Hieronder vind je enkele belangrijke aandachtspunten en concrete tips om genderbewust(er) voor de klas te staan.
Onderzoek toont aan dat leerkrachten - hoewel ze veelal het belang van gendergelijkheid erkennen en aangeven leerlingen niet verschillend te behandelen – er vaak impliciet gegenderde opvattingen op nahouden, dewelke zich op hun beurt vertalen in een verschillende behandeling van leerlingen op basis van hun geslacht. Zo praten jongens en meisjes evenveel, maar worden jongens hiervoor sneller en vaker berispt.
Stel jezelf regelmatig de vraag of je meisjes en jongens evenveel, op deze manier en voor dezelfde redenen complimenteert of berispt.
Complimenten of berispingen zijn een reactie op bepaald gedrag in een bepaalde context. Deze vormen van feedback leren een kind wat wenselijk is en wat niet mag. Dat feedback verschilt van situatie tot situatie is daarom ook heel normaal, maar sekse zou daar geen bepalende factor in mogen zijn. Toch sijpelen stereotypen vaak (onbewust) door in hoe we kinderen complimenteren, aanmoedigen of berispen. Zo worden meisjes vooral geprezen als ze zich lief en zorgzaam zijn terwijl jongens sneller een schouderklopje krijgen als ze initiatief nemen of zelf iets uitgedokterd hebben. Stel daarom zelfkritische vragen: wanneer geef je leerlingen complimenten of een berisping? Welke woorden of toon gebruik je hierbij? Maak je evenveel contact met alle kinderen? Wie krijgt een schouderklopje of een high five, en wie een knuffel? Krijgen alle leerlingen dezelfde soort taken: tafels proper maken of krukjes wegzetten?
Let erop dat je dezelfde maatstaf hanteert voor alle kinderen. Sta af en toe stil bij de feedback die je geeft en wees je bewust zowel van je verbale en als non-verbale communicatie.
In Pink Brain, Blue Brain wijst neurowetenschapper Lise Elliot erop dat leerkrachten (alsook opvoeders, zorgfiguren en ouders) kinderen meer complimenten geven als ze genderstereotiep gedrag vertonen. Het is namelijk een uitkomst van gangbare verwachtingen. Door enkel genderstereotiep gedrag aan te moedigen en expliciet te complimenteren, leren kinderen echter dat dit het wenselijke gedrag is. Daaruit kunnen ze eveneens leren dat roldoorbrekende gedrag niet wenselijk is. Sta daarom stil bij welke gedrag je expliciet looft en welke gedrag je onbenoemd laat.
Tegelijkertijd is het extra in de verf zetten van roldoorbrekend gedrag als ‘speciaal’ niet normaliserend. Door iets extra in de verf te zetten, benadruk je namelijk dat het 'anders dan normaal' is terwijl elke keuze normaal zou mogen zijn. Signaleer liever je steun op een terloopse manier door mee te gaan in de fantasie, het spel of de voorkeur van leerlingen. Wanneer een jongen bijvoorbeeld met een pop speelt, kan je gewoonweg vragen hoe de pop heet en laten vallen dat hij goed voor de pop zorgt. Door even met hem in interactie te gaan tijdens zijn spel en hem een terloops compliment te geven, moedig je evenzeer zijn keuze aan.
Laat ieder kind geregeld aan het woord en bewaak gelijke spreekkansen.
Onderzoek toont aan dat jongens over het algemeen meer aangemoedigd worden om het woord te nemen. Ook krijgen jongens vaak langer het woord dan meisjes. Om ervoor te zorgen dat ieder kind gelijke spreekkansen krijgt, kan je bijvoorbeeld werken met een online en willekeurige namenkiezer. Zo komt iedereen vroeg of laat aan de beurt. Ook kan je werken met een anonieme ideeënbus. Op die manier kunnen eerder introverte kinderen alsnog hun ei kwijt op een manier die voor hen mogelijks comfortabeler voelt.