddoekverbod in België een goede zaak zou zijn voor de bevordering van gendergelijkheid hier. Dat zien ze vooral terug in de manier waarop er in de berichtgeving en opiniestukken over solidariteit met Iran gefocust wordt op de hoofddoek als onderdrukkend symbool, en dat moslimvrouwen gered moeten worden. Dat deze argumenten en punten van kritiek komen van mensen die ze anders niet kennen als bondgenoten van feministische strijdpunten in België, vinden zowel Flour als BOEH! treffend.
Het punt dat Els Flour maakt in haar opiniestuk, namelijk dat Belgische feministen zichzelf niet centraal hoeven te stellen in de strijd van Iraniërs en Koerden, slaat ook op de kritiek die wit-feministische bewegingen tijdens de tweede feministische golf kregen op hun invulling van solidariteit.
Tijdens de tweede feministische golf namen (en kregen) voornamelijk witte vrouwen uit de middenklasse het woord, en overschaduwden hun perspectieven die van gemarginaliseerde groepen (zie ook: wit feminisme op onze website).
Bij wit feminisme universaliseren witte vrouwen hun ervaringen en visies. Ze zijn er dan van overtuigd dat hun ervaringen met onderdrukking op basis van hun biologisch geslacht van toepassing zijn op vrouwen over de hele wereld, en vice versa. Dat maakt dat zij zich ook geroepen voelen om vrouwen van kleur te “redden”: witte vrouwen zouden, in tegenstelling tot vrouwen van kleur, geëmancipeerd zijn. Dat vrouwen over de hele wereld met elkaar verbonden zijn omdat ze dezelfde onderdrukking ervaren, wordt ook wel de global sisterhood-gedachte genoemd.
Antiracistische en postkoloniale feministen betwisten dat vrouwen met elkaar verbonden zijn omdat ze dezelfde onderdrukking meemaken. Deze feministische stromingen ontstonden als reactie op het dominant wit feminisme, en wilden af van het eurocentrische, witte perspectief op feminisme. De introductie van het begrip intersectionaliteit maakte duidelijk dat global sisterhood, gebaseerd op een gedeelde ervaring van onderdrukking, niet kan bestaan. De manier waarop iemand onderdrukking op basis van geslacht ervaart, is onlosmakelijk verbonden met andere betekenisgevers zoals nationaliteit, ras/etniciteit, klasse, religie, leeftijd, enzovoort. Al deze factoren beïnvloeden en versterken elkaar, waardoor unieke ervaringen van discriminatie of privilege ontstaan. Vrouwen ervaren onderdrukking niet allemaal op dezelfde manier, dus waarom zouden de stemmen van witte vrouwen dan nog luider moeten of mogen klinken dan die van gemarginaliseerde groepen?
Verschillende feministische denkers van kleur hebben zich gebogen over de plaats van sisterhood binnen intersectioneel feminisme. In Sisterhood: Political solidarity between women (1986) haalt bell hooks bijvoorbeeld aan dat om tot een werkelijke sisterhood te komen, de verschillen tussen vrouwen erkend moeten worden en dat politieke engagementen centraal moeten staan. Alleen dan kan sisterhood volgens hooks, in tegenstelling tot het wit-feministische idee van global sisterhood, tot werkelijke solidariteit leiden.
In navolging daarvan werd er de voorbije jaren geregeld kritiek geuit op de manier waarop westerse feministen soms actie voeren via hun sociale media. Zo luidt het dat performatieve acties veelal een gemakkelijke manier zijn om te tonen dat men andermans strijd steunt, maar de de aandacht wegnemen van de inhoud en de strijdpunten. Dat vindt ook de Nederlandse journalist Hassnae Bouazza binnen het kader van de huidige situatie in Iran. Volgens haar trekt de aandacht voor symbolische daden van verzet en solidariteit de aandacht weg van de Iraanse en Koerdische burgers en hun strijd. Met de protesten willen zij een einde maken aan de discriminatie, armoede, ongelijkheden en gebrek aan vrijheden die diverse bevolkingsgroepen hard treffen onder het mom van religie. Volgens Bouazza voegen afgeknipte lokken weinig toe aan die strijd.
Zoals de Nederlandse vicepremier Sigrid Kaag aanhaalt wanneer ze door een mannelijke journalist gevraagd wordt om haar steun voor de Iraanse bevolking te bewijzen door een lok haar af te knippen, zijn er manieren om solidariteit te betuigen waarbij (witte) mensen en feministen zichzelf niet centraal stellen.
“Jin, Jiyan, Azidi”, de slogan die - al dan niet vertaald - intussen wereldwijd gescandeerd wordt, kent zijn oorsprong in de Koerdische vrouwenbeweging en staat voor een intersectioneel begrip van onderdrukking.
De protesten in Iraanse straten gaan gepaard met oproepen tot solidariteit die symbolische steunbetuigingen overstijgen. Zo lanceerde een collectief van Iraanse academische feministen en activisten een oproep tot feministische, transnationale solidariteit met de Iraanse bevolking. De oproep kreeg de titel “Listen to the Voices of a Feminist Revolution in Iran”. De open brief werd ondertekend door honderden academische feministen wereldwijd.
“A Call for Transnational Feminist Solidarity With Iranian Protests” is een andere open brief die oproept tot transnationale solidariteit. De auteurs, een groep Iraanse studenten, wijzen op het belang van intersectionaliteit in de strijd die ze nu voeren in Iran. Dat Zhina een Koerdische vrouw was, maakt volgens de auteurs duidelijk dat er veel meer meespeelde in haar dood dan enkel religieuze onderdrukking. Daarnaast beschrijven ze dat de Iraanse bevolking in de eerste plaats nood heeft aan transnationale netwerken die naar hun noden luisteren en op basis daarvan actie ondernemen, en benadrukken ze het ethische aspect van die solidariteit.
Bron hoofdafbeelding en banner: Artin Bakhan via Unsplash