In de categorie RoSa kijkt zetten we interessante TEDxTalks, educatieve video’s of documentaires in de kijker rond thema’s op het snijvlak van gender en feminisme. Ditmaal viel ons oog op de documentairereeks Focus van de Nederlandse openbare omroep NTR. We bekeken een aflevering over de overgang.
In tijden van nood of crisis kijken we hoopvol naar wetenschappers, zo lezen we op de website van Focus. Dat is de crossmediale titel van NTR Wetenschap. In de documentairereeks Focus komen wetenschappers van verschillende disciplines aan het woord, op zoek naar oplossingen voor problemen van deze tijd. Iedere aflevering zoomt in op een maatschappelijk heet hangijzer. RoSa was geïnteresseerd in de aflevering over de overgang, wat in wetenschappelijk jargon ‘de perimenopauze’ wordt genoemd.
‘Peri’ betekent ‘rondom’, dus de perimenopauze verwijst naar de periode rond de menopauze. De menopauze zelf verwijst eigenlijk naar één specifiek moment in je leven: het moment van je laatste menstruatie (wanneer je maandstonden gedurende twaalf opeenvolgende maanden uitblijven).
Hoor je mensen praten over ‘de menopauze’, dan bedoelen ze dus wellicht de perimenopauze. In deze Focus-aflevering wordt al snel duidelijk dat er niet alleen over de juiste termen veel verwarring bestaat. Ook over de symptomen, de gevolgen voor zowel de fysieke als mentale gezondheid, en (neveneffecten van) mogelijke behandelingen is er nog te weinig bekend. Er is dan ook sprake van een genderdatakloof, een gebrek aan kennis over problemen of kwesties waar voornamelijk vrouwen mee geconfronteerd worden.
In deze aflevering van Focus brengt presentator Lara Billie Rense, die non-binair is en naar eigen zeggen van het vrouwelijke naar het mannelijke transitioneert, in kaart wat de wetenschap vandaag al dan niet weet over de overgang. Daarvoor gaat die ten rade bij gynaecoloog Dorenda van Dijken (OLVG), interventiecardioloog Yolande Appelman (UMC Amsterdam), psycholoog Iris Sommer (UMC Groningen), gynaecoloog Herman Depypere (UGent), fysioloog Patrick Calders (UGent) en urogynaecoloog Manon Kerkhof (Curilion, expertisecentrum voor vrouwenzorg).
Dat de overgang lang onderbelicht is gebleven in de geneeskunde, wordt in de aflevering even goed geïllustreerd door de vele vragen en hypothesen waar onderzoekers nog mee zitten, als door de uiteenlopende en in sommige gevallen behoorlijk ernstige klachten waarmee personen in de overgang kampen. Toch is dit gebrek aan academische, maar ook maatschappelijke en politieke aandacht voor de perimenopauze opmerkelijk. Ongeveer de helft van de bevolking wordt er ooit mee geconfronteerd en daarvan ervaart 85% hinderlijke klachten. Bij een derde daarvan zijn de klachten zo ernstig, dat ze het leven niet meer zien zitten omdat ze simpelweg niet meer functioneren. Hoog tijd dus dat de wetenschap de overgang serieus neemt en het als de risicovolle periode gaat beschouwen die het in werkelijkheid ook voor veel mensen is. Meer onderzoek is nodig, niet alleen om de overgang beter te begrijpen, maar ook om na te gaan welke behandelingen er mogelijk zijn om de klachten zo goed mogelijk te verhelpen.
Dat onderzoekers uit verschillende academische disciplines aan het woord komen, maakt de aflevering extra boeiend. In het begin van de aflevering gaat Rense op gesprek bij gynaecoloog Dorenda van Dijken in de eerste multidisciplinaire overgangspolikliniek in Nederland (OLVG). Aan de hand van een educatief kwartetspel gaan Rense en van Dijken in gesprek over het hardnekkige taboe op de overgang en de daarbijhorende klachten.
Dat je ook op een creatieve manier kan informeren en sensibiliseren over de overgang bewijst urogynaecoloog Manon Kerkhof van Corilion, het expertisecentrum voor vrouwenzorg in Haarlem. Kerkhof maakte een theaterstuk over de overgang en vertelt over de dankbaarheid die ze ervaren heeft bij het publiek. Veel toeschouwers kregen eindelijk antwoorden op hun vragen, maar misschien nog belangrijker: ze gaven aan zich te herkennen in Kerkhofs verhaal. Het theaterstuk gaf velen een gevoel van erkenning nadat ze maar al te vaak in medische praktijken wandelen werden gestuurd. Kerkhof roept dan ook op het stigma rond de perimenopauze te doorbreken, en de overgang niet onnodig te medicaliseren. Het is een heel gewoon en natuurlijk proces, en zeer zeker geen ziekte, aldus Kerkhof.
