Van oudsher gaan de medische en farmaceutische wetenschappen ervan uit dat de biologische geslachten op dezelfde manier ziek worden en dezelfde behandeling nodig hebben. Dit kan leiden tot laattijdige of zelfs verkeerde diagnoses, verkeerde behandelingen, oplopende zorgkosten en onnodige ziektes en sterfgevallen.
Lange tijd domineert de zogenaamde bikinivisie de medische en farmaceutische wetenschappen: vrouwen hebben borsten en andere geslachtsorganen, maar verschillen verder niet zo veel van mannen. Niets is minder waar. Enkele belangrijke verschillen:
“Als een vrouw kortademig, vermoeid en misselijk is, kan dat op zuurstoftekort van de hartspier wijzen. Jammer genoeg worden die klachten vaak aan andere oorzaken toegeschreven, zoals de menopauze. Daardoor worden hart- en vaatziekten bij vrouwen soms pas laat gediagnosticeerd.” An Van Berendoncks - Professor en cardioloog (UZA)
Het omgekeerde verhaal komt echter ook vaak voor. Ook bij mannen worden zogenaamde “vrouwenziektes” sneller over het hoofd gezien. Enkele voorbeelden:
Eeuwenlang ging klassieke geneeskunde ervan uit dat vrouwen een soort light-versie zijn van mannen. De geneesmiddelen en behandelmethodes die zijn uitgetest op mannelijke proefpersonen en -dieren werden daarom ook zonder meer toepasbaar geacht op vrouwen. Tegelijkertijd worden vrouwelijke proefpersonen en -dieren – ook nu nog – vaak geweerd uit medisch onderzoek met als argument dat hun “complexe hormoonhuishouding” testen moeilijker maakt. Twee derden van het onderzoek rond medische behandelingen wordt nog steeds uitgevoerd door én bij mannen.
Twee derden van het onderzoek rond medische behandelingen wordt nog steeds uitgevoerd door én bij mannen.
Heel wat artsen gaan ervan uit dat er bij vrouwen onderling meer individuele verschillen zijn, waardoor er grotere testgroepen nodig zouden zijn en onderzoekskosten hoog kunnen oplopen. Die overtuiging wijst echter net op de nood aan breder en beter onderzoek naar de gevolgen van medicatie op vrouwen.
Pas de laatste twintig jaar groeit het besef dat vrouwen en mannen verschillend op geneesmiddelen kunnen reageren. Deze verschillen hebben onder meer te maken met de vocht- en vetverdeling, genexpressie (mate waarop de erfelijke informatie zich uitdrukt) en de hormoonhuishouding. Professor Guy T’Sjoen, diensthoofd Endocrinologie in het UZ Gent legt bijvoorbeeld uit dat medicatie langer verblijft in het maag-darmkanaal van vrouwen omdat het bij hen twee keer zo lang duurt voordat voedsel de dunne darm passeert. Bovendien heeft vrouwen doorgaans meer bindingseiwitten in hun bloedbaan vanwege het vrouwelijk hormoon oestrogeen. Al deze verschillen maken dat medicatie langer in het lichaam van vrouwen circuleert. Mannen maken dankzij het mannelijk hormoon testosteron bovendien sneller enzymen aan in de darm en de lever, waardoor lichaamsvreemde stoffen zoals medicatie sneller worden afgebroken. Professor Toine Lagro-Janssen van de Radboud Universiteit Nijmegen voegt hieraan toe dat vrouwen een lagere dosis horen te krijgen van vetoplosbare medicatie, zoals benzodiazepines, aangezien ze gemiddeld een hoger vetpercentage hebben dan mannen.
Vrouwen gaan daarnaast gemiddeld vaker naar de dokter, slikken meer medicijnen – omdat ze meer geneesmiddelen krijgen voorgeschreven – en hebben 60 procent meer kans op bijwerkingen dan mannen. Sommige verschillen in bijwerkingen tussen mannen en vrouwen zijn moeilijk te verklaren. Het kan zijn dat bijwerkingen bij vrouwen vaker voorkomen, maar daarnaast kan ook meespelen dat vrouwen alerter zijn op ongewenste effecten of dat sociale verwachtingen ten aanzien van mannen en vrouwen ervoor zorgen dat het ene geslacht sneller of net minder snel zal “klagen” over bepaalde bijwerkingen. Hier is nog onvoldoende onderzoek naar.
De gevolgen van het uitsluitend testen van medicijnen en behandelingen op mannen zien we in de praktijk. Zo hebben sommige medicijnen een ander effect op vrouwen dan op mannen: SSRI’s, remmers die worden gebruikt bij de behandeling van depressies, zijn bij vrouwen effectiever dan bij mannen. Pijnstiller Paracetamol heeft dan weer minder effect op vrouwen dan op mannen. Vrouwen zijn bovendien 20 tot 30 procent gevoeliger voor spierverslappende middelen. Tot slot wordt digoxine, een middel tegen hartfalen, bij vrouwen 40 procent vaker in een te hoge dosis voorgeschreven dan bij mannen.
Omdat vrouwen werden uitgesloten van medische en farmaceutische onderzoeken, weten we minder over symptomen en ziekteverloop bij vrouwen dan bij mannen.
