RoSa vzw licht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema uit of bespreekt de genderdimensie van een actueel thema. Naar aanleiding van het nieuwe boek en het vijftienjarige bestaan van het feministische en antiracistische Antwerpse collectief Baas Over Eigen Hoofd! (BOEH!) zoomen we in op de strijd tegen het hoofddoekverbod vanuit feministisch perspectief. We analyseren zowel het feministische narratief en het idee van zelfbeschikking als het maatschappelijk debat en de inzet van het neutraliteitsprincipe in verband met dit fel omstreden kledingstuk. Tot slot kijken we over landsgrenzen heen hoe onze buurlanden de hoofddoek al dan niet een plek geven in de publieke ruimte en wat daar de gevolgen van zijn.
Gepubliceerd op 28/04/2022
Bron hoofdafbeelding: Baas Over Eigen Hoofd!
In 2007 voert het nieuwe Antwerpse stadsbestuur, onder leiding van burgemeester Patrick Janssens (SP.a, vandaag Vooruit), een hoofddoekverbod in aan de stadsloketten. Vrouwen die er soms al twintig jaar werken, worden verzocht hun hoofddoek af te zetten of verplaatst naar zogenaamde back-office functies waarbij ze niet in direct contact staan met burgers. Hun nieuwe werkplek is soms ver weg van hun aanvankelijke werkplek en hun woonplaats. Niet bereid hun hoofddoek af te zetten, die voor hen deel uitmaakt van hun religieuze identiteit, zien sommigen zichzelf dan ook genoodzaakt om ontslag te nemen. De reden die wordt ingeroepen om het controversiële nieuwe beleid te rechtvaardigen is de neutrale uitstraling van de overheid. Die zou, volgens sommigen, een neutrale uitstraling vereisen van haar werknemers, in dit geval ambtenaren aan de Antwerpse stadsloketten. Niet lang na deze beslissing, in 2009, wordt ook in het Antwerpse Atheneum het dragen van een hoofddoek verboden en later in het volledige Gemeenschapsonderwijs (GO!).
Deze ontwikkelingen komen er niet zonder slag of stoot. Het leidt tot heel wat controverse evenals protest. Wanneer het kersverse Antwerpse stadsbestuur op 15 januari 2007 voor het eerst samenkomt om het bestuursakkoord te bespreken dat “uiterlijke symbolen van levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere overtuiging” wil verbieden voor stadspersoneel dat “rechtstreeks klantencontact” heeft, roepen verschillende organisaties op tot het vormen van een vreedzame solidariteitsketting rond de Groenplaats. Daarmee willen ze het nieuwe bestuur aansporen om deze plannen op te bergen. Hoewel de actie niet in haar opzet slaagt, besluiten enkele actievoerders de strijd verder te zetten. Ze verenigen zich in een nieuw, feministisch en antiracistisch actieplatform onder de naam Baas Over Eigen Hoofd! of kortweg BOEH! De naam van het collectief is een knipoog naar de bekende slogan “baas over eigen buik” uit de tweede feministische golf, waarmee vrouwen het zelfbeschikkingsrecht inzake reproductieve rechten en specifiek het recht op abortus opeisten.
BOEH! beschrijft zichzelf als een feministisch en antiracistisch actieplatform dat opkomt voor het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen en meisjes om al dan niet een hoofddoek te dragen. Hiervoor baseren ze zich niet alleen op feministische argumenten, waarover later meer, maar ook op de mensenrechten (waaronder het recht op godsdienstvrijheid) en het intersectionaliteitsdenken.
