hier komen promoties & acties

Simone de Beauvoir

Franse filosoof en baanbrekende feministische auteur die dankzij haar werk De Tweede Sekse (1949) beschouwd wordt als een internationaal icoon van de tweede feministische golf

Simone de Beauvoir (1908-1986) schrijft een indrukwekkend oeuvre bijeen: zeven romans, memoires, brieven, een toneelstuk, filosofische en feministische essays waaronder Le Deuxième Sexe (1949), een feministische klassieker die een impuls gaf aan de tweede feministische golf.

"On ne naît pas femme : on le devient. Aucun destin biologique, psychique, économique ne définit la figure que revêt au sein de la société la femelle humaine ; c'est l'ensemble de la civilisation qui élabore ce produit intermédiaire entre le mâle et le castrat qu'on qualifie de féminin. Seule la médiation d'autrui peut constituer un individu comme un Autre. En tant qu'il existe pour soi, l'enfant ne saurait se saisir comme sexuellement différencié." Simone de Beauvoir

Notre dame de Paris: een welopgevoed meisje

Op 9 januari 1908 verwelkomen Françoise Brasseur en George Bertrand de Beauvoir hun dochter Simone in hun bourgeois, katholiek gezin in Parijs. Een afkomst waartegen de Beauvoir van jongs af aan rebelleert. De opstandigheid die haar als jonge vrouw typeert, zal haar hele leven vormgeven, want ze is niet geïnteresseerd in een traditioneel leven als huisvrouw of moeder, maar streeft naar een onafhankelijk, intellectueel leven. Dat de Beauvoir een goede student blijkt te zijn, speelt dan ook in haar voordeel. In 1926 start ze haar filosofie opleiding aan de Sorbonne om op 21-jarige leeftijd mee te doen aan het agrégation examen, de hoogst mogelijke onderscheiding voor de filosofie. Als jongste persoon én tweede vrouw in de geschiedenis die slaagt, eindigt ze op de tweede plaats, na Jean-Paul Sartre. Tijdens hun studies groeien de twee naar elkaar toe, vooral als intellectuele partners, maar ook als levenspartners. Ze sluiten een contract af geen traditionele monogame relatie op te bouwen, maar elkaars “essentiële liefde” te zijn.

Bron foto: 刘东 鳌 (Liu Dong'ao) op Wikimedia CommonsWikimedia Commons 

De Beauvoir leidt een mondain leven vol reizen, feesten en vriendschappen met intellectuelen, kunstenaars en andere iconen zoals Picasso, Miles Davis, Maurice Merleau-Ponty en Charlie Chaplin. Tussendoor vindt ze de tijd om een indrukwekkend oeuvre bijeen te schrijven: zeven romans, waaronder het prijswinnende De mandarijnen (1954), memoires, brieven, een toneelstuk, filosofische en feministische essays met als kroonjuweel De tweede sekse (1949), een feministische klassieker die een impuls gaf aan de tweede feministische golf. Bij De Beauvoir vervagen de grenzen tussen haar filosofie en haar leven. Filosofie gaat voor haar namelijk niet over het bestuderen van stoffige oude boeken, maar moet vooral geleefd worden. Haar levensloop is dan ook een praktische uiting van haar filosofie, met als kern steevast het ontplooien van de vrijheid.

Existentie gaat vooraf aan de essentie: vrijheid, dubbelzinnigheid en onderdrukking 

In de context van de aanslepende Tweede Wereldoorlog ontpopt de Beauvoir zich tot existentialist. Existentie gaat binnen die filosofie vooraf aan essentie, wat betekent dat de mens niet gedetermineerd wordt door de natuur, maar volledig zelf zijn leven betekenis en vorm kan geven. Wat impliceert deze vrijheid over hoe we ons leven moeten inrichten?

Wanneer het gaat over de Beauvoirs existentialisme, wordt - al dan niet terecht - Sartre in eenzelfde adem vernoemd. De Beauvoir wordt dan ook geregeld gereduceerd tot Sartre en haar werken zelfs voorgesteld als een onoriginele herkauwing van zijn vernieuwende ideeën. In realiteit dienen ze echter als elkaars klankbord en worden ze beiden geïnspireerd door de ander. De thema’s uit Sartre’s magnus opus Het zijn en het niet (1943), bijvoorbeeld, zijn gebaseerd op de Beauvoirs debuutroman Uitgenodigd (1943). Hierin tast ze de grenzen af van onze vrijheid en de relaties met anderen. Deze ideeën ontwikkelt ze verder in het filosofische essay Pyrrhus en Cinéas (1944) waarin ze de ethische implicaties van het existentialisme naar voren schuift. Als ons leven geen vooraf bepaalde essentie heeft, is het noodzakelijk de vraag te stellen naar wat moreel handelen betekent. Dostojevski's stelling dat “zonder God alles is toegelaten” gooit ze volledig over boord. Er is geen God die goed van kwaad onderscheidt, noch goddelijke vergeving. Het individu is dus verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Het slotstuk van de Beauvoirs existentialisme, dat expliciet als existentialistische ethiek begrepen moet worden, ontwikkelt ze in Pleidooi voor een moraal der dubbelzinnigheid (1947).

“Zich vrij willen betekent ook de anderen vrij willen”

De kern van de existentialistische ethiek bestaat uit de manier waarop de mens omgaat met zijn eigen vrijheid. Ons bestaan is namelijk fundamenteel dubbelzinnig: als mens zijn we tegelijkertijd facticiteit én transcendentie. Onze facticiteit of object-zijn, heeft betrekking op alle vaststaande omstandigheden die ons bepalen, zoals bijvoorbeeld ons geslacht, onze huidskleur of onze klasse. We worden begrensd door de context waarin we leven. Of zoals de Beauvoir het zou stellen: we zijn onvermijdelijk gesitueerd. Anderzijds zijn we ook subject en hebben we de vrijheid om deze feitelijkheden, weliswaar tot zekere hoogte, te overstijgen of transcenderen. We zijn als mens dan ook meer dan die onveranderlijkheden, want we hebben dromen, toekomstprojecten en verantwoordelijkheden. Hoewel dit niet vanzelfsprekend is, is het van belang deze dubbelzinnige menselijke conditie te beschouwen als twee zijden van dezelfde medaille. Dat betekent dat we onszelf willen projecteren op de toekomst, maar ook gelimiteerd zijn door onze situatie.

In dit begrip van de situatie onderscheidt de Beauvoir zich van Sartre, voor wie vrijheid niet noodzakelijk iets moreels impliceert. Sartre stelt namelijk dat we ons niet moeten laten bepalen door onze feitelijkheden en beschouwt de facticiteit slechts als een vertrekpunt, als iets dat overstegen moet worden. Ongeacht onze omstandigheden zijn we volgens hem vrij om iets moois van het leven te maken. In realiteit is er echter voor velen een verschil tussen theoretische (keuze)vrijheid hebben, en de macht om te kiezen in een feitelijke situatie. De omarming van die dubbelzinnigheid helpt de Beauvoir om een begrip van onderdrukking te ontwikkelen: het kwaad ligt in het weigeren van de transcendentie van de ander, wat ervoor zorgt dat we hen als objecten beschouwen. In het geval van vrouwen, bijvoorbeeld, leidt het patriarchale systeem tot een ontkenning van de vrouwelijke transcendentie. Ze wordt gereduceerd tot één dimensie van haar zijn, namelijk haar vrouw-zijn.

Om moreel te handelen is het voor de Beauvoir van belang de dubbelzinnigheid van het menselijke bestaan te omarmen. Hoewel haar ethiek geen set van principes is, kunnen we haar theorie vatten in een vrijheidswet: “Se vouloir libre, c’est aussi vouloir les autres libres” wat betekent dat als je zelf vrij wilt zijn, je ook wilt dat dat de anderen vrij zijn. We moeten onze eigen vrijheid dus omarmen, haar op een positieve manier projecteren op de wereld en onderdrukking verwerpen. Deze existentialistische ontwikkeling weerklinkt duidelijk in De tweede sekse (1949) en dient als een theoretische voorbeschouwing op haar concrete vrijheidsproject voor vrouwen. 

De tweede sekse: een feministische bijbel

Tegen de tijdsgeest in leidt De Beauvoir in het naoorlogse Parijs een autonoom leven als vrouw, als auteur en als filosoof. Ze weigert zich te conformeren aan de normen van de burgerlijke maatschappij. Economische zelfstandigheid, zo schrijft ze, is de belangrijkste voorwaarde voor vrouwen om zichzelf als individuen te realiseren. Hoewel niet nieuw, is dit één van de ideeën die de tweede feministische golf in onze contreien hebben gevormd. Belangrijk voor een goede lezing van de Beauvoirs feminisme is de tijdsgeest. In 1949 heerst het optimisme van de wederopbouw en Franse vrouwen hebben net, in 1945, het stemrecht verworven. Tegelijkertijd worden vrouwen als huisvrouw en moeder geïdealiseerd. Het kostwinnersmodel is nog steeds het burgerlijke ideaal. Nu mannen terug zijn van het front, worden vrouwen aangespoord om terug te keren naar de haard omdat ze niet langer nodig zijn in fabrieken als arbeidsreserve. De Beauvoir kan niet anders dan moreel en politiek betrokken zijn in het leven van vrouwen. Haar eigen leven en de vragen dat dit opwerpt, geven haar de inspiratie tot wat een feministische bijbel zal worden: De tweede sekse (1949).

