Baanbrekend ontdekkingsreiziger, diplomate en archeologe
De Britse Gertrude Bell (1868-1926) valt niet in één zin te omschrijven. Ze kan een pionier genoemd worden op heel verschillende vlakken, van diplomate tot ontdekkingsreiziger tot archeologe. Rode draad in haar verhaal is dat ze zich als vrouw weet te bewijzen in vakgebieden die in haar tijd voornamelijk voor mannen worden gereserveerd. Zowel op avontuurlijk als op diplomatiek vlak weet ze zich onder vrouwen én mannen te onderscheiden.
Bell groeit ten tijde van WOI - als enige vrouw in een officiële officiersrol - uit tot een belangrijke pion van de Britse inlichtingendienst in het Midden-Oosten. Een rol die ze ook na de strijd weet te verankeren binnen het burgerlijk bestuur dat het Verenigd Koninkrijk na de oorlog in het gebied installeert.
Op avontuurlijk vlak is Bell één van de eerste vrouwen die als fellow van de gerenommeerde Britse Royal Geographical Society wordt geselecteerd voor haar belangrijke verkenningen van op dat moment voor Europeanen vaak weinig gekende gebieden. In 1918 ontvangt ze als eerste vrouw een prestigieuze prijs van diezelfde instantie, de RGS Founders Medal.
Ook op sportief vlak onderscheidt Bell zich. Haar beklimming van de Grosses Engelhorn (Grote Engelhorn) in de Zwitserse Alpen staat als eerste officiële beklimming van de berg geregistreerd. De Gertudspitze (een piek op 2623 m) wordt er later, als een eerbetoon, naar haar vernoemd.
Desondanks haar numerieke emancipatorische en pionierende verwezenlijkingen wordt Bell in de geschiedschrijving amper als een feministe omschreven, integendeel. Zo schaart ze zich niet alleen niet achter feministische initiatieven van haar tijd, ze verleent haar stem in de vroege twintigste eeuw zelfs aan de campagne tegen vrouwenstemrecht.
Niet dat ze tegen gelijke(re) kansen voor vrouwen is. In haar mening zijn wat ze als persoonlijk verrijkende rechten omschrijft (denk aan onderwijs) echter veel belangrijker dan een nationaal stemrecht. Lokaal zeggenschap en kansen zijn voor haar dan ook genoeg. Daarnaast voelt de strijd voor het vrouwenkiesrecht als een, door de ongeschoolde arbeidersklasse getrokken, aantasting van 'de traditie', haar traditie, een verhaal waarbinnen zij (als rijke, witte, hoog opgeleide en belezen vrouw) net wel gewoon 'haar ding' kan doen. Waarom dat dan uitdagen?
Gertrude Bell, voluit Gertrude Margaret Lowthian Bell, ziet het daglicht op 14 juli 1868 in het Noord-Oosten van Engeland. Haar ouders zijn welgestelde progressieve Britten. Bell groeit grotendeels op zonder haar biologische moeder, nadat die in 1971 - wanneer Gertrude Bell drie jaar is - overlijdt bij de geboorte van een tweede kind, zoon Maurice. In 1876 treedt vader Bell opnieuw in het huwelijksbootje. Gertrude Bell kan het uitstekend met haar stiefmoeder vinden.
In tegenstelling tot de standaardverwachtingen naar vrouwen toe, gaat Bell in 1886 studeren aan Oxford University. Daar wordt ze één van de de eerste vrouwen die afstudeert met een zeldzaam toegekend first-class degree, de eerste vrouw in de afstudeerrichting Moderne Geschiedenis (1887-1888). Vanaf 1888 reist Bell intensief doorheen Europa. Ze onderneemt twee wereldreizen (in 1897-1898 en in 1902-1903).
In de periode 1899-1904 krijgt ze ook faam voor haar uitspattingen in het bergbeklimmen. Vooral de Alpen moeten eraan geloven. Bell is er de eerste die de Grosses Engelhorn in de Zwitserse Alpen beklimt. De Gertudspitze wordt er naar haar vernoemd. Ze beklimt ook andere hoge toppen, waaronder de Mont Blanc en de Meije in de Franse Alpen. Het meest heroïsche verhaal over haar klimexpedities betreft een voorval uit 1902. Op expeditie op de Noordoostwand van de Finsteraarhorn, de hoogste berg van de Berner Alpen in Zwitserland, komt ze in een sneeuwstorm terecht waar ze 53 uur vast komt te zitten.
