Het is vandaag lastig voor te stellen dat fietsende vrouwen ooit voor zoveel ophef en verzet zorgden. Vandaag fietsen er meer vrouwen dan ooit. Het aantal fietsclubs voor vrouwen zit in de lift. Vrouwen worden profwielrenner, en sinds kort worden hun wedstrijden ook uitgezonden op televisie. Nu ja, soms toch. De ongelijkheid in de profsport is nog groot, maar de kloof wordt heel langzaam gedicht.
"Ik denk dat de fiets meer betekend heeft voor de emancipatie van de vrouw dan eender wat ter wereld." Het zijn de woorden van de Amerikaanse suffragette Susan B. Anthony. "Een vrouw op een fiets staat voor mij symbool voor een onbelemmerde vrouw", aldus Anthony ergens eind negentiende eeuw.
Ze sprak die gevleugelde woorden niet toevallig uit in een tijdperk waarin het leven van vrouwen een en al belemmering was: een leefwereld die zich niet verder uitstrekte dan van het washok naar de wieg en het fornuis, strikte gedragscodes, het huwelijk als enige overlevingskans en kleren die bestonden uit strakke korsetten en talloze lagen stof die hun benen tot aan de voeten bedekten.
Dat de fiets de bewegingsvrijheid van vrouwen heeft bevorderd is geen nieuws, maar krijgt vandaag opnieuw verdiende aandacht, nu zowel feminisme als vrouwenwielrennen en fietsen aan populariteit winnen. Maar natuurlijk werd de fiets niet uitgevonden om vrouwen te bevrijden. Dat neveneffect was een bijkomstige en onvoorziene toevalligheid, waar de bedenkers van de fiets geen rekening mee hadden gehouden.
De eerste fietsen waren nochtans allesbehalve vrouwvriendelijk. De prilste ontwerpen dateren van de tweede helft van de achttiende eeuw, een tijdperk waarin mensen veel minder mobiel waren dan vandaag. De meeste mensen legden dan ook relatief korte afstanden af om te gaan werken, winkelen of handel te drijven. De eerste fietsen waren weinig meer dan een sportieve liefhebberij voor aristocraten. Ze waren peperduur, behoorlijk onpraktisch, niet geschikt voor de onverharde wegen van toen en een ramp voor je schoenzolen aangezien het loopfietsen waren. In 1864 lanceerde de Fransman Michaux de fiets met trappers, een uitvinding waar hij later een eindeloze reeks verbeteringen in aanbracht. Een stap in de goede richting.
In 1870 zorgde James Kemp Starley voor een nieuw soort fiets met een heel hoog voorwiel en een klein achterwiel, de zogenaamde ‘hoge bi’ (bicycle). De uitvinder had berekend dat hoe groter het voorwiel was, hoe sneller de fiets zou zijn. Deze fiets werd vrij populair en de eerste fietsclubs werden opgericht.
De ‘hoge bi’ was nog verre van een ideaal en breed inzetbaar vervoermiddel. Door de hoogte en het gebrek aan stabiliteit was het niet evident om ermee te leren rijden, en er gebeurden dan ook heel wat ongevallen. De hoge bi werd dan ook enkel gebruikt door aristocraten voor de sport en de show. Aristocratische vrouwen in vrijgevochten families mochten wel af en toe een ritje maken, maar erg eenvoudig was dat tijdverdrijf niet. Probeer maar eens een torenhoog wiel te bestijgen in een korset, met ettelijke lagen zware stof en een hoepelrok rond je benen. Voor wat minder avontuurlijke lieden en vrouwen werd dan ook een driewieler met luchtbanden bedacht, een veiliger optie dan de hoge bi. De hoge bi was snel en avontuurlijk, de driewieler werd als chique en voornaam beschouwd.
Bron foto: Wikimedia derivative work: Manuel (talk) Bicycle evolution-en.svg: Al2 / CC BY
Pas toen Starley in 1885 de 'safety bike' ontwierp, de eerste echte fiets met twee gelijke wielen en kettingaandrijving, werd de fiets echt populair. Eindelijk een vervoermiddel waar iedereen mee kon rijden. Zelfs vrouwen. Hoewel. De trappers van de ‘safety bike’ zaten vast aan het frame. Dat frame moest dus erg stevig en stabiel zijn. Ingenieurs bedachten dat de omgekeerde driehoek de meest stabiele en stevige vorm was voor een fietsframe. Voor vrouwen was het bijna onmogelijk om met hun lange rokken op zo’n fiets met stang te klimmen. Pas toen fabrikanten begrepen dat vrouwen ook van plan waren om te fietsen bedacht men een fiets met lage instap, en dus zonder stang.
