hier komen promoties & acties

15.10 | Federaal regeerakkoord

RoSa vzw stuurt elke twee weken een unieke nieuwsbrief uit waarbij een specifiek gendergerelateerd thema wordt uitgelicht of de genderdimensie van een actueel thema wordt geanalyseerd. Deze week lichten we het federaal regeerakkoord door vanuit een genderperspectief: de Vivaldi-visie op abortus, ouderschapsverlof en pensioenen. Ook bespreken we de onderzoeksresultaten die Femma vandaag voorstelde over hun experiment met een 30 urenweek.

Gepubliceerd op 15/10/2020

Scott Graham Oqmzw Nd3 Th U Unsplash 7F9084C17D1832Fc0E4Dcb05A9D6A1C8

Bron foto: Scott Graham op Unsplash

Na zestien maanden, is het zover. België heeft opnieuw een federale regering, met Alexander De Croo (Open VLD) als premier. De zogenaamde Vivaldi-partijen – PS, Sp.a, MR, Open VLD, Groen, Ecolo en CD&V – wisten zich te verenigen en werkten samen een regeerakkoord uit met “sociale, duurzame en liberale accenten”. Hoewel het slechts om vage formuleringen en hoopvolle beloftes gaat, spreekt zo’n regeerakkoord evenwel een visie uit voor de toekomst. RoSa vzw neemt het document onder de loep en bespreekt in het bijzonder (de genderdimensie van) drie belangrijke dossiers: het hangende abortuswetsvoorstel, het ouderschapsverlofstelsel en het pensioenbeleid. Mogen we ons verwachten aan een beleid dat de gendergelijkheid in België ten goede zal komen? Wat zijn de pijnpunten? Wat kan beter, en hoe? Welke voornemens werden expliciet geformuleerd op vlak van gendergelijkheid en vrouwenrechten? RoSa zoekt het voor je uit. Voorts bespreken we de onderzoeksresultaten van vrouwenorganisatie Femma die - begeleid en ondersteund door onderzoekscentra TOR van de VUB en Kind & Samenleving - in de loop van 2019 experimenteerde met een verkorte werkweek met loonbehoud: van 36 naar 30 uren. Collectieve arbeidsduurverkorting is al geruime tijd een remedie die de vrouwenbeweging naar voren schuift om gendergelijkheid te bevorderen en de samenleving bovendien van allerlei kwalen te ontdoen. In deze Pers:pectief ontdek je waarom.

Uitbreiding recht op abortus wederom uitgesteld

Nadat het hangende wetsvoorstel rond abortus morele paniek veroorzaakte in de Kamer en de formatiegesprekken in juli blokkeerde, blijft het controversiële wetsvoorstel ook nu taboe in het federaal regeerakkoord. Concreet gaat het om de verlenging van het toegestane termijn waarbinnen men kan aborteren, van twaalf weken naar achttien weken na de bevruchting. Aborteren in de periode tussen twaalf en achttien weken na de bevruchting is momenteel niet mogelijk in België, waardoor elk jaar een vijfhonderdtal vrouwen naar buurlanden Nederland en het Verenigd Koninkrijk trekken, waar de termijn tot 22 à 24 weken na de bevruchting strekt. Het wetsvoorstel wil ook de verplichte bedenktijd verlagen van zes naar twee dagen. Onderzoek heeft immers aangetoond dat de bedenktijd van zes dagen als moraliserend en paternalistisch wordt ervaren, een standpunt dat door verschillende feministische organisaties keer op keer wordt herhaald in hun pleidooi voor de reproductieve rechten en het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen. Ook de Wereldgezondheidsorganisatie stelt dat de verplichte wachttermijn een onnodige drempel tot veilige abortus vormt en daarmee de rechten van de patiënt schendt. Daarnaast zou de voorgestelde versoepeling de verplichting van een arts opheffen om een aanvrager van abortus in te lichten over financiële ondersteuning en adoptiemogelijkheden, wat een evenzeer een moraliserend of zelfs culpabiliserend effect kan hebben op de aanvrager. Tot slot roept het wetsvoorstel strafsancties in het leven voor wie abortus verhindert.

