hier komen promoties & acties

Globale zorgketen

Hoewel het intussen eerder de norm dan een uitzondering is dat vrouwen ook buitenshuis werken, blijven zij vaak het leeuwendeel van de onbetaalde huishoudelijke en zorgarbeid leveren. Meer en meer middenklassers schakelen daarom (onder)betaalde hulp in. Hierdoor ontstaat een zorgketen, die niet zozeer een einde, maar eerder een verschuiving van ongelijkheid betekent op vlak van arbeid en zorg. Hoe is deze problematiek ontstaan? En welke oplossingen worden er aangereikt?

Verschuivingen van zorg: verschuivingen van ongelijkheid

Terwijl vrouwen uit arbeidersgezinnen altijd al buitenshuis gewerkt hebben (of ze daarvoor betaald werden of niet), vinden tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw ook steeds meer middenklasse vrouwen hun weg naar de betaalde arbeidsmarkt. De opkomst van de tweede feministische golf en tal van sociale bewegingen in de jaren 1960, 1970 die emancipatie bepleiten, hebben hier ongetwijfeld een hand in gehad. Met het oog op economische onafhankelijkheid wordt betaalde arbeid in westerse feministische kringen van alle slag in grote mate gelijkgesteld aan emancipatie.

Hoewel vrouwen steeds vaker betaald uit werken gingen, zijn mannen niet (in diezelfde mate) onbetaalde zorg en huishouden op zich gaan nemen. De was en plas bleven daardoor liggen, wat  in veel hetero gezinnen resulteerde in een zogenaamde “tweede shift” voor vrouwen wanneer ze terugkomen van hun werk. Tegelijkertijd heeft de stijgende arbeidsparticipatie van vrouwen geleid tot het ontstaan van nieuwe sectoren. Het gaat dan meer bepaald om jobs die de huishoudelijke en zorgtaken omvatten die voorheen vaak onbetaald door vrouwen werden opgenomen in de private sfeer. Wanneer die taken, zoals poetsen of strijken, geformaliseerd werden tot jobs op de betaalde arbeidsmarkt, bleef die arbeid echter onderbetaald.

De commercialisering van de dienstensector en zorgarbeid brengt een uitweg voor middenklasse tweeverdienersgezinnen. Wie een goed betaalde (voltijdse) job heeft, kan reproductieve arbeid voortaan uitbesteden aan goedkope en soms door de staat gesubsidieerde arbeidskrachten. Deze verschuiving van huishoudelijke en zorgtaken betekent echter ook een verschuiving van ongelijkheid: waar arbeid-zorg ten tijde van het kostwinnersmodel een ongelijkheid tussen mannen en vrouwen inhield, is die ongelijkheid vandaag steeds meer verschoven naar vrouwen onderling langs sociaaleconomische en raciale breuklijnen.

Het is precies dankzij de goedkope arbeid (vaak) van vrouwen met een migratieachtergrond, die disproportioneel in de dienstensector en zorg tewerkgesteld zijn, dat (vaak witte) middenklasse vrouwen voltijds kunnen gaan werken.

Globale zorgketen

In 2004 introduceert de Amerikaanse socioloog Arlie Hochschild de term “global care chain” ofwel globale zorgketen om dergelijke patronen in westerse economieën te duiden. Hochschild, die ook de term “dubbele dagtaak” muntte, merkt op dat migratie naar westerse landen doorheen de jaren steeds meer vervrouwelijkt naarmate westerse vrouwen meer buitenshuis gaan werken en de nood aan goedkope arbeidskrachten in de zorg- en dienstensector toeneemt. De globale zorgketen wijst dan ook op een mondiaal patroon van economisch achtergestelde vrouwen die (migreren naar westerse landen en) hun gezin verlaten om te zorgen voor kinderen, hulpbehoevenden en het huishouden in welgestelde gezinnen. De zorg en huishoudelijke arbeid die vrouwen eerder in hun thuislanden opnamen, wordt door migratie vaak doorgeschoven naar nog andere vrouwen. Zo ontstaat volgens Hochschild een “series of personal links between people across the globe based on the paid or unpaid work of caring”.

De vraag wie voor de kinderen van de kinderverzorgster zorgt wanneer zij aan het werk is, duidt nog een bijkomende dimensie. 

Zorg blijft on(der)betaald en on(der)gewaardeerd

Deze evolutie toont aan dat het emancipatie-ideaal van weleer slechts voor een specifiek en geprivilegieerd segment vrouwen bereikt is, en dit dankzij de goedkope arbeid van minder geprivilegieerde vrouwen. Het basisprobleem blijft onveranderd: zorgarbeid is gegendered en genaturaliseerd als een vrouwentaak. De gegenderde taakverdeling van arbeid en zorg wordt dan ook geborgd door de globale zorgketen.

Of zorgarbeid nu wordt uitbesteed aan derden of niet, of zorgtaken zich nu in de private of publieke sfeer afspelen: het zijn voornamelijk vrouwen die zorgen.