Wanneer Rense op bezoek gaat bij Yolande Appelman, interventiecardioloog in het Amsterdam UMC, gaat het minder over het stigma en het taboe rond de overgang, noch over de uiteenlopende klachten, maar over de oorzaken. Appelman is gespecialiseerd in het vrouwenhart. Ze doet onderzoek naar precies die groep vrouwen die in de overgangsfase zitten en hartklachten hebben. Dat is geen te verwaarlozen kleine groep, zo blijkt. Terwijl het vóór de leeftijd van vijftig jaar vooral mannen zijn die geconfronteerd worden met hart- en vaatziekten, halen vrouwen hen in eens ze de gemiddelde leeftijd van de menopauze overschrijden. Toch worden zij vaak niet afdoende geholpen omdat de juiste diagnose niet wordt gesteld. Hun symptomen zijn onvoldoende bekend want anders dan die van mannen, wier lichamen op vele domeinen nog steeds de norm uitmaken. Aan de hand van innovatieve onderzoeksmethoden ontdekte Appelman dat de symptomen bij +50 vrouwen anders zijn omdat ook de oorzaak van hartproblemen op die leeftijd anders is dan bij mannen: hartproblemen bij vrouwen worden veelal veroorzaakt door samentrekkende bloedvaten in het hart - spasmen - en stijfheid van de micro-bloedvaatjes, terwijl ze bij mannen vooral te wijten zijn aan hartslagaderverkalking. De afname van vrouwelijke hormonen (de overgang dus) speelt daarin een belangrijke rol.
Typische verouderingsklachten van hart- en vaatziekten zien er bij vrouwen anders uit dan bij mannen, en overgang speelt daarbij een belangrijke rol.
Ook Iris Sommer specialiseerde zich in de impact van sekse- en leeftijdsverschillen op gezondheid. Sommer is psycholoog en verbonden aan het UMC Groningen, waar zij onderzoek doet naar de correlatie tussen (het wegvallen van) vrouwelijke hormonen, het vrijkomen van dopamine, en angst-en depressiestoornissen. De overgang heeft namelijk niet alleen effect op de hoeveelheid dopamine die vrijkomt in het lichaam, maar ook op het ritme waarop deze stemmingsregulerende boodschapper vrijkomt.
Als de afname van vrouwelijke hormonen (de overgang dus) resulteert in een gebrek aan dopamine, en dus in neerslachtigheid, angst en depressie, is er ook een voor de hand liggende oplossing: die vrouwelijke hormonen kunstmatig weer aanvullen. Hormoontherapie is voor veel personen een belangrijk hulpmiddel om beter om te gaan met overgangsklachten. In de documentaire krijgen we te horen dat het onderzoek naar hormoontherapie nog in de kinderschoenen staat, maar dat België op dat vlak voorop loopt.
Rense wendt zich daarom tot twee leidende onderzoekers aan de UGent: gynaecoloog Herman Depypere en fysioloog Patrick Calders, die onderzoek doen naar de (neven)effecten van hormoontherapie én sport op overgangsklachten. Ze testen de hypothese dat de combinatie van hormoontherapie, voorafgaande aan een flinke dosis beweging, overgangsklachten kan verlichten, en tegelijkertijd het verhoogd risico op borstkanker dat gepaard gaat met hormoontherapie kan tegengaan.
Levensstijl, en specifiek voldoende beweging, blijft cruciaal, zo luidt het.
Toch schrikt hormoontherapie velen af. Zo ook Rense zelf, die als non-binair persoon overweegt testosterone in te nemen. Vrouwelijke hormonen nemen ziet die initieel helemaal niet zitten. Na de vele gesprekken met verschillende onderzoekers geeft Rense het toch een kans, maar het blijkt geen succes. Rense besluit de documentaire dan ook met de boodschap dat het vooral trial and error is en iedereen voor zich moet uitzoeken wat voor het eigen lichaam werkt.
Wat je als kijker vooral meeneemt uit de documentaire is dat de perimenopauze zich bij iedere persoon anders manifesteert en dat de impact ervan erg kan variëren. De overgang wordt in verband gebracht met meer kans op hart- en vaatziekten, dementie, diabetes en botontkalking. Allemaal kwalen, zo stipt het Gentse duo aan, die kunnen worden tegengegaan met meer sport. Ook de impact van de behandelingen die momenteel voorhanden zijn, is erg uiteenlopend. Zo is hormoontherapie voor de een een vloek, voor de ander een zegen. Wat van Dijken wel belangrijk vindt om te onderlijnen is dat hormonen innemen depressie en neerslachtigheid niet rechtstreeks tegengaat, maar wel emotionele stabiliteit kan bevorderen. Ook wordt genuanceerd dat de angst voor hormoontherapie in het beste geval overroepen, in het slechtste geval arbitrair is, want over hormonale anticonceptie worden dergelijke vragen vaak niet gesteld. Toch is ook daar een culturele verandering merkbaar.
Conclusie: er is nog te veel onduidelijkheid, over de perimenopauze specifiek en de impact van vrouwelijke hormonen in het algemeen. Hierdoor wordt een grote groep mensen aan hun lot overgelaten, terwijl de nood aan een oplossing bij sommigen acuut is.
Bij gebrek aan afdoende oplossingen kan een snellere en betere diagnose al soelaas bieden. Diagnoses geven mensen niet alleen duidelijkheid en uitsluitsel, maar vaak ook een gevoel van erkenning van klachten die voorheen vaak werden geminimaliseerd of gerelativeerd. Tot slot is een diagnose ook de eerste stap naar mogelijke accommodatie, hulpmiddelen en, in het ergste geval, ziekte-uitkeringen. Er moet dus meer aandacht komen voor de overgang, zowel in onderzoek en de medische wereld als in de politiek en de samenleving.