N-VA, Vlaams Belang, CD&V en cdH zijn fel gekant tegen het voorstel en hebben de stemming in de Kamer meermaals opgehouden door nieuwe amendementen in te dienen en tot drie maal toe nieuw advies in te winnen bij de Raad van State. Het ethische dossier werd al gauw als breekpunt betrokken bij de regeringsonderhandelingen. De zogenaamde Arizonacoalitie viel in het water, en uiteindelijk werd een regeerakkoord gesloten tussen de Vivaldi-partijen. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. Om tot een meerderheid te komen, moesten de liberale, socialistische en groene families de christendemocraten overtuigen om deel te nemen aan de federale regering. Met die troef in handen kon CD&V het uitstel van het voor hen onaanvaardbare abortuswetsvoorstel afdwingen, hoewel zij de enige tegenstanders uitmaken in de huidige federale regering.

Dit resulteerde in de belofte van de Vivaldi-partijen om “inzake ethische aangelegenheden een consensus onder elkaar te bekomen, met wederzijds respect voor elkaars standpunten, alvorens wetgevende initiatieven te nemen rond deze materies”, waarmee het wetsvoorstel opnieuw op de lange baan wordt geschoven en personen die hun zwangerschap na twaalf weken willen afbreken in België nog steeds in de kou blijven staan.

Met een sterke nadruk op “wederzijds respect” en “consensus”, lezen we dat de regering zich engageert om “een onafhankelijk multidisciplinair team van experts” de huidige abortuswetgeving “te [laten] evalueren, te toetsen aan de praktijk, de lacunes te evalueren en voorstellen tot aanpassing uit te werken”, waarna de partijen “in consensus” zullen handelen. Dat is opmerkelijk, aangezien in de zomer van 2018 38 experts reeds hun licht lieten schijnen op de actualisering van het wettelijk kader en hun adviezen eenduidig waren: abortus moet uit het strafrecht, de verplichte wachttijd moet worden ingekort en de behandelingstermijn moet worden verlengd.

Een zoveelste evaluatie van onafhankelijke experts of niet, de vraag blijft of de regerende partijen überhaupt over hun ideologische verschillen heen tot een consensus kunnen komen in dit gevoelige ethische dossier.


Gendergelijkheid volgens Vivaldi

Onder het specifieke thema gendergelijkheid op pagina 73-74 van het regeerakkoord lezen we dat Vivaldi een “actieve genderpolitiek” wil voeren, alsook “een voluntaristisch genderbeleid dat structurele en historische ongelijkheden aanpakt”. Zo maakt men prioriteit van “een ketengerichte aanpak” om gendergerelateerd geweld te bestrijden, met de Conventie van Istanbul die op sommige plekken in Europa onder vuur is komen te staan als leidraad. Ook het belang van de zorgcentra na seksueel geweld wordt aangestipt, hoewel er niets te lezen valt over de door voormalig minister Nathalie Muylle (CD&V) aangekondigde uitbreiding. Ook over preventie en sensibilisering wordt met geen woord gerept. Wel belooft de regering advies in te winnen bij experts over de opname van feminicide in het nieuw strafwetboek, iets waar onder meer de Vrouwenraad al een tijd voor pleit.

Op het vlak van economische gelijkheid tussen mannen en vrouwen, worden extra maatregelen beloofd om de loonkloof “werkzamer” te maken, al blijft het gissen wat daarmee bedoeld wordt. Daaropvolgend worden maatregelen aangekondigd die zowel de administratie als de overheidsbedrijven “aan de top voldoende genderevenwichtig” moeten maken. Nochtans is verticale stratificatie niet het enige probleem dat bijdraagt aan de loonkloof. Meer nog, de impact van verticale stratificatie is niet te vergelijken met de economische ravage die horizontale stratificatie veroorzaakt onder vrouwen; niet het glazen plafond, maar wel de zogenaamde glazen muren van de arbeidsmarkt en een gegenderde taakverdeling op het thuisfront liggen aan de basis van de loonkloof.

Verdubbeling geboorteverlof voor vaders en meeouders

Gelukkig is er ook goed nieuws. Al in de inleiding van het regeerakkoord wordt aangekondigd: “Het geboorteverlof, dat emancipeert en de gelijkheid man-vrouw bevordert, wordt opgewaardeerd.” Een week nadat Frankrijk aankondigde het vaderschapsverlof van 14 dagen uit te breiden naar 28 dagen kondigt ook onze nieuwe federale regering aan het geboorteverlof te willen verdubbelen: van tien naar twintig dagen, en dit voor alle types werknemers, ook wie een interim-job uitvoert. Zoals voorheen geldt deze maatregel zowel voor vaders als meemoeders of -ouders, en beoogt het de zorg voor kinderen evenwichtiger te verdelen onder partners, althans in de eerste periode na de geboorte. Want jong geleerd, is oud gedaan. Het uitgebreide geboorteverlof levert dan ook een belangrijke bijdrage aan de gelijkheid tussen mannen en vrouwen, zowel in de privésfeer van heteroseksuele gezinnen als op de arbeidsmarkt. Het geeft ouders de kans om zowel de zorgtaken en de slapeloze nachten, als de vreugde en het geluk dat komt bij de geboorte van een kind evenwichtiger te verdelen. Dat komt niet alleen de vader, maar ook de kinderen ten goede. De federale regering stuurt hiermee de boodschap dat kinderzorg niet alleen pas bevallen moeders aanbelangt. Bovendien heeft een evenwichtigere verdeling van de zorgverantwoordelijkheid op lange termijn ook het duurzame effect om de carrièremogelijkheden en de financiële zelfstandigheid van moeders te bevorderen.  

Met de uitbreiding van het geboorteverlof wordt niet alleen tegemoet gekomen aan een belangrijke eis van de vrouwenbeweging, maar gaat ook een breed gedragen wens van vele jonge vaders in vervulling. Uit een bevraging van het Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) onder jonge vaders in 2011 bleek dat 22 dagen geboorteverlof als ideaal naar voren geschoven werd, iets waar de belofte in het federaal regeerakkoord niet ver van afwijkt.

Wat echter onduidelijk blijft, is wanneer het verlengd geboorteverlof er zal komen en in hoeverre dit uitbetaald zal worden.

Moederschapsverlof als plicht, vaderschapsverlof als recht?

Tot op heden krijgt de partner van de kersverse moeder enkel de eerste drie dagen volledig uitbetaald door de werkgever, en worden de overige zeven dagen door de overheid vergoed met een ziekteverzekeringsuitkering die 82% van het begrensde brutoloon bedraagt. Door niet alleen de duur van het geboorteverlof uit te breiden, maar dit ook financieel gelijk te stellen aan moederschapsverlof, zou de federale regering haar progressieve boodschap van gendergelijkheid onderstrepen.

En dan is er nog het probleem van de ongelijke status van het verlofstelsel voor de pas bevallen moeder en de andere ouder. Volgens Belgische RIZIV-cijfers neemt 7% van de geboorteverlofgerechtigden niet alle tien dagen op, en dit vanwege de werkgever of sociale druk op de werkvloer. Om die druk weg te nemen en kersverse ouders op de arbeidsmarkt gelijk te behandelen, zou men geboorteverlof – net zoals moederschapsverlof – automatisch kunnen toekennen.

Lessen uit andere Europese landen

In Nederland was er tot voor kort sprake van slechts twee dagen geboorteverlof, maar sinds 1 juli 2020 kan een partner nu zes weken geboorteverlof krijgen, waarvan de eerste week volledig wordt uitbetaald en de overige vijf aan 70%. Met de recente uitbreiding in Frankrijk, is er dus sprake van een Europese trend. Die komt er niet toevallig. In juni 2019 vaardigde het Europees Parlement een richtlijn uit die lidstaten een verplicht vaderschapsverlof van tien dagen oplegt dat minstens even hoog is als de nationale ziekteverzekeringsvergoeding. België voldeed daarmee al aan de voorwaarde, maar de actuele uitbreiding brengt ons land alweer een stapje verder richting de progressiefste landen van de klas. Want zoals wel vaker doen de Scandinavische landen het nog beter, maar ook Spanje en Portugal.

In Duitsland mag er dan geen officieel vaderschapsverlof zijn, wel kent het land een uitgebreid ouderschapsverlofstelsel van maar liefst veertien maanden die de ouders onderling mogen verdelen, waarbij de overheid maximum €1.800 per maand uitbetaalt. In Zweden mag het ouderschapsverlof van ongeveer zestien maanden evenzeer onder de partners verdeeld worden, en dit bovenop een apart geboorteverlof van tien dagen voor de vader of de meeouder.