De ontwerpen en evoluties in de fietsontwerpen lieten langzaamaan meer ruimte voor vrouwen. Niet omdat men fietsen acceptabel vond voor vrouwen, wel omdat vrouwen zelf besloten zich de fiets toe te eigenen. Maar eigenlijk werden ze niet verondersteld te fietsen. Maar zo’n stalen ros was wel makkelijker te temmen en laagdrempeliger dan een paard. Al vroeg ook de fiets om ingrijpende vestimentaire aanpassingen. Om vlot te kunnen fietsen hadden vrouwen andere en praktischere kleding nodig dan de vreselijke victoriaanse korsetten, lange zware rokken, petticoats en hoepelrokken. Het nieuwe vervoermiddel inspireerde al snel tot het ontwerpen van comfortabeler kledij voor vrouwen, zoals wijde broeken of broekrokken: de legendarische bloomers.
Historica Sarah Gordon schrijft hierover in Around The World On Two Wheels. "Ze werden ingesnoerd via korsetten of lagen onderkleding, maar beseften niet hoe dit hen beperkte: de opkomst van de fiets deed hen hier letterlijk en figuurlijk bij stilstaan en bevrijdde hen van al dit extra gewicht."
Niet iedereen was onverdeeld enthousiast over die vrouwenbroeken. Aan de broek waren erg rigide ideeën over mannelijkheid en vrouwelijkheid verbonden. De broek representeerde het terrein van de man, de rok of jurk dat van de vrouw. Er werd gevreesd dat er complete verwarring zou ontstaan over de rollen van vrouwen en mannen in de samenleving als dat onderscheid zou worden losgelaten. Vrouwen die broeken droegen luidden als het ware normvervaging en moreel verval in.
Nu maakten artsen zich al vanaf het einde van de achttiende eeuw zich zorgen over de insnoering van het vrouwelijk lichaam. Rond de eeuwwisseling waren er ook verschillende (vrouwen)organisaties die zich bezighielden met kledinghervorming. Zij pleitten voor lichte, eenvoudige jurken die het lichaam niet strak insnoerden en vervormden. Maar dat soort lossere kledij - bekend geworden als reformkleding of 'rational dress' - werd aanstootgevend gevonden, want “door de wind konden de contouren van een dij of borst worden gezien”.
Vooruitstrevende vrouwen die zich in het openbaar vertoonden in een broek of een 'rational dress', werden belachelijk gemaakt als manwijven. Broeken voor vrouwen werden overigens niet alleen onaantrekkelijk en onvrouwelijk gevonden, maar ook onfatsoenlijk omdat ze de contouren van vrouwenbenen toonden. De vaststelling dat vrouwen benen hadden was te schokkend voor de puriteinse samenleving van die tijd.
De fiets zorgde voor een echte kledingrevolutie: de broekrok of broek raakte langzaam geaccepteerd als een kledingstuk dat vrouwen uit praktische overwegingen droegen tijdens het wielrijden. Zo werd het steeds normaler dat vrouwen de broek aantrokken wanneer ze niet op de fiets zaten.
Bron foto: Wikipedia
De bezwaren tegen fietsende vrouwen beperkten zich overigens niet tot hun kledij. Er werd gefluisterd dat het rijden met een fiets over de ruwe straatstenen seksueel stimulerend kon zijn voor een vrouw. Om de opwinding in te perken werden er voor vrouwen zogenaamde "hygiënische" zadels ingevoerd zonder padding en werd het stuur verhoogd zodat de fietsende vrouw minder voorover moest leunen en dus minder druk uitoefende op haar genitaliën.
Sommige critici beweerden zelfs dat fietsen slecht zou zijn voor de vrouwelijke gezondheid, dat het de nieren, de lever, de baarmoeder en de urinebuis zou kunnen beschadigen en de voortplanting in gevaar bracht. Ene dokter Lucas-Championnière publiceerde een medisch werk, getiteld ‘Bicyclette et Organes Génitaux’, waarin hij omstandig uitlegde welke nefaste gevolgen fietsen had op de baarmoeder en eierstokken van de vrouw, en dus op de voorplanting, toch “de voorbestemming van de vrouw”.