Bij het stellen van de vraag hoe vrouwen hun vrijheid moeten ontplooien, stoot de Beauvoir op een obstakel. De man is de norm, een subject, terwijl de vrouw de Ander, een object is. Vrouwen worden gereduceerd tot hun lichaam en leiden een leven in het teken van reproductie. Ze worden slechts beschouwd als geliefde, echtgenoot en moeder waardoor het brede scala aan mogelijke levenspaden wordt overschaduwd en hun persoonlijke ontwikkeling wordt verhinderd, met andere woorden, hun vrijheid of transcendentie wordt verhinderd. De Beauvoir roept zowel de samenleving als collectief, als individuele vrouwen op om de autonome vrouwelijke subjectiviteit te omarmen en zich ten volle te ontplooien.

“On ne naît pas femme: on le devient”

De tweede sekse (1949) wordt opgedeeld in twee boeken. In het eerste boek, Feiten en mythen (1949), ontkracht ze tal van wijdverspreide aannames over vrouwen. Van absurde mythes tot veronderstellingen die vandaag de dag nog gelden: noch de biologie, psychologie of economie impliceren dat de onderdanige positie van vrouwen van nature zo moet zijn. Het is geen universele vrouwelijke essentie, maar de samenleving zelf die deze ongelijke verhouding kan verklaren. Vrouwen zijn niet alleen een biologische categorie die zich onderscheidt van mannen door vrouwelijke lichamelijke kenmerken. Ook sociale waarden, normen en verwachtingen rond vrouwelijkheid bepalen het vrouw-zijn. Met dit idee munt de Beauvoir dan ook het concept ‘gender.’

Boek twee, Geleefde werkelijkheid (1949), opent ze met haar bekendste uitspraak: “Je wordt niet als vrouw geboren, je wordt tot vrouw gemaakt.” Hiermee verwijst ze naar het socialisatieproces waarbij meisjes ‘vrouwelijke’ eigenschappen en gedragingen aangeleerd krijgen. Ze leren wat al dan niet gepast is voor meisjes en worden een toekomst voorgehouden die schijnbaar in hun natuur ligt, namelijk een toekomst als echtgenoot en moeder. Wanneer De Beauvoir kijkt naar de geleefde werkelijkheid van vrouwen in verschillende situaties merkt ze op dat deze opvoeding slechts de voorbode is van de rest van hun leven. In welke situatie vrouwen zich ook bevinden, hun volledige leven staat in het teken van hun lichamelijkheid. De meeste vrouwen vergeten uiteindelijk dat dit leven niet voorbestemd is. Volgens de Beauvoir kiezen bepaalde vrouwen desondanks voor een makkelijkere uitweg, namelijk zich overgeven aan de status quo. De Beauvoir bespreekt drie vluchtwegen die vrouwen nemen, namelijk richting het narcisme, de verliefdheid en de mystiek. Deze vrouwen misleiden zichzelf door bewust hun eigen transcendentie te negeren en te vluchten in het object-zijn. Bijgevolg verheerlijken ze hun ondergeschikte positie. De Beauvoir sluit af met de stelling dat échte vrijheid slechts op één manier te verwezenlijken is: collectief verzet. Vrouwen moeten zichzelf beschouwen als autonoom subject in een samenleving waarin mannen en vrouwen economisch, sociaal en seksueel onafhankelijk zijn. De belangrijkste voorwaarden voor deze egalitaire samenleving zijn dan ook economische zelfstandigheid en gelijke kansen op de arbeidsmarkt. De samenleving moet veranderen, maar vrouwen zelf moeten die verandering opeisen.

De tweede sekse (1949) slaat in als een bom. Het boek is sensationeel en controversieel.

De Beauvoir krijgt felle kritiek, zowel van links als van rechts. Van rechts omwille van haar kritische houding ten opzichte van het huwelijk, moederschap en abortus, van links omdat vrouwelijke arbeiders niet zitten te wachten op haar oproep tot economische zelfstandigheid. Later geeft ze dan ook toe dat als ze De tweede sekse (1949) opnieuw kon schrijven, ze meer aandacht zou besteden aan de materialistische werkelijkheid dan de tegenstelling tussen het zelf en de Ander.

De tweede sekse (1949) is het begin van de Beauvoirs engagement in de vrouwenbeweging. Hoewel ze zich lang verzet tegen de titel ‘feminist,’ zet ze zich tot haar dood in 1986 actief in voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. Zo participeert ze in verschillende demonstraties, geeft ze lezingen over de problematische situatie van vrouwen en schrijft ze teksten die de veranderingen in de Franse wetgeving moeten ondersteunen. In 1971 leent ze haar pen aan de Mouvement de la libération des femmes en schrijft ze mee aan het Manifest van de 343 waarin 343 vrouwen getuigen over hun abortus, wat uiteindelijk mee leidt tot het vrijer beschikbaar stellen van anticonceptie en in 1975 tot de legalisering van abortus.