Bovendien is de voltijdse werkweek, ondanks de enorme toename aan arbeidskrachten, zo goed als onveranderd gebleven. De samenleving is in haar geheel dus meer gaan werken, wat niet geresulteerd heeft in meer welvaart of collectieve arbeidsduurvermindering, zoals doorheen de geschiedenis het geval was naar gelang (industriële) vooruitgang werd geboekt. Integendeel zelfs, er is alleen maar sprake van toenemende ongelijkheid. 

Wie heeft baat bij dienstencheques?

De commercialisering van de dienstensector - en zo de globale zorgketting en de daarmee gepaarde gaande verschuiving van ongelijkheid - wordt in België institutioneel in stand gehouden door het gebruik van gesubsidieerde dienstencheques. Dit systeem zou een oplossing bieden voor de tijdsdruk die ontstaat uit de krappe arbeid-zorg balans van middenklasse tweeverdienersgezinnen en creëert reguliere jobs voor zorgwerkers, zodat die niet in een precaire schaduweconomie terecht zouden komen. Hiermee biedt het echter een individuele oplossing voor een structureel probleem.

Uit een rapport van de Vlaamse overheid blijkt dat in 2019-2020 het merendeel van de dienstencheque-aanvragers vrouw is (respectievelijk 58,8% en 59,2%). De meesten bevinden zich in “de drukke levensfase”, waarmee bedoeld wordt dat het gaat om dertigers en veertigers met opgroeiende kinderen en een vaste, vaak voltijdse job.

Op vlak van de dienstenchequewerknemers toont het rapport uit 2018-2019 aan dat sinds 2015 bijna 98% van de werknemers vrouw is, waarvan ongeveer 40% een migratieachtergrond heeft. Cijfers uit het recentste volledige rapport (2020) wijzen uit dat 45% van de dienstenchequewerknemers in 2018 een migratieachtergrond heeft. Recentere cijfers ontbreken omwille van de coronapandemie, die een tijdelijke stop zette op de tewerkstelling van dienstenchequewerknemers om besmettingen te voorkomen.

De Vlaamse Overheid grijpt de flexibele werkuren en mogelijkheid tot deeltijds werk aan als verklaring voor het grote aandeel van vrouwelijke werknemers met kinderen (67%) in de sector. 93% van de dienstenchequewerknemers werkt namelijk deeltijds. De overgrote meerderheid (73%) heeft een (verdienende) partner, waardoor ook de dienstenchequewerknemers deel uitmaken van het tweeverdienersmodel.

Wanneer het gezinsinkomen van tweeverdieners niet volstaat om zorg of huishoudelijke taken uit te besteden, blijft de minst verdienende partner (vaak vrouwen) meestal thuis om deze taken op te nemen.

De cijfers van de Vlaamse Overheid schetsen dus de zorgketen in Vlaanderen. Ze tonen aan hoe de zorgtaken van de (vaak vrouwelijke) dienstencheque-aanvragers worden overgenomen door vrouwen die zelf een complexe zorg-arbeid balans ervaren en zich zelden zelf een huishoudhulp of nanny kunnen veroorloven. Zo ontstaat een Mattheuseffect, waarbij de rijken rijker en de armen armer worden, en de ongelijkheid dus vergroot. Kortom: het gesubsidieerde dienstenchequestelsel wordt dan wel door de volledige samenleving gefinancierd, het komt disproportioneel ten goede aan welgestelde tweeverdienersgezinnen en draagt bij aan de ongelijkheid tussen vrouwen en gezinnen op vlak van klasse, en vaak ook op vlak van ras/etniciteit.

Feministische solidariteit

Wat er nodig is volgens Arlie Hochschild, is een herwaardering en herverdeling van zorgarbeid. Zij pleit ervoor om kritisch te kijken naar de gevolgen van de feministische droom van emancipatie in de vorm van economische onafhankelijkheid door middel van voltijdse tewerkstelling. Om zorgtaken beter te verdelen onder partners in de huiselijke sfeer, is een hertekening van onze economie nodig. Politicoloog Olivier Pintelon verdedigt collectieve arbeidsduurverkorting als het ultieme instrument om deze ongelijkheid tussen vrouwen evenals de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op vlak van arbeid en zorg tegen te gaan. Als een 30-urenweek het nieuwe normaal wordt voor een voltijdse job, heeft ieder tweeverdienend en voltijds werkend gezin voldoende tijd om huishoudelijke en zorgtaken beter te verdelen onder de partners in plaats van deze uit te besteden aan goedkope arbeidskrachten. Ook zou dit de genderkloof op vlak van deeltijds werk tegengaan, en hierdoor gendergelijkheid aanmoedigen zowel op de betaalde arbeidsmarkt als thuis.


In de pers:

Meer weten?


    Aanraders uit de RoSa-bibliotheek: