De abolitionistische insteek van deze feministische stroming kan herleid worden naar de Amerikaanse anti-slavernijbeweging. Een van de aanhoudende centrale strijdpunten is dan ook de afschaffing van het uit slavernij voortvloeiende prison industrial complex. Die term wijst op de overlappende belangen van de staat en ondernemingen die toezicht, policing and opsluiting hanteren als strategie om economische, sociale en politieke problemen tegen te gaan. Denk aan gevangenissen, maar ook jeugdinstellingen, detentiecentra en psychiatrische instellingen die steeds vaker geprivatiseerd worden. Enerzijds is abolitionistisch feminisme antikapitalistisch en gekant tegen de uitbuiting van gedetineerden als goedkope en kwetsbare arbeidskrachten. Anderzijds wijst abolitionistisch feminisme bestraffing en opsluiting van individuele daders af als functionele oplossing voor structurele problematieken, zoals seksueel geweld.
Abolitionistische feministen beschouwen de neiging om sociale misstanden te bestrijden met bestraffing en opsluiting als een bijkomend symptoom van een ongelijke samenleving. De centrale vraag die deze feministische stroming stelt, is dan ook: wat als we de eigenlijke crisis - intersecterende sociale ongelijkheden waaronder gendergelijkheid - structureel aanpakken met educatie, zorg en preventie in plaats van aan symptoombestrijding te doen door middel van repressie? Abolitionisme is dan ook meer dan het afschaffen van slavernij of andere repressieve apparaten die sociale ongelijkheid in stand houden; het vraagt om een andere organisatie van de samenleving, een radicale maatschappelijke transformatie, door middel van investeringen in onderwijs en cultuur, collectivisering van zorg en een radicale democratisering van de economie en de politieke macht. Samengevat streeft abolitionistisch feminisme niet zozeer naar strafrechtelijke rechtvaardigheid, maar breder naar sociale rechtvaardigheid.
Net zoals een socialistisch of marxistisch feminisme, is abolitionistisch feminisme antikapitalistisch en legt het de nadruk op investeringen in onderwijs en zorg als voorwaarde voor emancipatie. Wat abolitionistisch feminisme gemeenschappelijk heeft met radicaal feminisme, is dat het een revolutie nastreeft in plaats van hervormingen, waar liberaal feminisme eerder naar neigt. Hier situeert zich dan ook de voornaamste kritiek op abolitionistisch feminisme, die uit verschillende hoeken komt: precies de revolutionaire visie en focus op maatschappelijke transformatie wordt door sommigen als idealistisch of simpelweg niet realistisch beschouwd. Een abolitionistisch feminisme brengt daar echter tegenin dat er een radicale verbeelding nodig is om de nodige maatschappelijke verandering teweeg te brengen.
Belangrijke namen: Angela Davis ∙ Ruth Wilson Gilmore ∙ Gina Dent ∙ Erica R. Meiners ∙ Beth E. Richie ∙ Sojourner Truth ∙ Harriet Tubman ∙ Zillah Eisenstein ∙