Alle mogelijke tegenwerpingen werden uit de kast gehaald om vrouwen van de fiets te houden. In de Chicago Daily News uit 1894 klaagde een auteur aan dat de bezorgdheid om de gezondheid van vrouwen wel erg selectief was: "Wanneer vrouwen iets willen bijleren of simpelweg iets voor hun plezier willen doen, is er altijd wel iemand die haar waarschuwt dat het belangrijk is dat ze zichzelf niet bezeert. Terwijl diezelfde vrouw in wel tien uur lang in fabrieken kan werken, uren over naaimachines gebogen kan zitten of achter de toonbank van slecht geventileerde winkels kan staan - niemand die dan over haar welzijn protesteert."
Er bestonden zelfs fietsprotocollen of fietsetiquettes voor vrouwen, die ondanks alle ontrading toch op de fiets wilden stappen. “Fiets niet in het publiek tot je goed hebt leren fietsen”; “Overdrijf niet. Fietsen is recreatie, geen arbeid”; “Val niet flauw op de openbare weg”; “Schep niet op over de afstand die je aflegt”; “Let erop dat je geen fietsgezicht krijgt”; “Sla geen hulp af wanneer de weg steil omhoog gaat”; “Draag geen juwelen onderweg”; “Denk niet dat iedereen naar je kijkt”; “Draag geen rieten hoed met bloemen in combinatie met een broekrok”. Enzoverder.
In prenten die rond de eeuwwisseling in verschillende tijdschriften verschenen, werden fietsende vrouwen dan ook regelmatig het doelwit van spot. Dit had ongetwijfeld te maken met het feit dat de fiets hèt beeld werd voor de feministische beweging van die tijd. De fiets was de letterlijke verbeelding van de eis om meer bewegingsvrijheid voor vrouwen.
Waar het schoentje natuurlijk echt knelde was dat een vrouw met een fiets een vrijere vrouw was. Een vrouw met een fiets was niet meer afhankelijk van een man voor haar transport en kon gaan en staan waar en wanneer ze dat wou. De fiets was een vrijheidsmachine, en van vrijheid, daar moesten vrouwen liefst zo ver mogelijk van weg blijven. Haar plaats was namelijk thuis, bij kroost en haard.
Tegen het eind van de negentiende eeuw streden steeds meer vrouwen gezamenlijk voor hun recht op arbeid, onderwijsmogelijkheden en het kiesrecht. Het feminisme groeide stilaan uit tot een bredere sociale beweging, waar ook mannen bij betrokken waren. De fiets was het vehikel dat deze beweging zichtbaar maakte. Vrouwen kwamen letterlijk uit het huis, en stapten in hun broek of broekrok op hun vélocipide om de wereld te ontdekken. Controle over de fiets werd voor vrouwen een metafoor voor controle over hun eigen leven.
Het spreekt vanzelf dat vrouwen in die tijd niet geacht werden zich bezig te houden met sport en competitie. Maar de komst van de fiets strooide roet in het eten. Omdat de ‘safety bike’ snel gedemocratiseerd raakte, konden veel vrouwen zich er een aanschaffen en lag sportief fietsen voor de hand.
De eerste wielerwedstrijden waren eigenlijk vooral uitputtingsraces: mannen moesten 6 dagen na elkaar non-stop fietsen, tot ze erbij neervielen. Het was eigenlijk behoorlijk saai om naar te kijken, en de deelnemers kwamen bijna halfdood over de meet. Drugs nemen om een wedstrijd te kunnen uitrijden was dan ook heel normaal.
Toen organisatoren doorkregen dat vrouwen ook wilden racen, moest die formule natuurlijk bijgestuurd worden. Men ging ervan uit dat vrouwen fysiek ongeschikt waren voor uithoudingssporten (een misvatting die intussen al lang is rechtgezet). Meerdaagse wielerwedstrijden voor vrouwen werden dan ook onderverdeeld in etappes van een drietal uren. Die gebalde formule leverde spannende en spectaculaire wedstrijden op: de vrouwen gingen erg snel, door de kortere inspanning, en er werd echt gesprint voor de overwinning. Het vrouwenwielrennen werd dan ook al snel populairder dan het mannenwielrennen. Vooral in de VS boomde de sport en verdienden vrouwelijke renners goed hun brood. De beste wielrensters werden zelfs kostwinners. Tienduizenden toeschouwers woonden de vrouwenraces in arena’s en theaters bij.
