In 1999 besloten de Verenigde Naties een dag te wijden aan de strijd tegen geweld op vrouwen. Dit om wereldwijd aandacht te vragen voor deze mondiale, chronische en systemische problematiek. Sinds 2000 staat 25 november jaarlijks in het teken van de Internationale Dag Tegen Geweld op Vrouwen, en die dag blijft - jammer genoeg - tot vandaag uiterst relevant.
Wereldwijd worden miljoenen meisjes en vrouwen het slachtoffer van geweld enkel en alleen omdat ze vrouw zijn. Gendergerelateerd geweld kent geen grenzen en doet zich voor in elke gemeenschap, in elk milieu, waar ook ter wereld. Ook is het een probleem van alle tijden, waar vrouwen zich sinds mensenheugenis tegen verzet hebben.
Vrouwen zijn immers de voornaamste (hoewel zeker niet de enige) slachtoffers van gendergerelateerd geweld.
De strijd tegen geweld begint tijdens de tweede feministische golf collectieve en grensoverschrijdende vormen aan te nemen. Dat de problematiek systemisch is, wordt duidelijk tijdens de feministische praatgroepen van die tijd: in de vele individuele verhalen van vrouwen toont zich een rode draad, en wordt duidelijk dat het persoonlijke politiek is. Daarom worden er eind jaren zeventig ook de eerste vluchthuizen opgericht.
Verkrachting specifiek wordt een belangrijk thema in de feministische beweging van de jaren zeventig. Zo is verkrachting binnen het huwelijk in die tijd niet eens strafbaar. Hier komt in 1979 stilaan verandering in: hoewel de man nog steeds ‘recht’ had op seks binnen het huwelijk, stond de Belgische wetgever hem niet langer toe om dit recht met geweld op te eisen. Pas tien jaar later, in 1989, wordt de definitie van verkrachting verruimd, waardoor echtelijke verkrachting wordt gelijkgesteld en strafbaar wordt.
Dat de strijd daarmee niet gestreden is, zal enkele jaren later voor het hele land duidelijk worden: de zaak-Dutroux, die vandaag weer onder de aandacht wordt gebracht in controversiële documentaires, brengt in 1996 meer dan 300.000 betogers op de been tijdens de historische Witte Mars in Brussel. Het hele land is niet alleen gechoqueerd door de onmenselijke feiten die gepleegd werden door België’s meest gekende maar allerminst enige serieverkrachter, ook is er een enorme verontwaardiging over de blunders in het onderzoek.
Het herinnert ons aan de Stille Mars die Punt vzw in mei 2019 organiseerde om een nog steeds falend beleid aan de kaak te stellen naar aanleiding van het dodelijke seksuele geweld van serieverkrachter Steve Bakelmans waaraan Julie Van Espen het leven liet. Nog maar enkele weken geleden, in oktober 2021, werd er opnieuw en meermaals betoogd in Elsene, naar aanleiding van een reeks verkrachtingen in Brusselse studentencafés en de zwijgcultuur rond seksueel geweld.
Het zijn slechts enkele van de meer gemediatiseerde zaken, en daarmee nog maar een fractie van het aantal gekende zaken, om nog maar te zwijgen van het feitelijke aantal slachtoffers van seksueel geweld.
Recentelijk zijn er ook heel wat manifestaties geweest in Gent om het structurele niveau van seksueel grensoverschrijdend gedrag, specifiek in de uitgaansbuurt aan de Overpoort, aan de kaak te stellen en de zwijgcultuur rond de thematiek te doorbreken. Ook het dominante discours wordt aangeklaagd in de protesten. Slut shaming en victim blaming zijn nog steeds schering en inslag. Onder de hashtag #IkGeloofU werden steunbetuigingen naar slachtoffers en overlevers gepost op sociale media. Verschillende activisten merken bovendien op dat rape culture - deze cultuur van stilzwijgen en de facto gedoging van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld - standhoudt zolang slachtoffers argwanender en achterdochtiger bekeken worden dan daders.
Cijfers uit een grootschalige studie van 2021 naar seksueel grensoverschrijdend gedrag en geweld in ons land, waarbij zo’n 5.000 personen bevraagd werden, wijzen uit dat tweederde van de Belgische bevolking er ooit mee te maken kreeg. Het gaat om 81% van de vrouwen en 48% van de mannen.
