RoSa vzw licht elke twee weken een specifiek gendergerelateerd thema uit of bespreekt de genderdimensie van een actueel thema. Op 19 november 2022 vindt internationale mannendag (IMD) plaats, een dag die in het leven werd geroepen om positieve rolmodellen en het welzijn van mannen te belichten. Het centrale thema van dit jaar: mannen en jongens helpen. Naar aanleiding van dit thema gaan we in deze Pers:pectief in op het (mentale) welzijn van mannen en (in)formele hulp.
Gepubliceerd op 17/11/2022
19 november staat in teken van International Men’s Day (IMD), oftewel internationale mannendag. International Men’s Day focust op mannen en mannelijkheid in de strijd voor gendergelijkheid. Centraal staan het (mentale) welzijn van mannen, het bevorderen van genderrelaties en het belichten van positieve mannelijke rolmodellen. De eerste internationale mannendag vond plaats in 1999. Meer informatie over het ontstaan, het waarom en de verschillende visies op internationale mannendag vind je in onze Pers:pectief over internationale mannendag van 2021. Ieder jaar staat zet IMD internationaal een thema in de kijker. Vorig jaar was dit betere relaties tussen mannen en vrouwen. Dit jaar is dat 'Helping men and boys’, oftewel mannen en jongens helpen.
Het (mentale) welzijn van jongens en mannen wordt weinig besproken: zowel in het publieke debat als privé zit dit onderwerp in de taboesfeer en gaat het gepaard met stigma. Toch is het belangrijk om het welzijn van jongens en mannen onder de aandacht te brengen. Iedere vijf jaar wordt er een gezondheidsenquête afgenomen in België. De meest recente gezondheidsenquête van 2018 geeft aan dat vrouwen over het algemeen vaker getroffen worden door psychische stoornissen dan mannen. Niettemin wordt deze ongelijkheid op vlak van mentaal welzijn in vraag gesteld: het is de vraag of er niet eerder sprake is van een onderrapportage bij mannen door gender bias in de gezondheidszorg enerzijds, en stigma anderzijds. Bovendien houdt de enquête ook geen rekening met transgender en intersekse personen, terwijl onderzoek aantoont dat zij oververtegenwoordigd zijn in de cijfers rond mentaal welzijn. Ook andere identiteitskenmerken en intersectionele analyses ontbreken grotendeels.
Ondanks de voorgaande beperkingen, geeft de gezondheidsenquête belangrijke inzichten rond het (mentale) welzijn van jongens en mannen. Heel wat mannen ervaren immers mentale welzijnsproblemen: 27,1% van de mannen kampt met psychische problemen en 14% heeft een mogelijke psychische aandoening. 7,9% van de mannen ouder dan 15 jaar heeft een gegeneraliseerde angststoornis, 8% een depressieve stoornis, en 5,5% een depressie. Zowel bij mannen als vrouwen blijken kortgeschoolden een hoger risico te hebben op psychische problemen. Belgische mannen en vrouwen blijken evenveel suïcidegedachten en -pogingen te hebben (ondernomen) in het jaar voorafgaand aan het onderzoek. Zelfmoordpogingen zijn bovendien vaker fataal bij mannen en oudere personen: er sterven dus gemiddeld gezien meer mannen aan suïcide. Een rapport over suïcide wereldwijd van de World Health Organization (WHO) toont zelfs aan dat de globale man-vrouw ratio voor suïcide 2,3 is, wat wil zeggen dat voor elke vrouw die zelfmoord pleegt er wereldwijd 2,3 mannen zelfmoord pleegden.
Het is onder andere omwille van deze suïcidecijfers dat men denkt dat er een onderrapportage aan geestelijke gezondheidsproblemen is bij mannen, en de prevalentie van geestelijke gezondheidsproblemen dus mogelijk hoger ligt dan besproken. In onderzoek uit Nederland stelt men vast dat mannen en vrouwen evenveel geestelijke gezondheidsproblemen hebben, maar dat het om andere problemen gaat. Zo blijken mannen meer middelenstoornissen of verslavingsproblematieken te vertonen, hoewel ander onderzoek aangeeft dat er ook hier sprake is van gender bias op vlak van de diagnostiek van gezondheidsproblemen.
Bovenstaande cijfers bevestigen dat iedereen - ongeacht sekse of genderidentiteit - mentale welzijnsproblemen kan ervaren. Het is dan ook belangrijk om het (mentale) welzijn van jongens en mannen uit de taboesfeer te krijgen en openlijk te bespreken.