Aan die populariteit kwam al snel een einde. Aan het begin van de twintigste eeuw droogde het sponsorgeld en de interesse op. De auto ging met de aandacht lopen, en onder druk van conservatieve krachten werd het vrouwenwielrenen zo goed als gebannen.
Vandaag is die kortstondige populariteit van het vrouwenwielrennen grotendeels vergeten.
De fiets en het wielrennen kenden talloze vrouwelijke pioniers en rolmodellen.
Tillie Anderson werd geboren in Zweden in 1875, migreerde op haar zestiende naar de VS en kocht twee jaar later haar eerste fiets met het geld dat ze verdiende als naaister. Twee jaar later brak ze het werelduurrecord. Ze nam deel aan 130 wielerwedstrijden, en eindigde maar 7 keer niet als eerste. Ze was onofficieel wereldkampioene tot 1902, het moment waarop vrouwen geweerd werden uit de wielersport. Haar fenomenale prestaties leverden haar de bijnaam ‘the terrible Swede’ op. Ook na haar wielercarrière bleef Anderson een vurig voorvechter van de fiets: zo ijverde ze voor fietspaden in de parken van Chicago.
De Belgische Hélène Dutrieu, werd op haar veertiende door haar vader, die hier wel brood in zag, ingeschreven om deel te nemen aan wielerwedstrijden. In 1895, op haar achttiende vestigde ze een werelduurrecord op de baan, al beweren sommige bronnen dat ze dat record al brak in 1893. In 1897 en 1898 werd ze wereldkampioene baanwielrennen. Later zou ze comédienne, stuntvrouw op de fiets en de eerste Belgische vrouwelijke pilote worden.
Sommige vrouwen stapten niet op de fiets om te sporten, maar om de wereld te verkennen en te veroveren.
De zestienjarige Britse Tessie Reynolds schreef in 1893 geschiedenis door in achtenhalf uur op en neer van Brighton naar Londen te fietsen in een pantaloon (een soort pofbroek), een hemd en een jas. Haar kledij zorgde voor een heuse rel, die zelfs het nieuws in Amerika haalde. Maar Tessie werd een rolmodel en meer vrouwen volgden haar voorbeeld. Vooral divided skirts, makkelijk zittende, wijdvallende broekrokken, groeiden in populariteit.
De eerste vrouw die de wereld rondreisde op de fiets was Annie Cohen, een Letse migrante in Boston (VS), beter bekend als Annie Londonderry. Op een avond luistert ze in een café een gesprek af tussen twee mannen die luidop betwiijfelen of een vrouw de wereld rond zou kunnen fietsen. Annie wedt voor tienduizend dollar dat ze de wereld kan rondreizen met de fiets. De moeder van drie vertrekt op 25 juni 1894. Voor 100 dollar verandert ze haar naam in Annie Londonderry, naar de naam van het bedrijf dat haar sponsort. In september van datzelfde jaar is ze 10 kilo lichter, uitgeput, maar vastberaden om haar reis verder te zetten. Maar dan wel zonder de loodzware damesfiets en de victoriaanse jurk waarmee ze vertrok. Annie zet haar reis verder met een veel lichtere mannenfiets en in bloomers. 15 maanden na haar vertrek komt ze weer aan in Chicago en wint ze haar weddenschap. Ze schrijft wordt journaliste en naast artikels over vrouwenrechten schrijft ze ook het verhaal van haar reis rond de wereld neer. Volgens de memoires van Annie Londonderry werden vrouwen die op een fiets door de straten reden, uitgejouwd en met spullen bekogeld.
Bron foto: Siriaeve 2008 via Wikimedia
In de eerste helft van de twintigste eeuw hadden vrouwen andere katten te geselen dan opkomen voor hun recht en mogelijkheid om te fietsen. Twee wereldoorlogen in korte tijd dwongen andere maatschappelijke thema’s naar de achtergrond.
In de jaren dertig, tussen twee wereldoorlogen in, werden fietsende vrouwen algemeen geaccepteerd. Maar de komst van koning auto speelde een cruciale rol in de evolutie van het fietsgebruik. De fietsrage doofde uit en iedereen zag in de auto hét transportmiddel van de toekomst.