Haar nadruk op individuele keuze en vrijheid is een revelatie voor veel vrouwen. Haar ideeën zijn van grote invloed op het emancipatorische ideeëngoed van de tweede feministische golf. Het recht op arbeid (en gelijke verloning hiervoor), de gelijkheid tussen man en vrouw, maar ook zelfbeschikkingsrecht met nadruk op reproductie en de strijd tegen geweld zijn de belangrijke pijlers van hun strijd. Simone de Beauvoir is een inspiratiebron voor veel vrouwen, niet alleen door De tweede sekse (1949), maar ook door het voorbeeld dat ze stelt in haar eigen leven. Ze brengt het idee van de autonome vrouw dagelijks in de praktijk.

Nogmaals de Ander  

Net zoals de Beauvoir zich in De tweede sekse (1949) laat leiden door haar eigen ervaringen als vrouw, vormen de confrontaties met ouderdom een nieuwe inspiratiebron. Het overlijden van haar moeder en het aftakelen van Sartre  houden haar een spiegel voor van haar eigen toekomst. Ondanks de taboes die rond ouderdom hangen, moet de Beauvoir de realiteit van de eindigheid onder ogen zien en toegeven dat het haar - tot de verbazing van haar lezers - angst inboezemt. Ze worstelt met haar bekommernissen in verschillende romans: Alle mensen zijn sterfelijk (1946), Een zachte dood (1964) en Het Afscheid (1981). Ze had zich als vrouw ‘de Ander’ gevoeld, maar in de jaren 1960 voelt ze zich op een nieuwe manier de Ander: ze wordt oud. Bijgevolg zet ze een gelijkaardig project als De tweede sekse (1949) op poten en verdiept ze zich via De ouderdom (1970) in wat het betekent om oud te worden, maar vooral in hoe dit zich verhoudt tot de onrechtvaardigheden die met ouderdom gepaard gaan. Aan de hand van getuigenissen van onder andere Boeddha, Confucius, Churchill, George Sand en Virginia Woolf, die ook over ouderdom reflecteren, ontwikkelt de Beauvoir een fenomenologische lens om de exclusie van ouderen beter te begrijpen. Dit betekent dat ze wil vertrekken van de geleefde ervaringen van ouderen zelf en niet vanuit de wetenschap of de publieke opinie. De situatie van de oudere als Ander beschrijft ze als de uitsluiting van levensprojecten en betekenisvolle relaties met anderen. Ook hier wijst de Beauvoir met de vinger naar de samenleving, en de afkeer en stigma’s waarmee we ouderdom bestempelen. Ouderdom als onderdanige situatie is, in tegenstelling tot ouder worden op zich, niet onvermijdelijk, maar een maatschappelijk geproduceerd fenomeen.

Ouderdom hoeft volgens de Beauvoir niet altijd gebrekkig of zwaar te zijn. De situatie waarin we grijs worden heeft invloed op de manier waarop we ouderdom beleven. Hoewel er bij de Beauvoir nog geen notie is van intersectionaliteit, is ze zich wel bewust van de verschillende manieren waarop iemand de Ander kan zijn en hoe deze op elkaar kunnen inwerken. Zo toont ze dat ouderdom en seksisme vaak samengaan. Uitsluiting op basis van leeftijd heeft volgens haar niet dezelfde negatieve effecten op mannen. Dit illustreert ze aan de hand van Sartre, die, ook al kan hij fysiek geen pen meer vasthouden, toch nog volop mag publiceren. De Beauvoir roept daarom op om Sartres geprivilegieerde positie na te streven. Ouderdom moet een levensfase worden die in het teken staat van creativiteit en betekenisvolle relaties. Een saai, zinloos leven moet plaats maken voor politieke en sociale actie. Dit ouderdomsideaal is echter enkel mogelijk wanneer de waarde van een mens niet bepaald wordt door kapitalistisch nut, maar als erkend wordt dat de intrinsieke waarde van het mens-zijn onaangetast blijft door het verouderde lichaam.

Alles welbeschouwd: de Beauvoir vandaag

Simone de Beauvoir overlijdt in 1986, zes jaar na de dood van Sartre. Haar filosofie en activisme inspireren feministen tot de dag van vandaag. Om de herinnering aan de iconische Franse feminist levend te houden, wordt sinds 2008 jaarlijks de Simone de Beauvoir-prijs uitgereikt aan personen die opkomen voor een betere toekomst voor vrouwen.



In de pers:

Meer weten?

Aanraders in de RoSa-bibliotheek: