Vrouwen die vandaag de dag in het huwelijksbootje stappen in ons land doen dit op volledige voet van gelijkheid met hun partner. Deze vanzelfsprekende gelijkheid dateert echter nog maar van 1976. De wet van 14 juli 1976 vormt het eindpunt van een decennialange strijd voor juridische gelijkheid tussen man en vrouw in het huwelijk.
In theorie is de vrouw sinds 1958 ontvoogd maar in de praktijk veranderde er de eerste decennia niet veel. Precies 18 jaar duurt het voor de wet van 30 april 1958, waarin de vrouw binnen het huwelijk rechtsbekwaamheid verwerft, in de praktijk kan toegepast worden. Dit heeft alles te maken met de wetgeving over de huwelijksgoederen, die nog dateerde van 1804. Door die wet bleef een vrouw die tussen 1958 en 1976 huwde zonder huwelijkscontract onbevoegd om de verkregen rechten (van de wet van 1958) ook uit te oefenen. Op vlak van geld en goederen bleken de vrouwen in kwestie nog volledig afhankelijk van haar man. Zo moest een vrouw onder meer haar man toestemming vragen om een erfenis te aanvaarden of als ze een haar toebehorend huis wilde verkopen.
Aan die situatie komt dus een eind met de wetgeving van 1976 (de wet betreffende de wederzijdse rechten en plichten van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels). Beide echtgenoten krijgen met deze wet gelijke rechten, plichten en bevoegdheden. Een uitvloeisel van deze nieuwe wet wordt mooi verwoord in De Standaard van 6 oktober 1976 onder de kop ‘Gehuwde vrouw nu zélf aansprakelijk voor verkeersovertredingen’. Waar emancipatie niet al toe kan leiden.
Een vrouw die haar steentje bijgedragen heeft in de wijziging van die verouderde napoleontische wetgeving uit 1804 is Georgette Ciselet. In 1976 is ze reeds een aantal jaren op rust, maar in de jaren voorafgaand aan de wetgeving had ze er een drukke loopbaan in de politiek en de vrouwenbeweging op zitten. Ook bij de wet van 1958 is ze nauw betrokken.
Georgette Ciselet, geboren in Antwerpen in 1900 studeert rechten en gaat daarna aan de slag aan de Brusselse balie. Wanneer ze in 1929 huwt, ervaart ze aan den lijve de gevolgen van de toen nog geldende huwelijkswetgeving. Ze moet immers aan haar echtgenoot toestemming vragen om haar beroep als advocaat verder te mogen uitoefenen. Haar engagement binnen de vrouwenbeweging start in 1925 als ze zich aansluit bij de liberale vrouwenbeweging. Als juriste concentreert ze zich vooral op de politieke en juridische gelijkheid van man en vrouw. Die bekommernis is ook terug te vinden in haar politieke werk in de senaat, waar ze als gecoöpteerd senator zetelt vanaf 1946. Ze laat er geen gras over groeien en één van haar eerste voorstellen is een voorstel tot wijziging van de wetgeving over de wederzijdse rechten en plichten van gehuwden, gedateerd op 17 december 1947. Naar aanleiding van dit voorstel wordt door de minister van justitie een commissie opgericht die de huwelijksstelsels- en statuten bestudeert. Georgette Ciselet wordt vice-voorzitter van deze commissie. Het duurt twaalf jaar van verder schaven en vijlen, maar het is haar voorstel dat in het parlement omgezet wordt in de wet van 1958.
Een tweede voorstel over de wijziging van wetsartikels over het huwelijkscontract wordt pas in 1976 in het parlement goedgekeurd. Georgette Ciselet is dan al een tijdje van het politieke toneel verdwenen, maar je voelt duidelijk de nasleep van haar lobbywerk.
Op Ciselet's conto staan ook twee wetsvoorstellen die twee voor vrouwen niet toegankelijke beroepen toch voor hen openstelt, namelijk de magistratuur en het notariaat. Beide wetsvoorstellen worden uiteindelijk ook omgezet in wetten. Van een succesvolle politieke carrière kan dus zeker gesproken worden. In 1963 verlaat Ciselet de actieve politiek en wordt ze het eerste vrouwelijke lid van de Raad van State. In 1972 zet ze een punt achter haar loopbaan Ze overlijdt in 1983 .
bron afbeelding: http://www.liberaalarchief.be/vraagbaak_georgetteciselet.html