RoSa vzw scant dagelijks het Belgische en internationale nieuws op relevante berichtgeving rond gender en feminisme. In deze wekelijkse nieuwsbrief gaan we dieper in op één veelbesproken thema uit de actualiteit. Deze week zetten we genderongelijkheid in de wetenschap en in de academische wereld centraal.
Gepubliceerd op 22/02/2019
Op 11 februari lanceerde de Jonge Academie, een interdisciplinaire en interuniversitaire ontmoetingsplaats van jonge toponderzoekers en -kunstenaars in Vlaanderen, de campagne ‘Wetenschap = m+v+x’ om aandacht te vragen voor de onbewuste vooroordelen over gender in de wetenschap en academia. 11 Februari is het namelijk de internationale dag van vrouwen en meisjes in de wetenschap. Met deze dag wil de VN de aandacht vestigen op het te lage aantal vrouwen in de wetenschap. Wereldwijd zijn minder dan 30% van de wetenschappelijke onderzoekers vrouwen. De campagne ‘Wetenschap = m+v+x’ leidde ertoe dat ook genderquota opnieuw ter sprake kwamen. De Jonge Academie kwam bovendien met een eerste set tools om genderongelijkheid in de wetenschap en academia sneller weg te werken.
Volgens de VN zijn zowel wetenschappelijke vooruitgang als gendergelijkheid levensnoodzakelijk voor een duurzame, leefbare toekomst op onze planeet. Gendergelijkheid maakt daarom intrinsiek deel uit van de VN Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen voor 2030. Maar gegevens van de Unesco Institute for Statistics (UIS) tonen aan dat er nog een lange weg af te leggen is. Wereldwijd zijn bijvoorbeeld minder dan 30% van de onderzoekers vrouwen. Om dit probleem aan te pakken ontwikkelt UNESCO met de steun van de Zweedse overheid momenteel een nieuwe set onderzoeksmethoden. Deze methoden moeten niet alleen leiden tot betere kwantitatieve gegevens over ongelijkheid maar ook helpen bij het opsporen van sociale en educatieve factoren die vrouwen ervan weerhouden een carrière in de wetenschap uit te bouwen.
Meer gedetailleerde informatie over de situatie in de Europese Unie wordt onder de noemer ‘She Figures’ (2015) gepubliceerd door de Europese Commissie. Dit onderzoek kijkt niet alleen naar het exacte aantal vrouwelijke doctoraatsstudenten, onderzoekers en academisch personeel maar werpt ook een blik op de verschillende ervaringen van mannen en vrouwen die werken binnen de wetenschappen. Hoeveel verdienen ze? Hoe gemakkelijk hebben ze toegang tot onderzoeksfondsen? En, wat vinden ze van hun werkomstandigheden? Tenslotte kijkt het onderzoek ook naar de representatie van vrouwelijke onderzoekers in wetenschappelijke publicaties.
Uit het onderzoek bleek dat er in de 28 EU-lidstaten 33% van alle onderzoekers vrouw is. Dat cijfer verschilt uiteraard van land tot land en van vakgebied tot vakgebied. De algemene tendens is wel dat er steeds meer vrouwen verder studeren en doctoreren. Van zij die een hoger diploma halen is 59% vrouw. Bij de hoogste functies binnen de academische wereld zijn er in de EU daarentegen maar gemiddeld 21% vrouwen te vinden. Blijkbaar schort er dus het één en ander aan de doorstromingen van vrouwen naar de hogere academische posities. Dit is wat de leaky pipeline of de lekkende pijplijn genoemd wordt: er zijn in totaal meer vrouwelijke afgestudeerden en ook binnen de ‘beginnersposities’ in de onderzoekswereld zijn er steeds meer vrouwen. Maar hoe hogerop de ladder je kijkt, hoe minder vrouwen er overblijven.