In het algemeen gaat er in onze samenleving een stigma gepaard met geestelijke gezondheidsproblemen. Veel mensen komen er niet graag voor uit dat ze worstelen met psychische problemen. Dominante ideeën over mannelijkheid zorgen ervoor dat dit extra aanwezig is omtrent het (mentale) welzijn van jongens en mannen. Traditionele opvattingen over mannelijkheid ontmoedigen namelijk het uiten van bepaalde emoties zoals verdriet, angst en schaamte omdat ze niet bij het traditionele idee van mannelijkheid passen.
In het artikel Masculine Identity and Restrictive Emotionionality geeft Jeroen Jansz aan dat ideeën rond mannelijkheid gepaard gaan met vier kenmerken: autonomie, prestatie, agressie en stoïcisme. Het zijn deze opvattingen over mannelijkheid die het hardnekkige idee in stand houden dat het delen van emoties niet rijmt met mannelijkheid, maar wel met het idee van autonomie (sterk en zelfredzaam zijn) en stoïcisme (het niet openlijk delen van gevoelens). Het delen van emoties wordt beschouwd als ‘zwak’ en ‘kwetsbaar’, wat haaks staat op stereotypes rond mannelijkheid.
De combinatie van deze ideeën over mannelijkheid bepaalt mee hoe jongens en mannen emoties beleven en omgaan met emoties.
Opvattingen over mannelijkheid en emoties worden - vaak onbewust - van jongs af aan aangeleerd door zowel opvoeders, school, (sociale) media als vrienden. Zo benadrukken ouders en opvoeders vaker onbewust bij dochters verdriet en angst bij het vertellen van verhalen en het delen van herinneringen. Boosheid wordt eerder benadrukt bij zonen. Kinderen krijgen niet enkel aangeleerd welke emoties meer bij hen passen, maar leren ook om op een andere manier om te gaan met bepaalde emoties. Zo blijkt dat dochters vaker dan zonen getroost worden door een knuffel enerzijds, en vaker aangemoedigd worden om te praten over emoties anderzijds. Jongens krijgen bovendien vaker de boodschap dat ze emoties in het algemeen, en zeker bepaalde emoties die niet binnen traditionele opvattingen van mannelijkheid passen - zoals verdriet - "onder controle" moeten houden. Ze worden geconfronteerd met uitspraken als "jongens wenen niet" en "ver-man je". Meisjes worden daarentegen aangemoedigd om verschillende emoties te uiten en opvoeders gebruiken een meer gevarieerd taalgebruik om emoties te beschrijven in gesprekken met meisjes.
Niet enkel via opvoeders, maar zeker ook via sociale media en vriendschappen, krijgen kinderen de boodschap dat ze zich conform genderstereotiepe verwachtingen moeten gedragen om geaccepteerd te worden.
Op deze manier wordt emotionele geletterdheid meer ontwikkeld bij meisjes: ze krijgen meer leerkansen in het herkennen, erkennen, benoemen en uiten van emoties. Dit zorgt mee voor genderverschillen in het beleven van emoties, welke emoties al dan niet geuit worden, en hoe men omgaat met de eigen emoties, wat zich uit in het meer voorkomen van restrictieve emotionaliteit bij jongens en mannen.
Onderzoek toont aan dat jongens en mannen vaker dan vrouwen een restrictieve emotionaliteit vertonen. Restrictieve emotionaliteit wordt door de American Psychological Association (APA) beschreven als ongemak bij het uiten en ervaren van kwetsbare emoties. In andere woorden: mannen ervaren vaker moeilijkheden bij het (h)erkennen en benoemen van emoties, verbergen of onderdrukken vaker emoties die niet passen binnen het idee van mannelijkheid en zijn meer terughoudend in het delen van emoties met anderen. Ze vertonen daarenboven ook andere coping mechanismes: ze gebruiken vaker sport als uitlaatklep, werken vaker dwangmatig, gebruiken vaker alcohol en drugs, en vertonen vaker risicovol en gewelddadig gedrag.
Restrictieve emotionaliteit heeft een belangrijke invloed op hoe men uitdagende levensfases beleeft. Zo toont onderzoek aan dat een hogere emotionele restrictiviteit gepaard gaat met meer depressieve gevoelens in het omgaan met kanker.