Daarmee is het Zweedse ouderschapsverlof een mooi voorbeeld van hoe het beter kan. Alle ouders krijgen in totaal 480 dagen betaald verlof (240 per partner dus), waarvan 90 dagen strikt voorbehouden zijn voor de moeder en 90 dagen voor de andere ouder. De resterende dagen zijn overdraagbaar tussen beide ouders. De eerste 195 dagen worden betaald aan 80% van het loon, en de overige 45 dagen aan een vast tarief van €18 of €25 per dag, afhankelijk van het inkomen. Dankzij collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO's) vullen werkgevers het ouderschapsverlofstelsel vaak ook nog eens aan met 10% van het loon.

Daar kan het Belgisch ouderschapsverlofstel niet aan tippen. Hier bestaat het moederschapsverlof uit minimum tien en maximum vijftien weken, de eerste 30 dagen aan 82% van het brutoloon en daarna aan 75%. Naast het geboorteverlof (dat nu uitgebreid zou worden van tien naar twintig dagen), is er ook nog het ouderschapsverlof van vier maanden dat elke ouder kan opnemen naar wens: ofwel in maanden, ofwel door deeltijds te werken. Daar staat een vaste uitkering van €750,33 netto per maand tegenover (bij voltijdse onderbreking). Alleenstaande ouders hebben recht op een verhoogde uitkering van €1035,45.

In tegenstelling tot Zweden kan niet elke ouder in België gebruik maken van het ouderschapsverlofstelsel: werkzoekende of studerende ouders hebben er namelijk geen recht op. Zelfstandigen hebben recht op tien dagen geboorteverlof (vergoed aan €80,82 per dag), maar niet op ouderschapsverlof. Zelfstandigen die net bevallen zijn, moeten in België minimaal drie en maximaal twaalf weken moederschapsverlof opnemen en krijgen hiervoor een vergoeding van €489,75 per week. Of de huidige regering ook het ouderschapsverlofstelsel gelijk wilt maken voor alle types werknemers, is niet duidelijk. De ongelijkheid in de verlofstelsels treft dus zowel de verschillende types werknemers als mannen en vrouwen.

De financiële ongelijkheid, de duur en het gebrek aan flexibiliteit in het Belgisch ouderschapsverlofsysteem draagt bij aan een stereotiepe rolverdeling van vrouwen als primaire verzorgers en mannen als primaire kostwinners.

Zweden hecht duidelijk veel waarde aan reproductieve arbeid en wil dat de zorgverantwoordelijkheid voor kinderen goed verdeeld is tussen partners. In België daarentegen ligt de focus eerder op voltijds werken op de betaalde arbeidsmarkt en wordt zorg binnen het gezin ondergewaardeerd. Zorg wordt beter uitbesteed via kinderopvang of dienstencheques, iets wat ook door onze Vivaldi-regering wordt aangemoedigd, onder meer door de voorgestelde uitbreiding van de belastingvermindering voor een kinderoppas.

Herverdelende oplossing voor gendergelijkheid: collectieve arbeidsduurvermindering

Hoewel een verlengd geboorteverlof heel wat jonge ouders de mogelijkheid zal bieden om van begin af aan de zorgtaken eerlijker te verdelen, zou een nivellering van het ouderschapsverlof duurzamere effecten hebben op de gendergelijkheid in de privésfeer. Nog efficiënter dan deze vormen van individuele arbeidsduurverkorting daarentegen is collectieve arbeidsduurverkorting, bijvoorbeeld in de vorm van een 30 urenweek. De vrouwenbeweging pleit niet voor niets al sinds de tweede feministische golf voor collectieve arbeidsduurverkorting. Wanneer de werktijd verminderd wordt, krijgen mannen en vrouwen meer ademruimte om zorgtaken op te nemen en gelijk te verdelen. Er komt meer vrije tijd voor kind en gezin, voor was en voor plas. Dit zou niet alleen de dubbele dagtaak van de vrouw aanzienlijk verminderen of zelfs doen verdwijnen, ook zou het de (voltijdse) arbeidsparticipatie van vrouwen ten goede komen en daarmee de loonkloof drastisch verkleinen. Vrouwen werken namelijk vaker deeltijds dan mannen om die “tweede onbetaalde shift” op het thuisfront werkbaar te maken. Een collectieve 30 urenweek maakt die (gedwongen) keuze voor deeltijds werk grotendeels overbodig en verkleint zo de genderkloof, zowel op het vlak van arbeidsparticipatie als op het vlak van economische zelfstandigheid.