Naast een gebrekkige doorstroming van vrouwen is er ook een probleem met de spreiding van vrouwen en mannen over de verschillende vakgebieden. Zo zijn er in België nog steeds veel meer mannelijke doctorandi in de ingenieurswetenschappen dan vrouwelijke en ligt het aandeel vrouwelijke doctorandi bij de gezondheids- en welzijnswetenschappen heel hoog. Maar liefst 25% van alle vrouwelijke doctorandi in België doet onderzoek binnen dat vakgebied.
De UIS publiceert jaarlijks een factsheet over het aantal vrouwen in de wetenschap zowel wereldwijd als per regio en per land. Daaruit blijkt dat regio’s als Centraal Azië (48,1 % vrouwen) en Latijns-Amerika en de Caraïben (45,4%) het een stuk beter doen dan Noord-Amerika en West-Europa (32,3%) als het op het aantal vrouwelijke wetenschappers aankomt.
Het She-Figures-rapport van de EU (2015) haalt een aantal welbekende oorzaken aan voor dit fenomeen. Zo wordt stilgestaan bij het feit dat vrouwen vaker hun carrière al dan niet tijdelijk op een lager pitje zetten om in te staan voor de zorg voor hun kinderen. Daarnaast is het ook zo dat deeltijds werken weinig voorkomt in de academische wereld, en als het al mogelijk is om parttime te werken, het vaker vrouwen zijn die hiervoor opteren. Bij mannen is het dan ook een stuk minder sociaal aanvaard dat ze deeltijds werken. Aspecten als deze kunnen een nadelig effect hebben op de verdere verloop van een eventuele academische carrière. Vrouwen zouden in de EU ook vaker in precaire omstandigheden werken binnen de wetenschap dan mannen. Zo krijgen vrouwen vaker tijdelijke, deeltijdse en korte arbeidscontracten binnen een lagere, assisterende functie.
Vrouwen worden ook vaker benadeeld door onbewuste vooroordelen die we hebben op basis van iemands geslacht. Stereotypen over mannen en vrouwen worden dan onbewust geprojecteerd op een persoon. Mensen worden zo al op voorhand in vakjes ingedeeld. Dit leren we al van jongs af aan. Vorige week lanceerde de Jonge Academie, de campagne ‘Wetenschap = m+v+x’ om aandacht te vragen voor deze onbewuste vooroordelen over gender in de wetenschap en de negatieve impact van die vooroordelen op de genderdiversiteit binnen de wetenschappelijke wereld. Maar wat zijn de gevolgen van zo’n impliciete vooroordelen?
Alledaagse versies van impliciete vooroordelen, zoals steevast aan vrouwen vragen hoe ze denken hun gezin en job te combineren of opmerkingen geven over hun uiterlijk, leiden er toe dat vrouwen het gevoel kunnen krijgen dat ze niet echt thuishoren binnen de wereld van het wetenschappelijk onderzoek. Maar er zijn ook gendergerelateerde vooroordelen die onbewust leiden tot een negatievere beoordeling van het werk van vrouwen. Het clichébeeld van een onderzoeker of een professor is nu eenmaal nog steeds dat van een man. Vrouwen worden daardoor onbewust als minder sterke onderzoekers geëvalueerd. Hun werk wordt als minder goed beschouwd, ze worden minder gevraagd als sprekers tijdens congressen, ze hebben minder kans op het verkrijgen van beurzen en vrouwelijke docenten worden zelfs negatiever beoordeeld door de studenten. Dat dit wel degelijk te maken heeft met - vaak impliciete - vooroordelen is al vaak aangetoond door onderzoek. Een voorbeeld:
Al sinds 2013 heeft de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) een actieplan om meer gendergelijkheid te bekomen aan de Vlaamse Universiteiten. In dit actieplan staat onder meer dat er een duidelijk engagement van de universiteiten nodig is. Dit onder meer door het inbedden van concrete doelstellingen in alle structuren en onderdelen van de universiteiten. De voorbije jaren valt er al een concrete vooruitgang op te tekenen bij het zelfstandig academisch personeel (ZAP) in Vlaanderen. In 2000 waren er zo’n 20% vrouwelijke ZAP'ers, in 2017 was dat aantal gestegen tot 26%. Maar dit kan en moet beter, meent de Jonge Academie, want aan dit tempo duurt het nog tot 2050 voor er gendergelijkheid bereikt wordt. Daarom overleggen zij de komende maanden met de VLIR om aan een nieuw actieplan te werken.