De overgrote meerderheid van de slachtoffers van seksueel geweld zijn vrouwen, maar ook 1 op de 5 mannen kreeg al te maken met fysiek seksueel geweld.
Bovendien zijn er niet alleen opmerkelijke genderverschillen, maar spelen ook andere identiteitsfactoren een rol. Zo wijst een grootschalige studie van UN-MENAMAIS uit dat LHBTQIA+ personen kwetsbaarder zijn voor seksueel grensoverschrijdend gedrag: vier van de vijf personen die zich als LHBTQIA+ identificeren werd ooit slachtoffer. Volgens een studie van de UGent worden onder holebi jongeren 1 op de 5 jongens en 2 op de 5 meisjes geconfronteerd met seksueel grensoverschrijdend gedrag voor de leeftijd van 18 jaar. Na de leeftijd van 18 jaar geeft 1 op de 10 mannen en 1 op de 5 vrouwen aan seksueel grensoverschrijdend gedrag te hebben meegemaakt. De prevalentie onder trans personen is nog hoger: 60% heeft wel eens te maken gehad met ongewenste opmerkingen en aanrakingen.
Ongeveer 1 op de 5 trans vrouwen heeft seksueel geweld meegemaakt. Dat geldt ook voor 1 op de 3 trans mannen.
In België zijn er per dag zo'n drieëndertig meldingen van seksueel geweld, waarvan 9 meldingen van (groeps)verkrachting bij de federale politie. 20% van de vrouwen en 14% van de mannen in België werd ooit verkracht, zo blijkt uit een enquête van Amnesty International uit 2020. Volgens Sensoa waren er in 2020 er 3.153 meldingen van verkrachting, zonder pogingen mee te tellen.
Het is echter zeer moeilijk om de reële grootte van deze problematiek in te schatten. Zo schat men dat zowat 90% van de gevallen van seksueel geweld niet wordt aangegeven en dus ongeweten blijft – het zogezegde dark number. Bovendien zoeken slachtoffers of getuigen van seksueel geweld zelden hulp. De cijfers van zowel politie als hulpverlening zijn dan ook ontoereikend.
Seksueel geweld blijft daarmee voor een groot deel ongezien, ongemeten en onbestraft.
Het valt op dat het beleid vooral focust op dat laatste aspect van bestraffing in plaats van de oorzaken van de onderrapportering, of nog fundamenteler: op de oorzaken van dit systemische seksuele geweld. Dat bestraffing primeert op preventie wordt in de hand gewerkt door de manier waarop de media berichten over seksueel geweld.
Onder meer naar aanleiding van de moord op Julie Van Espen in 2019 gingen er stemmen op die wijzen op het feit dat er steevast meer media-aandacht is wanneer een wit meisje of jonge vrouw uit de middenklasse het slachtoffer is. Dat geldt overigens voor alle vormen van geweld. Denk ook aan de zaak-Madeleine McCann die al veertien jaar heel Europa in de ban houdt of de recente zaak rond van de Amerikaanse Gabby Petito die vermoord werd door haar partner, een zaak die tot over de oceaan heisa veroorzaakte. Deze focus op individuele zaken van misbruik, en bovendien enkel wanneer het een selectieve groep vrouwen treft, maakt dat andere slachtoffers – vrouwen van kleur, mannen, non binaire en trans personen – onderbelicht blijven; zo wordt gesteld. Daarnaast individualiseert en depolitiseert deze beperkte focus een problematiek die duidelijk systemisch is. Structurele oorzaken blijven zo buiten schot, wat ertoe kan leiden dat het beleid eerder reactief en bestraffend is ten opzichte van de uitzonderlijk veroordeelde daders, dan wel proactief en preventief sensibiliserend om slachtoffers te voorkomen.
Door een handjevol daders te aanzien als gewelddadige uitzonderingen miskennen we de grootschaligheid van seksueel geweld en ontkennen we de impact van onze cultuur die (vrouwen)lichamen objectiveert, seksualiseert en commodificeert.
