Hanna Rosin
The End of Men and the Rise of Women
New York: Penguin Books, 2012. 310 p.
huwelijk / arbeid / onderwijs / relaties / attituden / sekserollen / seksualiteit / sociale klasse / criminaliteit / caders
RoSa-ex.nr.: DIII2 d/19
Mannen zijn de dominante sekse sinds, wel, het begin der tijden. Maar aan dit tijdperk van mannelijke heerschappij, ook wel het patriarchaat genoemd, komt langzaam maar zeker een einde. Voor het eerst in de geschiedenis zijn vrouwen niet langer bezig met mannen in te halen. Nee, op heel wat domeinen zijn het vrouwen die vandaag de koplopers zijn, terwijl mannen steeds meer moeite hebben om vrouwen bij te benen. Aldus het provocatieve uitgangspunt van The End of Men and the Rise of Women van de Amerikaanse journalist Hanna Rosin.
De groeiende mannelijke werkloosheid, de toenemende leerachterstand van jongens, de steeds groter wordende groep alleenstaande moeders, … deze nieuwe tendensen in de Amerikaanse samenleving wekken Rosins nieuwsgierigheid en brengen haar tot de vraag: zijn de verhoudingen tussen mannen en vrouwen fundamenteel veranderd?
Vrouwen, zo concludeert Rosin uit haar research, hebben zich de laatste generaties getoond als veelzijdige, flexibele wezens. Telkens er nieuwe deuren voor hen geopend werden (dankuwel feministen!) hebben vrouwen zich hier met verve op gestort. Toegang tot onderwijs, de arbeidsmarkt en controle over anticonceptie creëeren nieuwe generaties vrouwen die met vallen en opstaan allerlei maatschappelijke drempels wegwerken. Nieuwe maatschappelijke tendensen als de groeiende nadruk op communicatie, de overgang naar een diensteneconomie, nieuwe managementstijlen en flexibele werktijden sluiten beter aan bij de noden en capaciteiten van vrouwen, en versterken hun positie.
Mannen daarentegen, zegt Rosin, vertonen deze flexibiliteit veel minder. Zij omarmen nieuwe rollen slechts schoorvoetend en dat speelt hen nu parten. Mannelijke sectoren als productie en constructie leiden het zwaarst onder de economische crisis terwijl sectoren als onderwijs, verzorging en betaalde huishoudelijke arbeid blijven groeien. Deze sectoren blijven echter overwegend vrouwelijk want mannen betreden ze slechts aarzelend. Daar waar de crisis toeslaat vonden kortgeschoolde vrouwen makkelijker nieuwe jobs dan hun mannelijke collega’s. Het wordt steeds moeilijker om als ongeschoolde arbeider aan te slag te gaan, maar jongens hebben het steeds moeilijker op school en vertegenwoordigen een veel hoger percentage onder de drop-outs. Universiteiten leveren al een aantal jaren meer vrouwen af dan mannen. Deze langopgeleide vrouwen stappen in de arbeidsmarkt met andere ambities en toekomstverwachtingen dan de generaties voor hen. Langopgeleide vrouwen en mannen zien hun toekomst eerder als een evenwichtsoefening waar diegene die het meeste verdient voorrang krijgt om carrière uit te bouwen. Steeds vaker is dat de vrouw.
Mannen, aldus Rosin, hinken vandaag de dag achter op heel wat maatschappelijke succesdomeinen.
Na jaren feministische logica waarin vrouwen slechts moeizaam terrein winnen op mannen, is dit uitgangspunt misschien wel verfrissend, maar ook kortzichtig en al te rooskleurig (pun intended). Hoewel Rosin haar stelling methodisch en consequent uitvoert, ondergraaft het gebrek aan intersectionele lens haar conclusies. Alle wetenschappelijke studies, cijfers en statistieken en talloze interviews die Rosin uitvoert ten spijt,haar analyse beperkt zich zeer duidelijk tot een zeer selecte groep mannen en vrouwen. Niet alleen een klasseprivilege, maar ook privileges op vlak van nationaliteit, woonplaats en ras/etniciteit wegen mee in dit verhaal dat volgens Rosin enkel over geslacht en gender gaat.
Maar de triomfantelijke opkomst van vrouwen stoot nog steeds op een grens, zo geeft ook Rosin toe. De machtigen der maatschappij zijn nog steeds mannen: in de politiek, in de bedrijven, in de kennisinstellingen. Rosin gelooft dat het een kwestie van tijd is voor vrouwen ook deze laatste horde, gekend als het glazen plafond, zullen nemen. Vrouwen zullen uiteindelijk leren om de stereotypen te omzeilen en op te eisen wat hen toekomt. Optimistisch bedoeld, maar hiermee legt Rosin de verantwoordelijkheid om genderongelijkheid tegen te gaan bij vrouwen.
De oplossing volgens Rosin? Het generatie-effect, nieuwe werkstijlen (lange leve de flexibiliteit?) en enkele moedige voorvechters moeten de rest doen: vrouwen (én mannen) verlossen uit de eeuwige patstelling arbeid/zorg.
Rosins pragmatische en eenzijdige visie botst regelmatig met onze feministische inborst. Is dit de mentaliteitswijziging waarop we zitten te wachten? Haar boek mag dan een goed bedoeld pleidooi zijn voor mannen (en vrouwen) om zich aan te passen aan voortdurend veranderende eisen en kansen, los van stereotiepe genderverwachtingen, de analyse heeft een gebrekkige blik op onze complexe samenleving waar tal van machtsverhouding langs verschillende aspecten van identiteit elkaar kruisen en versterken. Dat (vaak witte en langopgeleide) vrouwen de mannen uit hun sociale echelon inhalen, is te danken aan de goedkope arbeid van minder geprivilegieerde vrouwen die de zorgtaken en het huishouden van deze carrièrevrouwen overnemen, en dit in ruil voor een veel lager inkomen dan deze carrièrevrouwen die zouden moeten bewijzen dat feminisme geslaagd is in haar opzet.
Wij zijn kritisch, en vragen om de emancipatie van alle vrouwen en graag ook een nodige intersectionele blik in analyses over hedendaagse genderverhoudingen en aanhoudende genderongelijkheid.