Omdat vrouwen werden uitgesloten van medische en farmaceutische onderzoeken, weten we minder over symptomen en ziekteverloop bij vrouwen dan bij mannen. Dat leidt tot verschillen in hoe mannen en vrouwen door artsen behandeld worden. Een onderzoek uit 2001 gepubliceerd in het Amerikaanse Journal of Law Medicine & Ethics stelt dat artsen vaak ten onrechte geloven dat vrouwen een “natuurlijk vermogen om pijn te verdragen” hebben. Vrouwen moeten gemiddeld ook zestien minuten langer wachten op pijnbestrijdingsmiddelen wanneer ze bij de spoedafdeling binnen worden gebracht en ze hebben 13 tot 25 procent minder kans om pijnstillers toegediend te krijgen. Dit kan te verklaren zijn door het genderstereotiepe idee van de fragiele vrouw ten opzichte van de sterke stoere man, die niet gemakkelijk geveld wordt. Zo kan men geloven dat wanneer een man op spoed beland, de aandoening erger zal zijn dan wanneer een vrouw op spoed beland.
Naast gebrek aan kennis over sekseverschillen spelen ook onbewuste gendervooroordelen en sociale normen een rol. Mannen brengen minder vaak een bezoek aan een dokter dan vrouwen. De meest voorkomende redenen zijn dat ze het te druk hebben, bang zijn voor de diagnose of zich schamen en ongemakkelijk voelen. De sociale norm schrijft immers voor dat mannen “sterk” moeten zijn en vooral niet moeten “klagen” over zoiets “kleins” als een fysiek of psychisch ongemak.
Al deze bevindingen illustreren dat er behoefte is aan onderzoek dat rekening houdt met de verschillen tussen de biologische geslachten, maar ook met de sociale codes die we mannen en vrouwen meegeven over wat “vrouwelijk” is en wat “mannelijk” op het gebied van gezondheid. Ook een intersectionele benadering van de gezondheidszorg, die rekening houdt met variaties in leeftijd, etniciteit, sociaaleconomische situatie en seksuele voorkeur is belangrijk. Maar hoe kunnen we een gendersensitieve, en bij uitbreiding intersectionele, gezondheidszorg stimuleren?
Kennisachterstand over man-vrouwverschillen in medisch onderzoek inhalen is een eerste stap en broodnodig Vincent Larivière - Assistent-professor informatiewetenschappen aan de Universiteit van Montreal in Canada
Kennisachterstand over man-vrouwverschillen in medisch onderzoek inhalen is een eerste stap en broodnodig volgens Vincent Larivière, assistent-professor informatiewetenschappen aan de Universiteit van Montreal in Canada. In het Britse medische vakblad The Lancet (februari 2019) doet hij zijn onderzoek naar seksegerelateerde publicaties tussen 1980 en 2016 uit de doeken. Van de 11,5 miljoen artikels ging 54 procent van de studies rond publieke gezondheidszorg dieper in op vrouw-manverhoudingen. In klinische studies ging het over 43 procent en in biomedisch labo-onderzoek slechts 30 procent. Doorheen de jaren merkte hij beterschap op, maar er is nog heel wat werk aan de winkel. Onderzoek naar man-vrouwverhoudingen in medische studies zou geen niche mogen vormen. Hij stelt dat er structureel budget vrijgemaakt moet worden om voldoende onderzoek te kunnen uitvoeren.
Een aantal initiatieven geven alvast het goede voorbeeld:
Kennis verwerven over sekse/gender-verschillen is één ding, maar vervolgens moeten we de nieuwverworven kennis ook in richtlijnen en kwaliteitsstandaarden opnemen en erover sensibiliseren in dokters-, zorg- en farmaceutische opleidingen. Gender en gezondheid is bijvoorbeeld een specialiteit aan Amerikaanse en Britse universiteiten en aan het Amsterdamse Vrije Universiteit Medical Center, maar jammer genoeg nog niet in België.
Naast gesprekken aangaan met belanghebbenden, zoals het bedrijfsleven, de overheid, medische en zorgspecialisten en het onderwijs, moeten we ook het grote publiek informeren met campagnes en actieplannen om gendersensitieve zorg te stimuleren. Voorbeelden daarvan zijn de actie Behandel me als een dame van AG&G die pleit voor een gezondheidszorg op maat en de website www.mannenmetborstkanker.nl, die een wegwijzer is voor patiënten, naasten, medische professionals en onderzoekers.
Ook journalisten als Angela Saini en Caroline Criado Perez dragen met hun boeken en artikels bij aan meer kennis over waar de (gezondheids-)wetenschap gender negeerde of verkeerd interpreteerde, en hoe dat beter kan. Angela Saini ontkracht met haar boek Ondergeschikt bijvoorbeeld meerdere wetenschappelijke studies die gedragsverschillen tussen mannen en vrouwen verklaren vanuit de biologie, zonder rekening te houden met verschillende sociale normen die gelden voor mannen en vrouwen. Caroline Criado Perez wijst erop dat ook vandaag nog te vaak de man als standaard wordt genomen bij het ontwikkelen van zaken als werkkleding of nieuwe technologie. Op een iPhone kun je bijvoorbeeld via een gezondheidsapp je medische gegevens invullen en je activiteiten, voeding, mindfulness en slaap registreren. Volgens onderzoek van Criado Perez is ook in (de berekeningen van) deze app de man als norm gebruikt. Zo zit er geen optie in die de menstruatiecyclus bijhoudt. Redelijk belangrijk nochtans als je als vrouw wil weten hoe het met je gezondheid gesteld is.