Hieronder vind je enkele belangrijke aandachtspunten en concrete tips om je lesmaterialen door te lichten vanuit een genderbril.
Onderzoek heeft aangetoond dat onderwijsmaterialen vaak (onbewust) genderstereotypen bevatten. Denk aan genderstereotiepe representatie in handboeken, werkboeken, zelf samengestelde cursussen, posters, prenten... Ook niet-formele lesmaterialen zoals knutselmateriaal, schrijfgerief, mappen en pennenzaken zijn vaak impliciet gegenderd, bijvoorbeeld door een genderstereotyperende kleurencode: roze voor ‘meisjesachtig’ materiaal en blauw voor ‘jongensachtig’ materiaal. Hoewel roze en blauw op zich gewoon twee kleuren zijn, hebben ze een sociale betekenis gekregen die we linken aan meisjes en jongens. Wees aandachtig voor deze impliciet gegenderde kleurencode en kies liever voor een breder en inclusiever kleurenpallet.
De sleutel tot een genderbewuste lespraktijk is het voorzien van voldoende variatie en diversiteit.
Vermijd dubbele stereotyperingen waarbij meerdere elementen verwijzen naar genderstereotypen, zoals een “roze prinsessenboek voor meisjes” of een “blauwe piratenboek voor jongens”.
Stel jezelf de vraag of de posters, prenten en boeken in de klas een goede representatie weergeven van de maatschappelijke diversiteit in de samenleving. Zijn er verhalen over eenoudergezinnen in de boekenkast? Zien we enkel witte gezinnen met een mama en een papa in de handboeken? Zijn de speelhoeken genderstereotiep en binair ingedeeld? Hangen er posters in het klaslokaal met zowel vrouwelijke als mannelijke brandweerlieden en verpleegkundigen?
Prenten van een diverse groep mensen die samenwerken zijn krachtiger en meer normaliserend dan afbeeldingen waarop slechts één roldoorbrekende rolmodel te zien is.
Materiaal dat traditionele rolpatronen bevestigt, mag er zeker zijn. Ook traditionele genderrollen en -relaties zijn legitieme en veel voorkomende gezinsvormen. Het gaat erom dat er voldoende diversiteit zichtbaar is in het lesmateriaal zodat elke leerling zichzelf kan herkennen in de beeldvorming dat het aangeboden krijgt. Zo leren alle leerlingen diversiteit niet alleen zien als een gegeven, een normaliteit, maar ook als een rijkdom voor de samenleving.
Expliciete genderstereotypen zoals de (witte) mama die de was en de plas doet terwijl de (witte) papa de krant leest, hoeven ook niet krampachtig over boord gesmeten te worden. Ze kunnen zelfs een goede aanleiding zijn voor een leermoment. Ga de dialoog aan en stel open vragen om leerlingen aan het denken te zetten over stereotypen. Wie doet de was bij jullie thuis? Wie kookt er bij jullie thuis? Wie in de klas helpt thuis graag in de keuken? Wie leest thuis graag de krant? Wie in de klas leest graag? Ga je later ook de krant lezen, denk je? Waarom wel/niet? Door verschillende meningen, verhalen en thuissituaties te betrekken in het gesprek toon je aan dat de werkelijkheid complexer is dan dominante genderstereotypen, en dat er veel diversiteit bestaat.
Keur genderstereotiepe voorkeuren niet af, maar stel voldoende open vragen zodat leerlingen nadenken over deze vooroordelen en ook andere mogelijkheden in overweging nemen.
Kinderen die genderstereotiepe uitspraken doen of genderstereotiepe voorkeuren kenbaar maken, hoeven hier niet voor afgestraft te worden. Kinderen zijn gesocialiseerd in een gegenderde wereld dus het is normaal dat ze genderstereotiep denken. Wel is het belangrijk om deze stereotypen in vraag te stellen zodat ze kunnen ontdekken dat er veel meer diversiteit (mogelijk) is en dat elke identiteit legitiem en waardig is. Genderstereotiepe voorkeuren zijn oké zolang een kind de mogelijkheid heeft gehad om ook andere opties in overweging te nemen en hier voldoende in aangemoedigd werd. Elke eigen en goed overwogen keuze is een goede keuze!