In 1892 volgt Bell's verloving met de Britse beambte Henry Cadogan. Het komt echter niet tot een huwelijk. Het feit dat Bell's vader het huwelijk geen zegen wil geven zou daarbij een belangrijk argument zijn. In datzelfde jaar volgt een eerste reis naar Perzië (het huidige Iran). Het is een eerste kennismaking met een streek die haar niet meer zou loslaten.
Een bezoek aan een vriend in Jeruzalem (1899-1900) wakkert haar liefde voor de Arabische wereld opnieuw aan. Ze breidt daarop haar talenkennis uit tot ze naast haar moedertaal Engels ook een basis aan Arabisch, Frans en Duits spreekt. Vanaf 1905 doorkruist Gertrude Bell het Midden-Oosten. Voornamelijk haar reizen door Turkije, Iran, het gewezen Mesopotamië (het huidige Irak en een deel van het huidige Syrië) en de rest van het Arabische Schiereiland zijn vermeldenswaardig. Tijdens haar reizen breidt haar kennis van voornoemde talen snel uit en voegt ze er ook Farsi (Perzisch) en Turks aan toe.
Bell's solo doorkruising van de Arabische woestijn geldt als een eerste door een niet uit de streek afkomstige vrouw. Haar intellect helpt haar om deuren te openen die voor veel andere vrouwen gesloten blijven. Ze is doortastend en eist haar plek op, maar dit zonder op al te veel tenen te trappen. Ze houdt de juiste mensen te vriend om haar een veilige passage te voorzien en rijdt paard met een rok in lagen die het mogelijk maakt om in 'mannenzit' (een been aan elke kant van het paard) te kunnen rijden en toch in voor vrouwen als 'acceptabel ervaren kledij' op een locatie toe te komen.
Tijdens haar reizen door Turkije en de gebieden die we nu kennen als Iran, Irak en Syrië groeit Bell's interesse voor het verleden. Stap voor stap leert ze zichzelf de kunst van de archeologie. Ze is één van de eersten (en zeker de eerste vrouw) die archeologisch onderzoek uitvoert van de Byzantijnse overblijfselen in Anatolië (ook wel Klein-Azië genoemd of het Westelijke deel van hedendaags Turkije). In het kader van haar archeologische werk slaat ze ook de handen in elkaar met de befaamde Britse archeoloog Thomas Edward Lawrence (ook wel Lawrence of Arabia genoemd). De foto's die Bell tijdens haar reizen en opzoekwerk maakt leggen bepaalde plaatsen voor het eerst vast op beeld.
Tijdens WOI lijft de Britse overheid haar, op basis van haar niet te evenaren kennis van de regio, in als - de eerste en op dat moment enige officiële vrouwelijke - officier bij de Britse inlichtingendienst. Haar kennis van de onderlinge machtsverhoudingen in het Midden-Oosten komt de Britten goed van pas en is van vitaal belang nadat het gewezen Ottomaanse Rijk de kant van Duitsland kiest.
Lange tijd doet Bell haar werk onbetaald. Pas vanaf 1916 valt ze officieel in loondienst voor de Britse overheid, waar ze deel uitmaakt van het burgerlijk bestuur. In de periode 1915-1917 strijkt Bell neer in Bagdad. Na de oorlog speelt Bell een belangrijke diplomatieke rol bij de herverdeling van het Midden-Oosten en later bij het bestuur van de nieuw gevormde staat Irak. Haar inzichten en visie zijn cruciaal bij het in kaart brengen van het 'nieuwe' Midden-Oosten. Ze legt de blauwdruk voor de grenzen van landen als Saudi-Arabië, Koeweit en Irak.
Haar verdere bijdragen als ontdekkingsreiziger kunnen in feite als minder significant worden beschouwd dan vaak wordt aangenomen. Toch kan ze als gerenommeerd worden geclassificeerd. Zeker wat betreft een vrouw in die tijdsperiode en die regio kent Bell geen gelijke. Alleen al op dat vlak is ze de naam 'pionier' meer dan waardig.
