Berit Brandth & Elin Kvande
Designing Parental Leave Policy. The Norway Model and the Changing Face of Fatherhood
Bristol: Bristol University Press, 2022. 232 p.
ouderschapsverlof / overheidsbeleid / vaderschap / Noorwegen
RoSa-ex.nr.: EII i/8
Ouderschapsverlof is één van de belangrijkste beleidsmaatregelen die ouders van jonge kinderen toelaten om een evenwicht te zoeken tussen het (kersverse) ouderschap en hun realiteit op de werkvloer.
Waar ouderschapsverlofstelsels historisch gezien voornamelijk gericht waren op de persoon die beviel, zien we de voorbije decennia een groei aan specifieke ouderschapsverlofopties voor vaders en meeouders. Scandinavische landen nemen hierin al jaren het voortouw.
In Designing Parental Leave Policy nemen de Noorse sociologen Berit Brandth en Elin Kvande, beiden verbonden aan de Norwegian University of Science and Technology, het ouderschapsverlofbeleid - en de impact ervan op maatschappelijke normen en praktijken rond ‘vaderschap’ - onder de loep.
Ter contextualisering werpen de auteurs in het boek ook een een blik op de realiteit, praktijk en het beleid voor vaders in andere Europese landen. Bij het publiceren van het boek (2022) boden 30 van de 31 Europese landen ouderschapsverlofmogelijkheden aan voor vaders. Negentien daarvan voorzien een individueel recht voor vaders op dergelijk verlof, maar in slechts zes van die negentien landen staat er zogenaamde ‘well-paid leave’ tegenover dat individuele recht (well paid, of goed betaald, wordt dan aanzien als verlof dat aan twee derde of meer van het normale loon van de vader vergoed wordt).
Slechts in vier Europese landen neemt meer dan 75% van de vaders hun individuele ouderschapsverlof op: Noorwegen, IJsland, Zweden en Portugal. Van die vier landen steekt Noorwegen er qua beleid momenteel bovenuit: “... Norway currently has a longer father’s quota, and it is more generously compensated. So, as a relatively rare case in point compared to other countries, the Norwegian situation is interesting.” (p. 2).
Daarom leek het de auteurs ook interessant om de Noorse realiteit verder te onderzoeken om na te gaan of het een soort blauwdruk kan leveren voor andere landen die momenteel een beleid voor vaders uitwerken. Hoe het komt dat vaders in Noorwegen de mogelijkheid om ouderschapsverlof op te nemen niet laten liggen, zoals in heel wat andere landen het geval is, ondanks de aanwezige beleidsopties?
Om na te gaan in hoeverre beleidsopties een impact hebben op (veranderende) praktijken van vaders en maatschappelijke noties van ‘vaderschap’, analyseren de auteurs één specifiek aspect van het Noorse ouderschapsverlofstelsel in detail, namelijk de zogenaamde father’s quota, of vader quota.
Terwijl de meeste beleidsopties voor vaders anno 2024 nog steeds als ‘eerder nieuw’ bestempeld kunnen worden, bestaan vaderquota in Noorwegen al 28 jaar. De maatregel werkt als volgt: een gezin met jonge kinderen kan beroep doen op een bepaalde periode (aantal weken) ouderschapsverlof die enkel door de vader of meeouder kan worden opgenomen. Deze ‘quota’ zijn niet overzetbaar naar de andere ouder: als de vader of meeouder dit verlof niet opneemt, verliest het gezin het recht om het op te nemen. Deze vaderquota werden ingevoerd als complementair aan een verlofdeel bestemd voor de moeder en een deel voorzien voor opname door één of beide ouders.
De beleidsmaatregel wordt momenteel ook in Zweden (sinds 1995) en IJsland (2000) toegepast. Noorwegen was echter het eerste land dat de vader quota invoerde, in 1993. Initieel ging het om een verlofperiode van vier weken. Over de jaren heen is de maatregel vaak gewijzigd. Sinds 2018 hebben zowel moeders als vaders in Noorwegen recht op 15 weken. Ouderschapsverlof opnemen is doorheen de jaren, mede door de invoer van de vaderquota, een genormaliseerde praktijk geworden onder Noorse vaders en meeouders.
Hoewel de vaderquota in Noorwegen ook gelden voor meeouders, focust dit boek zich op de realiteit van vaders en de impact op de maatschappelijke betekenissen die aan vaderschap worden toegekend. De onderzoeken waarnaar in deze publicatie verwezen wordt, kregen daarnaast vorm aan de hand van interviews die enkel met vaders in een heteroseksuele relatie werden uitgevoerd. Analyses vanuit die onderzoeken richten zich dan ook exclusief op veranderende maatschappelijke betekenissen en praktijken ten aanzien van het (heteroseksuele) vaderschap, ongeacht of deze een bredere (maatschappelijke en beleidsmatige) impact hebben. Vandaar dat we in deze bespreking verder ook exclusief over ‘vaders’ zullen spreken; en dat we moeten nuanceren dat het - in het geval van dit boek - in eerste instantie over vaders in heteroseksuele relaties gaat.