De nakende vijftienjarige verjaardag van BOEH! noopte het collectief tot een terugblik. Kernleden Samira Azabar en Ida Dequeecker tekenden het relaas op van BOEH!’s niet aflatende strijd tegen hoofddoekverboden in verschillende domeinen, met bijzondere aandacht voor de juridische strijd die BOEH! aanbond tegen het hoofddoekverbod dat sinds 2009 algemeen geldt in het Gemeenschapsonderwijs (GO!). Het resultaat is een boek dat in maart 2022 gepubliceerd werd bij Uitgeverij EPO. Daarin analyseert BOEH! de gestage normalisering van islamofobie, in de samenleving en binnen de feministische beweging, evenals de meervoudige discriminatie die vele moslima’s daardoor elke dag ervaren, op vlak van religie enerzijds en op vlak van gender anderzijds. De activisten vertellen hoe zij en zovele anderen in de clinch gingen met overheden, publieke instellingen en media om op te komen voor de mensenrechten. Want daar gaat het de vrouwen om: het mensenrecht op godsdienstvrijheid, maar indirect ook de mensenrechten op vrije keuze van onderwijs en arbeid van een grote groep vrouwen worden structureel en institutioneel geschonden, zo stelt het collectief. Vanuit een intersectioneel feministisch kader analyseert BOEH! deze meervoudige mensenrechtenschending bovendien als meervoudige discriminatie die specifiek moslima’s met een hoofddoek viseert; zij worden gediscrimineerd in overheden, scholen en tal van organisaties omwille van hun hoofddoek.
Met dit boek wil het collectief niet alleen het verhaal van BOEH! delen, maar ook juist die stemmen luider laten klinken die in mainstream media en mainstream feminisme vaak gedempt worden. Naast eigen hoofdstukken over onder meer de geschiedenis van het collectief, haar ambivalente relatie met de pers, de argumenten waarop zij zich beroept in haar strijd tegen hoofddoekverboden en een empirisch onderzoek naar de ervaringen van vrouwen met een hoofddoek met sociale druk, omvat het boek ook poëtische bijdragen van verschillende woordkunstenaars en kritische essays van externen, vooral academici, die reflecteren op de rol van BOEH! in het maatschappelijke debat rond neutraliteit en de hoofddoek, in de feministische beweging en in de bredere samenleving.
In het feministische landschap van België is BOEH! uniek op vele vlakken. Zo is de enorme diversiteit onder haar leden op vlak van geloofsovertuiging, huidskleur, seksuele oriëntatie, klasse en leeftijd niet alleen atypisch, maar ook haar troef. Het collectief bewijst dat een intersectionele politiek en praktijk vrouwen van alle slag kan verbinden. Ook de juridische strijd die het vrijwilligerscollectief zonder enige structurele middelen opnam én won tegen het GO! (hoewel deze laatste de uitgesproken arresten blijft negeren) is uitzonderlijk te noemen.
Toch zijn er ook andere feministische collectieven die sensibiliseren rond deze thematieken. Zo is ook Furia vzw, het voormalige Vrouwen Overleg Komitee (VOK), een gekend tegenstander van hoofddoekverboden. Ook zij beroepen zich op de mensenrechten en wijzen erop dat een hoofddoekverbod niet alleen “in strijd [is] met de door de mensenrechten gewaarborgde vrijheid van godsdienst en van het recht om zijn/haar godsdienstige overtuiging zichtbaar uit te dragen (Artikel 9 van de Europese Conventie van de Rechten van de Mens, Artikel 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens)”, maar ook het fundamentele recht op vrije keuze van onderwijs en arbeid inperkt. Het volledige standpunt van Furia rond het hoofddoekverbod lees je hier.
In Brussel is het dan weer het feministische collectief Imazi.Reine dat het maatschappelijke debat rond het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen aanzwengelt en sensibiliseert rond de discriminerende impact van het hoofddoekverbod. Zo organiseren zij in juli 2020 een betoging in Brussel naar aanleiding van het aanhoudende hoofddoekverbod aan de Brusselse Hogeschool Francisco Ferrer. Ongeveer 1200 mensen tekenen present. In aanloop naar, en in de weken na het protest wordt de actie in het kijker gezet op sociale media door middel van de hashtags #NeTouchePasAMesEtudes en #HijabisFightBack.