Pas in de jaren zestig, toen de twee wereldoorlogen en de zware economische crisis voorbij waren, kreeg de fiets opnieuw een plaats in het dagelijkse leven. Vrouwen hadden intussen stemrecht verworven en de bloomers hadden plaatsgemaakt voor de minirok. Het was een tijdperk van verandering en hoop, dat de wereld en de genderverhoudingen grondig door elkaar schudde. Het vrouwenwielrennen raakte mondjesmaat erkend door de wielerbond, al zou het duren nog tot de erkenning van wielrennen als olympische sport, in de jaren tachtig, voor er echt sprake was van een doorbraak.
Vooral in de VS werd de fiets opnieuw razend populair. Er was sprake van een echte ‘bike boom’. De fiets kreeg nieuwe en moderne vormen, zoals de BMX, die mede dankzij een hoofdrol in filmklassiekers als E.T. en Karate Kid erg populair werd bij kinderen en jongeren. De Tweede Feministische Golf luidde een nieuw tijdperk in. Meisjes fietsten naar de universiteit, vrouwen naar hun werk. De fiets nam definitief z’n rechtmatige plaats in als laagdrempelig vervoermiddel voor iedereen. Ook het vrouwenwielrennen kreeg in de tweede helft van de vorige eeuw opnieuw wat aandacht. In 1958 werden de eerste officiële wereldkampioenschappen voor vrouwen georganiseerd. België nam meteen een vliegende start: van de eerste tien edities werden er vier gewonnen door de Belgische Yvonne Reynders.
Een land als het onze, waar elk dorp z’n eigen koers had en het publiek massaal voor de straat op kwam voor wielerwedstrijden zou het vrouwenwielrennen nu wel snel omarmen. Welnee. Yvonne’s wereldprestaties slaagden er niet in om de aandacht voor en de populariteit van het vrouwenwielrennen een boost te geven. In landen waar de wielersport het met een minder rijke geschiedenis moest stellen, zoals Australië, Canada, Zweden, en de VS, raakte het vrouwenwielrennen wel op kruissnelheid na de tweede feministische golf.
Veel had te maken met de heersende beeldvorming rond het wielrennen. De schoonheid van hard labeur was niet van toepassing op vrouwen, zo blijkt. In België was het archetype van de coureur een ‘flandrien’: de noeste dwangarbeider van de weg, die kromgebogen over z’n stuur de kasseien en de elementen trotseerde. Koersende vrouwen werden als onaantrekkelijke manwijven neergezet.
Bron foto: Yvonne Reynders, ©Ron Kroon voor Nationaal Archief, 1976 (Wikipedia)
Het is vandaag lastig voor te stellen dat fietsende vrouwen ooit voor zoveel ophef en verzet zorgden. Vandaag fietsen er meer vrouwen dan ooit. Het aantal fietsclubs voor vrouwen zit in de lift. Vrouwen worden profwielrenner, en sinds kort worden hun wedstrijden ook uitgezonden op televisie. Nu ja, soms toch. De ongelijkheid in de profsport is nog groot, maar de kloof wordt heel langzaam gedicht. Er worden racefietsen en koerskledij ontworpen voor vrouwen. Vrouwen gaan op reis met de fiets.
Als vervoermiddel in en rond de stad is de fiets populairder dan ooit. De klimaatopwarming en toenemende maatregelen tegen vervuilend en stilstaand autoverkeer doen mensen naar de fiets grijpen en beleidsmakers inzetten op meer en betere fietsinfrastructuur.
Toch geven cijfers aan dat vrouwen in grootsteden minder fietsen dan mannen. In Brussel telt men 35 % vrouwen bij de fietsende bevolking.
Over de redenen weten we voorlopig weinig met zekerheid. Maar dat veiligheid een rol speelt is meer dan een vaag vermoeden. Niet alleen is veilige fietsinfrastructuur een pijnpunt in veel steden, en vooral in Brussel, maar je gewoon veilig op straat en in de publieke ruimte begeven is voor meisjes en vrouwen nog steeds geen evidentie.
Wanneer we pleiten voor en inzetten op fietsveiligheid, laten we er dan ook aan denken dat veilig fietsen voor vrouwen niet noodzakelijk hetzelfde betekent als voor mannen.
Want fietsen bevrijdt echt. Ook vandaag. Omdat bewegen en sporten empowert. Omdat fietsen een goedkope en laagdrempelige manier is om je te verplaatsen. Omdat het heerlijk is om met je haren in de wind door de stad of tussen de velden te sjezen. Omdat het ons onafhankelijk maakt.