De auteurs vragen zich in deze publicatie (in dertien hoofdstukken) af hoe praktijken binnen de welvaartsstaat door middel van hun vooruitstrevende beleid inzake ouderschapsverlof mee vorm hebben gegeven aan (veranderende) maatschappelijke betekenissen van vaderschap.
Het boek start met een uitgebreide introductie waarin de ontwikkelingen van (en het debat over) het ouderschapsverlofbeleid in Noorwegen uit de doeken wordt gedaan. Een nodige contextualisering om de verdere denkoefening over ‘veranderend vaderschap’ te kunnen kaderen. Daarna bundelen Brandt & Kvande hun analyse in drie thematische blokken (deel I, II, III). De analyse van de auteurs krijgt vorm aan de hand van vergelijkend onderzoek tussen studies die de voorbije decennia in Noorwegen zijn gebeurd met en over vaders.
Via de studies die als basis dienen voor het boek trachten de auteurs voornamelijk zicht te krijgen op de impact van ouderschapsverlof voor vaders: hoe transformeren normen en praktijken inzake vader-kindrelaties en vaderlijke zorgpraktijken onder invloed van het ouderschapsverlofstelsel dat voorhanden is?
Het merendeel van de studies baseert zich op bevindingen uit interviews met vaders: wat hebben vaders zelf ervaren? Wat vinden ze zelf van het bestaande en evoluerende beleid? Waarom namen ze welke vorm van ouderschapsverlof op en hoe heeft dat hun visie op het vaderschap veranderd?
In deel I van het boek nemen de auteurs het ontwerp van verlofstelsels onder de loep. Beleid inzake ouderschapsverlof kan namelijk verschillende vormen aannemen en bestaan uit verschillende onderdelen. Maatregelen kunnen enkel individuele opties voor één of meerdere ouders bevatten en/of ook maatregelen voorzien voor het gezin.
Vragen die in dit deel van de publicatie geanalyseerd worden zijn (1) of vaders anders kijken naar en gebruik maken van de aangeboden individuele en gezinsopties (dan moeders) en (2) hoe vaders kijken naar en gebruik maken van de flexibiliteit voorzien door het ouderschapsverlofsysteem in Noorwegen.
Andere focuspunten richten zich op vragen zoals: (1) in welke mate vinden vaders zelf dat ze recht hebben op gedeeld en individueel ouderschapsverlof en (2) in hoeverre hebben die gevoelens van ‘recht hebben op’ een impact op de mate waarin ze bijvoorbeeld wel de vader quota opnemen maar geen beroep doen op de met de moeder gedeelde ouderschapsverlofperiodes.
In deel II van het boek gaan Brandth en Kvande dieper in op het concept zorg(praktijken) en hoe dat gevalideerd wordt bij vaders in Noorwegen (of net niet). Wat betekent vader-zijn? Wat wordt verstaan onder ‘vaderschap’? En, hoe zijn de antwoorden hierop aan het evolueren?
De rode draad van het boek blijft nagaan wat de impact is (geweest) van de vaderquota. Hoofdstuk vijf biedt een vergelijkende analyse van mannen die ouderschapsverlof op hebben genomen voor de vaderquota versus mannen die verlof opnamen na invoering van de maatregel. Mannelijkheidsnormen ontspringen de dans hier niet en vormen een centraal onderdeel van de analyse. Wat is de impact bijvoorbeeld van de heersende maatschappelijke notie dat werk een belangrijke basis vormt voor de ontwikkeling van de zogenaamde ‘mannelijke identiteit’? En wat is de impact als beleid daar vanaf stapt of dit in vraag stelt?
In deze publicatie trachten de auteurs evenzeer na te gaan in welke mate ouders ‘ouder zijn’. Vormt ‘moederschap’ en ‘moeder zijn’ de norm waarop ook ‘vaderschap’ en ‘vader-zijn’ wordt beoordeeld of is er ruimte, binnen zowel maatschappelijke noties als onderzoek, om verschillende vormen van ‘ouder-zijn’ te valideren en in de eigen waarde te laten?
Hoofdstuk zes en zeven vormen een vergelijkend perspectief met betrekking tot de manier waarop vaders hun ouderschapsverlof opnemen: doen ze dit solo (terwijl de moeder aan het werk is), doen ze dit voornamelijk als gezin (met de moeder ook thuis) of in een tussenweg (de moeder die bijvoorbeeld deeltijds werkt), en welke impact heeft die manier van opnemen op vader-kindrelaties, taakverdeling binnen gezinnen (ook op langere termijn) en de maatschappelijke noties rond vaderschap?