Voor heel wat van deze collectieven en hun medestanders is het recht om al dan niet een hoofddoek te dragen en de strijd tegen hoofddoekverboden onder meer een feministische zaak. Het argument daarvoor is simpel: het gaat om zelfbeschikking, oftewel het recht en de vrijheid om zelf te bepalen over eigen lichaam en leven. Activisten betogen dat het getuigt van patriarchaal paternalisme wanneer er vrouwen wordt gezegd wat ze wel of niet mogen dragen. Zo stelt ook BOEH! in haar boek:
Dat sentiment komt ook tot uiting in de feministische slogan “Hoofddoek? De vrouw beslist”. De onderliggende logica is dat een vrouw verplichten of een vrouw verbieden een hoofddoek te dragen even kwalijk is. Het probleem zit hem namelijk in het element van dwang, dat vrouwen hun agency, keuzevrijheid en zelfbeschikking ontzegt.
Toch blijkt de feministische reflex om het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen te verdedigen in het geval van de hoofddoek minder evident dan pakweg rond de vrije keuze van vrouwen om al dan niet een korte rok te dragen of een diep decolleté te tonen. Dat heeft te maken met het dominante vrouwelijkheidsideaal dat in westerse beeldvorming niet alleen seculier, maar ook uitgesproken sexy is. Bovendien is de hoofddoek niet zomaar een kledingstuk; voor velen die hem dragen is het deel van hun religieuze identiteit. De vergelijking met korte rokken (die vrouwen vrij kunnen kiezen te dragen zonder hiervoor te worden gediscrimineerd) evenals de vergelijking met petten (die in een schoolcontext vaak ook verboden zijn) gaat dus niet op. Het gaat om meer dan zelfbeschikking, zoals ook BOEH! benadrukt. Het gaat ook om mensenrechten.
Ongehoord dat men vrouwen in Vlaanderen anno 2021 nog zegt hoe ze zich moeten of mogen kleden. Als minister van Gelijke Kansen wil ik met de psychologencommssie volgende week hierover een gesprek. We moeten hier geen kledingpolitie #KaatBollen
— Bart Somers (@BartSomers) January 10, 2021
Wanneer psycholoog en seksuoloog Kaat Bollen in maart 2020 onder vuur komt te liggen vanwege haar kledingkeuze en foto’s op sociale media, die door een mannelijke collega als “gewaagd en sexy” worden bestempeld, uiten heel wat mensen hun solidariteit met Bollen. Zo zegt Minister voor Gelijke Kansen Bart Somers (Open VLD) destijds aan VRT: “Toen ik dit hoorde, dacht ik dat we opnieuw in de jaren 50 van de vorige eeuw waren.”
De zaak leidt tot een heuse mediastorm en tot een veel gedeelde actie op sociale media. Actievoerders riepen op om op vrijdag 15 januari 2021 een selfie te posten in kledij naar wens onder de hashtag #BaasOverWatIkDraag, opnieuw een knipoog naar de bekende “baas over eigen buik” slogan uit de tweede feministische golf. Er komt echter ook kritiek op deze solidariteitsactie.
Critici werpen op dat het om selectieve solidariteit gaat: vrouwen vertellen wat ze wel of niet mogen dragen wordt in de zaak-Bollen dan wel als ongepast en achterhaald geacht, terwijl heel wat moslima’s met een hoofddoek dit elke dag structureel, zelfs institutioneel meemaken in tal van contexten en sectoren.
Collectieve verontwaardiging hierover blijft veelal uit. Dergelijke stemmen reageren dan ook met de hashtag #IntersectioneelFeminisme om zich solidair te tonen in de gezamenlijke feministische strijd voor keuzevrijheid en zelfbeschikking van alle vrouwen.
Afgezien van de feministische argumenten omtrent zelfbeschikking, is neutraliteit een concept dat vaak wordt opgeworpen in het maatschappelijke debat omtrent de hoofddoek(verboden). Zo werd ook de dresscode aan de Antwerpse stadsloketten gerechtvaardigd door de stelling dat ambtenaren de neutraliteit van de overheid moeten uitstralen. Daarmee worden uiterlijke kentekenen van levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere overtuiging verboden. Tegenstanders werpen op dat neutraliteit daarmee seculier wordt ingevuld, en dus niet neutraal is voor gelovigen. Ook wordt aangevoerd dat de bezorgdheid zou moeten gaan over de regel dat ambtenaren burgers op gelijke voet behandelen en zich dus neutraal gedragen ten opzichte van de diversiteit in de samenleving, in plaats zich neutraal te kleden. Velen stellen vraagtekens bij deze nadruk op neutrale kledij: wie bepaalt immers wat neutraal is? BOEH! pleit daarom voor een deontologische gedragscode in plaats van een arbitraire dresscode, die kan leiden tot discriminatie en willekeur.