In december 1920 publiceert Bell in haar functie het rapport "Review of the civil administration of Mesopotamia". Het geeft een uitvoerige beschrijving van de Britse Midden-Oosten politiek in de periode 1914-1920. Het document staat bekend als 'the first white paper written by a woman'.
"Veel meer dan haar mannelijke tegenhanger T. E. Lawrence, toont ze een interesse in de lokale bevolking, hun taal, hun bezigheden, hun wensen en verlangens."
Gertrude Bell omarmt Irak als haar tweede thuis. De liefde is wederzijds. Ze kent er veel aanzien, wat niet vanzelfsprekend is. Niet als witte Europeaan, noch als vrouw. De lokale machthebbers noemen haar eerbiedig, Al Khatun, 'The Lady (of the Court)'. Veel meer dan haar mannelijke tegenhanger T. E. Lawrence, toont ze een interesse in de lokale bevolking, hun taal, hun bezigheden, hun wensen en verlangens. Het levert haar tot op de dag van vandaag een positieve nalatenschap op. Zelfs vrouwelijke diplomaten anno 21ste eeuw worden nog, indien geschikt bevonden, niet zelden vergeleken met 'Miss Gertrude'.
Bell is er rotsvast van overtuigd dat haar professionele verplichtingen hand in hand gaan met de liefde voor een land en zijn mensen. Vaak trekt ze dat laatste zelf voor. Zo zet ze zich fanatiek in om zoveel mogelijk archeologische vondsten binnen de grenzen van Irak te houden (en dus niet te verschepen naar musea in Europa).
Bell is persoonlijk betrokken bij de aanstelling van Koning Faisal van Irak in 1921. Ze zal hem ook van nabij begeleiden de eerste jaren van zijn bewind. Onder Faisal werkt Bell voor het Britse bestuur van Irak, dat op dat moment een quasi-zelfstandige status krijgt onder het Brits Mandaat Mesopotamië.
In 1923 is Bell het diplomatieke wereldje meer dan moe. Ze wil zich meer gaan focussen op haar liefde voor de archeologie. Ze raakt nauw betrokken bij de oprichting van het Archeologisch Museum van Irak en het verder uitbouwen ervan. Ze voorziet ook in de oprichting van bibliotheken en onderzoeksinstituten waar de immense hoeveelheid aan archeologische schatten die het gebied rijk is in kaart worden gebracht, verzameld en tentoongesteld. Tot aan haar dood is Bell werkzaam bij het Iraakse Ministerie van Oudheden, voor het Archeologisch Museum.
Bell overlijdt een paar jaar later onverwacht, twee dagen voor haar 58ste verjaardag. We zijn het jaar 1926. Officieel sterft ze aan uitputting en vermoeidheid, waarschijnlijk veroorzaakt door de hitte in Irak. Officieus spreekt men van een overdosis slaappillen, al dan niet bewust ingenomen. Op haar wens wordt Bell begraven op een Britse militaire begraafplaats in Baghdad, Irak.
Gertrude Bell is auteur van verschillende publicaties. Vooral haar Letters of Gertrude Bell (postuum uitgegeven, 1927) worden tegenwoordig beschouwd als van onschatbare waarde, omdat ze een deel van een geschiedenis vertellen die vaak weggelaten wordt in officiële documenten.
Voor haar bijdragen aan het Britse Rijk ontvangt ze nog tijdens WOI (1917) de titel CBE, Commander of the of the Most Excellent Order of the British Empire. Op de vooravond van WOI (1913) wordt ze als fellow verkozen tot de Britse Royal Geographical Society, kort nadat het fellowship open wordt gesteld voor vrouwen. Vijf jaar later mag ze als eerste vrouw een prestigieuze prijs van diezelfde Society in ontvangst nemen, de RGS Founders Medal (1918), voor haar "important explorations and travels in Asia Minor, Syria, Arabia and on the Euphrates".
Wat overgeblevenen is van haar unieke fotocollectie is nu onderdeel van het Gertrude Bell Archive (University of Newcastle upon Tyne).
bron hoofdafbeelding: Wikimedia Commons / Publiek Domein - Auteur onbekend - via het Gertrude Bell Archive