Op de website van de campagne kan je nu al een toolbox vinden met een aantal basisstappen om implicit bias, onbewuste vooroordelen tegen te gaan en te werken aan wat zij omschrijven als ‘een meer gendergelijke wetenschap’. De toolbox helpt zich bewust te worden van het bestaan van zo’n onbewuste vooroordelen, en van de eigen bestaande vooroordelen, maar helpt ook anderen tot dit inzicht te brengen. Er worden ook handvaten aangeboden hoe het beter kan. Een suggestie om vrouwen bijvoorbeeld zichtbaarder te maken is hen vaker op congressen uitnodigen. In de toolbox staat ook dat vrouwen zelf meer moeten durven opkomen voor hun talent. Tenslotte is ook een gezonde(re) balans creëren tussen het privé- en professionele leven van vitaal belang.
Eind 2018 voerde France Cordova, hoofd van de United States National Science Foundation (NSF) een nieuwe voorwaarde in om recht te hebben op financiële steun van het overheidsagentschap voor je onderzoek: instellingen die geld krijgen van het NSF voor hun onderzoek moeten nu verplicht het agentschap inlichten over ongewenst seksueel gedrag door wetenschappers die betrokken zijn bij het onderzoek. Als jonge wetenschapper heeft Cordova, die nu 71 is, immers zelf ook te maken gehad met ongewenst seksueel gedrag. Indertijd dacht ze dat het vanzelf wel beter zou worden voor jongere generaties. Intussen heeft Cordova echter genoeg van de vele verhalen over ongewenst gedrag die ze nog steeds te horen krijgt van jongere vrouwelijke wetenschappers. Dat tegenwoordig nog steeds slechts 30% van de academici met de hoogste graad in de VS vrouwen zijn, toont voor haar bovendien alleen maar aan dat er structureel nog niet veel veranderd is sinds zij een beginnende wetenschapper was. Cori Bargmann, een neurobiologe die een project van 3 miljard dollar overziet, verwoordt het als volgt:
In een interview in De Morgen heeft Caroline Pauwels het over het invoeren van genderquota in de academische wereld. Pauwels, momenteel de enige vrouwelijke rector van een Vlaamse Universiteit, weet dat quota niet populair zijn. Maar ze vindt dat het toch tijd wordt voor meer dwingendere maatregelen om gendergelijkheid te bereiken.
Genderquota zijn controversieel binnen de academische wereld omdat velen menen dat het ingaat tegen de kernwaarden van objectiviteit en meritocratie: het idee dat je krijgt wat je verdient en dus dat zij die het verst raken dat doen omdat ze beter en harder werken. Doctoraal onderzoeker Jolien Voorspoels onderzocht in DiGeSt (2018) wie zich het meeste verzet tegen genderquota aan de Belgische universiteiten. Dat blijken vaker mannen te zijn, net als individuen die niet binnen de sociale en humane wetenschappen werken. Ook wie zich minder bewust is van genderongelijkheid zal, volgens Voorspoels, quota minder steunen. Slechts een minderheid is voor quota en de voorstanders zijn vaak vrouwen die reeds rond gender en diversiteit werkten. Ander onderzoek toont bovendien aan dat er vooroordelen bestaan tegenover onderzoek over vooroordelen over gender. Onderzoeken die genderongelijkheid aantonen, of die vertrekken vanuit een feministische invalshoek, zullen over het algemeen negatiever beoordeeld worden. Er is dus nog werk aan de winkel om tot meer gendergelijkheid te komen binnen de wetenschappelijke en academische wereld.