Een voltijdse werkweek verkorten tot 30 uur betekent een mooie balans tussen de huidige arbeidsduur van mannen en vrouwen met een gezin. Momenteel werkt een man namelijk zo’n 35 uur per week op de betaalde arbeidsmarkt terwijl een vrouw gemiddeld 26 uur per week betaalde arbeid verricht.

Dat een verkorte werkweek meer gendergelijkheid kan realiseren, weten feministen al lang. Al in 1967 betoogde Joke Smit dat collectieve arbeidsduurverkorting de emancipatie van vrouwen zou bevorderen. Ook vrouwenorganisatie Femma is overtuigd: vorig jaar besloten zij de daad bij het woord te voegen. Begeleid en ondersteund door onderzoekscentra Tor van de VUB en Kind & Samenleving, experimenteerde Femma in de loop van 2019 met een verkorte werkweek die 30 uren telde in plaats van de voormalige 36: het nieuwe voltijdse werken, aldus Femma. Vandaag stelden zij de resultaten van dat experiment voor in een webinar die weldra beschikbaar zal zijn op de website van hun nieuwe campagne Eigen mix. Spoiler alert: de werknemers voelen zich beter in hun vel, zijn tevredener over de combinatie van werk en privé, spenderen meer kwalitatieve tijd met hun kinderen, ervaren minder huishoudstress… De voordelen dringen zich ontegenzeggelijk op. Lees het essay over hun bevindingen of download het volledige rapport.

“En wat mag dat kosten?” is de vraag die velen zich daarbij zullen stellen. De 30-urige werkweek is verrassend realistisch, zo stelt politicoloog en expert ter zake Olivier Pintelon. In zijn boek De strijd om tijd (2018) zet hij de krijtlijnen uit voor een culturele transitie naar de 30 urenweek. Daarbij geeft hij tal van geslaagde internationale voorbeelden, waarvan het bekende Zweedse rusthuis Svartedalen in Göteborg slechts ééntje is. In zijn analyse bespreekt Pintelon niet alleen de  voordelen voor de verhouding man/vrouw, ook biedt hij een inkijk op de andere, talloze voordelen voor de samenleving. Pintelon krijgt bijval van de Nederlandse historicus Rutger Bregman die het zelfs de oplossing voor (bijna) alles noemt. Zo zou een verkorte werkweek de werkloosheid drastisch kunnen terugdringen, om nog niet te spreken over de vele slachtoffers van een burn-out of een andere vorm van arbeidsongeschiktheid door overdreven werkdruk of overmatig overwerk.

Een kortere werkweek zou het werk beter verdelen: tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen huidige werknemers en werkzoekenden.

De kosten van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid kunnen geheroriënteerd worden naar de kortere werkweek, net zoals de kosten van individuele arbeidsduurverkorting waar ongetwijfeld minder gebruik van zal worden gemaakt. Allemaal zaken die Pintelon betrekt bij zijn nauwgezette weergave van het prijskaartje. Tot slot pleit hij ervoor “bestaande bedrijfssubsidies uit te kammen, de vermogens mee in het bad te trekken en de terugverdieneffecten te herinvesteren”. Zo klaagt Pintelon de zogenaamde “ballastsubsidies” aan die geen onderscheid maken tussen sectoren en types werknemers. Als jobcreatie geen voorwaarde is voor genereuze subsidies, is dat weggesmeten geld, aldus Pintelon.

De terloopse en weinig concrete vermelding op pagina 33 van het federaal regeerakkoord dat “het systeem van de huidige RSZ bijdragevermindering voor de collectieve arbeidsduurvermindering – dat weinig gebruikt wordt – geëvalueerd en desgevallend aangepast [wordt]”, is dan ook goed om in het achterhoofd te houden. 