Ook Stijn Smet, professor in de rechten aan de UHasselt, merkt op dat het neutraliteitsprincipe vandaag zijn oorspronkelijke functie verloren heeft en op oneigenlijke manieren wordt aangevoerd in het verhitte debat rond de hoofddoek en hoofddoekverboden. Bedoeld als schild om de godsdienstvrijheid van burgers te beschermen en te bewaken wordt het neutraliteitsprincipe vandaag steeds meer ingeroepen om hoofddoekverboden te rechtvaardigen en daarmee de godsdienstvrijheid van burgers juist in te perken. Het neutraliteitsprincipe, zo legt Smet uit, stelt dat de overheid neutraal moet zijn, en bijvoorbeeld geen enkele religie mag bevoordelen of benadelen. Op die manier moet dit principe garanderen dat de overheid alle burgers gelijk behandelt, ongeacht religieuze overtuiging, en hun individuele rechten, waaronder godsdienstvrijheid, zodoende niet geschonden worden.
Kortom, de overheid dient neutraal te zijn opdat burgers dat niet hoeven te zijn.
De afgelopen jaren is de hoofddoek het symbool bij uitstek geworden van het debat over religieuze diversiteit. In een toenemend seculariserende samenleving blijkt dat debat bijzonder polariserend. Academici wijzen daarbij ook op de toenemende politisering van minderheidsreligies, en islam in het bijzonder, wat de securitarisering van religie in wetten en richtlijnen, evenals de secularisering van de publieke ruimte faciliteert. In België werd de keuze tussen de verschillende mogelijke modellen om religieuze kentekens een plek te geven in de publieke ruimte nog niet gemaakt, althans niet structureel op juridisch vlak. Volgens professor Stijn Smet is dat ook een van de redenen waarom het zogenaamde hoofddoekdebat telkens opnieuw wordt opgerakeld. Hijzelf pleit voor een inclusieve benadering van neutraliteit als schild, in plaats van een exclusieve benadering van neutraliteit als zwaard. Wat hij daarmee bedoelt? Een exclusieve benadering van neutraliteit wil gelijkheid garanderen door de afwezigheid van religieuze kledij in grote delen van de publieke ruimte. Een inclusieve benadering daarentegen stelt pluralisme voorop en omarmt de diversiteit in de samenleving. Aanhangers van deze logica stellen dus dat juist de aanwezigheid van religieuze symbolen in de publieke ruimte aantoont dat burgers, ongeacht hun levensbeschouwelijke of religieuze identiteit, gelijk behandeld worden.
Kort gezegd beogen aanhangers van exclusieve neutraliteit gelijkheid te garanderen door exclusie (van religieuze uiterlijke kentekens) terwijl aanhangers van inclusieve neutraliteit gelijkheid wensen te garanderen door inclusie van onder meer de hijab.
Aanhangers van inclusieve gelijkheid, zo stellen professoren Eva Brems (UGent) en Stijn Smet (UHasselt), menen dat gelijkheid in dit debat draait om gelijke behandeling van burgers. Een ambtenaar mag bijvoorbeeld een gescheiden of homoseksueel persoon niet discrimineren (al dan niet op basis van individuele invulling van een bepaalde religie). Het dragen van religieuze kentekens en het dus zichtbaar maken van iemands religieuze overtuiging leidt echter niet tot discriminatie. Aanhangers van de exclusieve neutraliteit daarentegen zijn van mening dat iedere schijn van partijdigheid verboden moet worden. Stijn Smet merkt op dat er dus niet enkel rekening wordt gehouden met de concrete daden van ambtenaren als vertegenwoordigers van de staat (namelijk de gelijke of juist discriminerende behandeling van burgers in hun dienstverlening), maar ook met de mogelijke indrukken en percepties die burgers hebben van ambtenaren op basis van hun voorkomen. Er wordt in die logica dus gesteld dat burgers, omwille van religieuze kentekens, kunnen twijfelen aan de onpartijdigheid en gelijke behandeling van ambtenaren. Tegenstanders wijzen erop dat ambtenaren met een hoofddoek dus feitelijk gediscrimineerd worden op vlak van hun religie om vermoedens van discriminatie te voorkomen.