Deze aangeleerde verschillen in emotiebeleving, -expressie en -regulatie houden vervolgens hardnekkige genderstereotiepe opvattingen - die emotionaliteit linken aan vrouwelijkheid en rationaliteit aan mannelijkheid - verder in stand.
Ideeën rond mannelijkheid beïnvloeden ook hoe vriendschappen zich ontwikkelen. Jongens en mannen bouwen vaker vriendschapsrelaties op rond gezamelijke en vaak fysieke activiteiten. Persoonlijke gesprekken, zoals over (mentaal) welzijn en emoties, zijn vaker beperkt in vriendschappen tussen jongens en mannen onderling. Onderzoek toont echter aan dat dit beeld te eenzijdig is: hoewel de meerderheid van de mannen aangeeft niet te praten over emoties in vriendschappen - en meer specifiek vriendschappen met mannen - zijn er ook mannen die andere strategieën hanteren. Volgens McKenzie en collega’s zijn er vier verschillende patronen: zij die geen persoonlijke gesprekken voeren, zij die dit enkel doen met niet-mannelijke vrienden, zij die dit probeerden te doen met mannelijke vrienden maar moeilijkheden ervaarden, en zij die dit wel actief doen met mannelijke vrienden.
De strategie om voornamelijk met niet-mannelijke vrienden persoonlijke gesprekken te voeren, is een manier om te voldoen aan de ideeën rond mannelijkheid, maar blijkt niet zonder gevolgen:
Een sociaal netwerk en steun is belangrijk in het omgaan met welzijnsproblemen omdat dit mensen kan helpen en steunen doorheen moeilijke tijden. Doordat mannen vaker emoties op zichzelf beleven en minder steun of hulp vragen zijn ze meer vatbaar voor gevoelens van isolatie. Daardoor grijpen ze sneller naar destructieve coping mechanismes, zoals verslavingen, risicovol gedrag en suïcide.
Verschillende studies tonen aan dat mannen tevens drempels ervaren bij het zoeken naar professionele hulp. Hulp zoeken zou immers niet passen binnen de traditionele opvattingen rond mannelijkheid Daardoor komen mannen soms te laat of zelfs niet in de hulpverlening terecht, een probleem dat ook aangehaald wordt door de American Psychological Association (APA).
Eerder dit jaar lanceerde het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie daarom de campagne 'Kom uit je kop' om mannen en hun omgeving aan te moedigen om te praten over (mentaal) welzijn en de stap naar professionele hulpverlening te zetten. Deze campagne maakt onder andere gebruik van getuigenissen van mannen om andere mannen aan te moedigen ook de stap te zetten.
Daarnaast is er ook sprake van gender bias in de gezondheidszorg en hulpverlening: studies tonen aan dat mannen minder vaak gediagnosticeerd worden met internaliserende problemen - zoals bijvoorbeeld depressie - en daarentegen vaker gediagnosticeerd worden met externaliserende problemen zoals gedragsstoornissen en middelengebruik. Volgens APA is dit omdat internaliserende problemen tegen genderopvattingen ingaan, terwijl externaliserende problemen net in lijn liggen met ideeën rond mannelijkheid. De psychologenvereniging geeft dan ook aan dat het belangrijk is om bewust te zijn van genderopvattingen als hulpverlener, en ontwikkelde richtlijnen rond de psychologische begeleiding van jongens en mannen. Deze gender bias verklaart mogelijk ook de onderdiagnosticering door professionals én onderraportering door mannen van internaliserende problemen bij mannen.
Ideeën rond mannelijkheid beïnvloeden kortom in grote mate hoe mannen emoties beleven. Deze ideeën beperken mannen op dit moment in het volledig uiten van hun emoties, en zorgen voor isolatie, (zelf)destructieve manieren van omgaan met emoties, en (te) laat steun en psychologische hulpverlening zoeken. Daarnaast is er ook sprake van een gender bias in de gezondheidszorg die mannen foutief of gegenderd diagnosticeert. Het openbreken van ideeën rond mannelijkheid, het toelaten van emotionele openheid en kwetsbaarheid en het verbeteren van geestelijke gezondheidszorg voor mannen zijn dan ook belangrijk in het ondersteunen van het (mentale) welzijn van jongens en mannen.
Bron hoofdafbeelding: Finn via Unsplash
Bron banner: Vince Fleming via Unsplash