Er wordt in dit deel van het boek ook stilgestaan bij de achterliggende redenen waarom de vader quota er zijn gekomen en hoe die aansluiten bij en/of verschilt van de maatschappelijke verschuivingen waartoe de maatregel bijdraagt:
Jammer dat bovenstaande verwoord wordt als zouden we van vaders ‘zorgverleners moeten maken’ (alsof ze dat niet al de facto zijn), maar de aandacht in het boek voor verbeterde ouder-kind relaties, een positievere beleving van die relaties door het kind en een beter gezinsleven, naast de impact die ouderschapsverlof opgenomen door vaders heeft op zowel de vaders als persoon als het genderevenwicht in het gezin, is een waardevolle aanvulling binnen het onderzoek rond dit topic.
In hoofdstuk acht gaan de auteurs na in hoeverre ervaringen met het opnemen van ouderschapsverlof van in Noorwegen geboren vaders en vaders met een migratieachtergrond van elkaar verschillen. De analyses die in Designing Parental Leave Policy naar voren worden geschoven zijn voornamelijk gebaseerd op interviews met 20 vaders met een migratieachtergrond, afkomstig uit twaalf verschillende landen, maar op het moment van afname van de interviews allen residerend in Noorwegen. In de interviews met deze vaders is extra aandacht voor onder meer de rol van het integratieproces en de maatschappelijke normen rond vaderschap in de Noorse samenleving op de keuzes die zij als vaders maken.
Hoewel het hoofdstuk een vrij binaire visie hanteert op culturele normen (‘culturele Noorse norm’ versus de ‘culturele norm van het land van afkomst’), stellen de auteurs die denkoefening zelf ook in vraag en nuanceren ze bepaalde bevindingen binnen dat kader: “Frames develop and vary across cultures, times and places. Fathering practices are not justified by one frame or another, but may also travel between and be transformed in relation to different frames” (p. 121).
In deel III zoeken de auteurs naar antwoorden op de vraag hoe werk en zorg anders kunnen worden ingedeeld, beoordeeld en gewaardeerd, zodat er meer mogelijkheden worden gecreëerd, niet enkel in de mentaliteit, maar ook in de praktijk; niet alleen voor vaders, maar ook voor andere zorgfiguren van jonge kinderen.
Onderdeel van de analyse: in welke mate en op welke manieren stellen vaders grenzen tussen werk en privé, arbeid en gezin? In welke mate en hoe worden hen hier handvatten voor aangereikt en staat het werkveld open voor deze strategieën? Hoe wordt er over het opnemen van ouderschapsverlof onderhandeld met zowel de partner als de werkgever? Hoe ver reikt de steun van werkgevers voor vaders die hun ouderschapsverlof wensen op te nemen? En in hoeverre kunnen vaders hier, in gelijke mate als moeders, effectieve keuzes in maken?
Evenzeer wordt de vraag gesteld of en op welke manieren vaders persoonlijke groei hebben ervaren door het opnemen van hun ouderschapsverlof en of het opnemen van dat verlof gevolgen heeft gehad op de tijdsinvesteringen die ze maken voor hun werk. Werken ze nog even lange dagen? Werken ze nog steeds voltijds? Wat met weekendwerk en overuren? Er is in de analyse aandacht voor (potentiële) discrepanties tussen mentale veranderingen (hoe kijken ze naar ‘het’ vaderschap?) en veranderingen in de praktijk (wat hebben ze effectief veranderd in hun dagelijkse realiteit?).
Designing Parental Leave Policy slaagt in het opzet: nagaan in hoeverre het Noorse model inzake ouderschapsverlof voor vaders en meer specifiek de vader quota, een impact heeft gehad op veranderlijke maatschappelijke normen voor vaders en inzake vaderschap. Daarbij hebben de auteurs bepaalde aspecten blootgelegd die ook beleidsmakers in andere landen kunnen helpen met het uitwerken van een beter systeem om ouderschapsverlof voor vaders en meeouders uit te breiden.
In het boek vallen termen zoals ‘caring masculinities’ (zorgende mannelijkheid, p. 4) of ‘involved fatherhood’ (betrokken vaderschap, p. 122), als zouden zorgen & mannelijkheid of betrokken en vaderschap elkaar uitsluiten of vreemd zijn aan elkaar. Het is vooral opvallend vermits er niet over zorgende vrouwelijkheid of betrokken moederschap wordt gesproken. Dergelijke termen zijn niet onlogisch in een denkoefening over gendernormen en normen rond het concept vaderschap. Bovendien worden de begrippen door vaders zelf zo in de interviews geformuleerd. Toch zijn we van mening dat dergelijke normbevestigende verwoordingen in vraag stellen of nuanceren de heldere analyses in deze publicatie nog sterker hadden onderbouwd.
Hoedanook zullen geïnteresseerden het boek vanuit een beleidsmatig standpunt of vanuit het standpunt van de werkgever of werknemer zeker een aangename en inspirerende leeservaring vinden.