Pensioenen

Een andere centrale doelstelling van de nieuwe federale regering met een belangrijke genderdimensie is het optrekken van de laagste pensioenen “richting de armoedegrens”. Verschillende partijen hadden de laatste weken de mond vol over een minimumpensioen van €1.500, hoewel er nog onenigheid leek te bestaan over de vraag of dit netto dan wel bruto zou zijn. Vanuit een beleidsmatig oogpunt lijkt het logisch(er) om het te hebben over €1.500 bruto, aangezien het nettoloon afhangt van iemands specifieke fiscale situatie. Toch lezen we in het regeerakkoord dat het minimumpensioen geleidelijk zal worden opgetrokken (volledige en onvolledige loopbaan) richting €1.500 netto voor een volledige loopbaan en dit bedrag in geval van onvolledige loopbaan pro rata verminderd zal worden met het verschil tussen 45 jaar en de loopbaan. Uit het voorzichtige taalgebruik leiden we af dat de pensioenhervorming een proces van lange adem zou kunnen worden, waarbij stapsgewijs naar dit eerder symbolisch streefbedrag toegewerkt zal worden.

Het verhoogde minimumpensioen wordt namelijk enkel toegekend aan wie er een volledige loopbaan van 45 jaar heeft opzitten. Volgens cijfers van de Federale Pensioendienst zal minder dan de helft van de gerechtigden de volle pot toegekend krijgen. Belangrijk om op te merken is dat negen op tien vrouwen nooit aan 45 gewerkte jaren komt.

Dat het minimumpensioen voorbehouden blijft voor wie er een loopbaan van minstens dertig jaar heeft opzitten en een volledige loopbaan bovendien wordt berekend op 45 jaar, is geen neutrale maatregel. De gemiddelde loopbaanduur van mannen en vrouwen verschilt namelijk sterk doordat vrouwen vaker gebruik maken van zorgverlofstelsels om onbetaalde reproductieve arbeid op te nemen. Niet alleen werken ze hierdoor ook vaker deeltijds, ook gecorrigeerd naar werktijd verdienen ze gemiddeld minder dan mannen. Dat is voornamelijk te verklaren door de horizontale segregatie op de arbeidsmarkt: vrouwen zijn geconcentreerd in slechter betaalde sectoren waar precaire, flexibele contracten de norm uitmaken.

Al deze omstandigheden leiden ertoe dat de loonkloof anno 2019 nog steeds 20% bedraagt, en de pensioenkloof maar liefst 30%. De pensioenkloof is immers een logisch gevolg van de loonkloof.

Dus hoewel het regeerakkoord stelt dat de hervorming van het pensioenstelsel “rekening [zal] houden met de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen”, wordt de genderdimensie in dit thema niet aangekaart en blijft het erg onduidelijk hoe men dat precies beoogt te doen. Dat die belofte vervolgens wordt aangevuld met een terughoudende “in de mate van het mogelijke”, spreekt in dat opzicht boekdelen.

Herverdelende oplossing voor gendergelijkheid: kortere loopbaan voor vrouwen

Wist je dat het pensioen van vrouwen tot 2009 werd berekend op een volledige loopbaanduur van 40 jaar, in plaats van 45 jaar zoals bij mannen? Ironisch genoeg werd die remediërende regel die de pensioenkloof kon dichten weggestemd vanuit een al te nauw ingevuld gelijkheidsprincipe. Mannen en vrouwen moesten “gelijk” behandeld worden, zo werd geredeneerd.

Het gelijk behandelen van een ongelijke loopbaancarrière leidt echter tot het uitvergroten van die ongelijkheid, en die ongelijkheid is erg gegenderd.

Aangezien vrouwen gemiddeld 36,6 jaar betaald werken en mannen 42,2 jaar, zou de vermindering van de vereiste loopbaanduur voor een volledig pensioen de pensioenkloof al behoorlijk kunnen dichten. Daarmee zou de overheid niet alleen armoede onder gepensioneerde (en in het bijzonder alleenstaande) vrouwen tegengaan, maar evenzeer de reproductieve arbeid waarvoor vrouwen hun loopbaan vaak onderbreken erkennen als waardevol, voor de samenleving én de economie.

 

In de pers:

Meer lezen?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

 

#Pers:pectief #Politiek #Regeerakkoord #Arbeid #Zorg #Ouderschapsverlof #30urenweek #Pensioenkloof #Abortus #RoSaschrijft

Op de hoogte blijven van RoSa thema's en actua?

Ontvang onze tweewekelijkse Pers:pectief waarin we een actueel of onderbelicht thema bespreken vanuit een genderperspectief, of kies voor onze driemaandelijkse Uitgelezen met tal van boekrecensies, interviews, de nieuwste aanwinsten in onze almaar groeiende collectie en nog veel meer, telkens rond één specifiek thema.

Schrijf je in