Het juridisch model dat een land volgt en de plek die men geeft aan de hoofddoek, heeft verregaande gevolgen voor moslima’s die hem (wensen te) dragen. Zo mogen leerlingen en leerkrachten geen hoofddoek dragen in Frankrijk, maar wel in het Verenigd Koninkrijk en in Duitsland. Frankrijk draagt zoals bekend haar laicité hoog in het vaandel en vult deze op een strikte manier in, namelijk door de expliciete verbanning van al wat religieus is in grote delen van de publieke ruimte. Neutraal zijn is seculier zijn, zo geldt voor onze Zuiderburen. Zo is er geen ruimte voor godsdienstige of levensbeschouwelijke vakken in het officieel onderwijs in Frankrijk, terwijl dat in België net verplichte kost is.
Waar in Verenigd Koninkrijk dan weer een multicultureel model geldt dat religieuze diversiteit verwelkomt en pluralisme omarmt, is het twijfelachtig of een dergelijk model in België voet aan de grond kan krijgen: sinds de jaren negentig is het geloof in multiculturalisme als valabele samenlevingsvorm in onze contreien namelijk afgebrokkeld. Wel kan het open model van Duitsland een voorbeeld zijn voor België, gezien het beter aansluit bij de verhouding tussen godsdienst en staat zoals die ook hier algemeen begrepen worden, zo stelt Smet. In Duitsland is het Grondwettelijk Hof van oordeel dat mensen van verschillende godsdiensten vredevol kunnen samenleven zolang de staat zelf neutraal is, een opvatting die ook in België algemeen geaccepteerd is. Maar in tegenstelling tot de Franse overtuiging stelt het Duitse Grondwettelijke Hof dat daarvoor een inclusieve neutraliteit vereist is die de geloofsvrijheid van iedereen aanmoedigt. Deze opvatting leidt tot meer openheid en meer ruimte voor participatie. Zo mogen leerlingen en leerkrachten in Duitsland een hoofddoek dragen in openbaar onderwijs, maar magistraten in rechtszalen bijvoorbeeld niet.
Dat hoofddoekverboden nefast zijn voor het mentale welzijn, de burgerlijke en economische participatie, soms zelfs de veiligheid van vrouwen, komt steeds meer onder de aandacht. Zo verscheen er onlangs nog een pakkende getuigenis bij Kif Kif van een jonge vrouw wiens carrièreperspectieven niet alleen beknot worden door hoofddoekverboden, maar zelfs door de toenemende argwaan ten opzichte van moslim(a’)s die deze verboden in de hand werken. Verschillende rapporten waarschuwen niet alleen voor toenemende vijandigheid tegenover moslims, maar ook voor de bijzondere kwetsbaarheid van meisjes en vrouwen met een hoofddoek, omwille van hun zeer zichtbare moslimidentiteit evenals het verhitte debat rond de hoofddoek, voor islamofoob geweld.
Vijftien jaar activisme is niet alleen aanleiding voor reflectie, maar ook voor feest. Op zaterdag 7 mei viert BOEH! niet alleen haar nieuwe boek en jubileum, maar ook alle medestanders die haar al die tijd ondersteunden en het succes dat zij als brede beweging samen boekten. Dat gebeurt met een festival in het huis van YWCA Antwerpen, in de Paleisstraat 39-41, vanaf 16u. Inkom is gratis voor wie zich vooraf inschrijft.