Nog een laatste belangrijke vaststelling is dat de dader van seksueel geweld - in tegenstelling tot het stereotiepe beeld van een oudere man die uit de bossen springt langs slecht verlichte fietspaden - het vaakst de (ex-)partner of een vriend.in is. Er is dus nood aan sensibilisering en educatie over wederzijds respect en instemming om een gezonde persoonlijke, relationele en seksuele ontwikkeling te bevorderen en seksueel geweld te voorkomen (in plaats van te bestraffen).
Ook huiselijk geweld is zo’n thematiek die al in de jaren zeventig prominent op de feministische agenda stond, en vandaag nog steeds een noodzakelijke prioriteit is. De statistieken van de afgelopen twee jaar stemmen allerminst hoopvol. De cijfers van intrafamiliaal geweld waren alarmerend hoog tijdens de coronacrisis. Keer op keer tonen studies aan dat lockdowns verontrustende pieken veroorzaken in huiselijk geweld. Terwijl de overheid een noodzakelijk beleid van social distancing en lockdowns invoert om het virus in te dammen, worden personen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld de facto opgesloten met de geweldpleger. Uit een rapport van de UGent bleek dat één op vijf mensen in België het slachtoffer werd van huiselijk geweld gedurende de eerste lockdown periode.
Het probleem van huiselijk geweld is nog steeds taboe. In ons land wordt er gemiddeld pas na vierendertig gevallen van huiselijk geweld aangifte gedaan.
Dat betekent dat slachtoffers vaak twee jaar in een gewelddadige relatie zitten vooraleer ze hulp zoeken. Een op de zeven gezinnen heeft met familiaal geweld te maken. In vier op de vijf gevallen worden ook kinderen blootgesteld aan geweld en in drie van de vijf gevallen zijn zij zelf ook slachtoffer.
Slachtoffers van huiselijk geweld zijn er in alle leeftijden en in alle milieus, en ook van alle genders. Het is belangrijk om los te komen van het stereotiepe beeld van mannelijke daders en vrouwelijke slachtoffers. Enerzijds wijst dit op een schadelijke heteronormatieve blik op relaties én op geweld: ook homoseksuele relaties, ongeacht het gender van de partners, kunnen gewelddadig zijn. Bovendien leidt dit stereotype ertoe dat teveel vrouwelijke daders buiten schot blijven terwijl hun slachtoffers (man of vrouw) in de kou blijven staan.
Vanwege maatschappelijke normen rond mannelijkheid is het voor mannen nog moeilijker om zich uit te spreken over huiselijk geweld.
Dit terwijl internationale studies suggereren dat tot 20% van de mannen slachtoffer wordt van partner- of huiselijk geweld. Ook wijzen studies steevast uit dat mannelijke slachtoffers minder snel iemand in vertrouwen nemen over de feiten, zowel iemand uit de dichte kring als professionele hulpverlening. Het dark number is bij mannen dan ook nog groter bij mannen omwille van het taboe dat mannelijkheidsnormen in stond houden in verband met slachtofferschap. Bovendien is er nog te weinig aandacht voor het feit dat mannen binnen partnerrelaties vaker het slachtoffer worden van psychisch geweld.
Toch moet het gezegd: het zijn vooral vrouwen en kinderen die het slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Ondanks de jammerlijk gangbare adviezen om als vrouw ’s avonds niet alleen over straat te lopen, moeten we onderstrepen dat een vrouw thuis nog altijd het meeste gevaar loopt.
Partnergeweld kan bovendien leiden tot de dood. De meeste vrouwenmoorden oftewel femicides gebeuren in het verlengde van een negatieve spiraal van partnergeweld. De dader is vaak de partner of de ex-partner van het slachtoffer. Slechts een minderheid van de vrouwenmoorden speelt zich af buiten de gezinscontext. In twee derde van de gevallen die tot moord hebben geleid, was het geweld al bekend bij de autoriteiten, buren of kennissen.
Dit wijst op de urgente nood aan een breed gedragen, proactieve en preventieve bestrijding van partnergeweld en gendergerelateerd geweld in het algemeen. Hiervoor moeten nog meer in te zetten op educatie. Er is meer nood aan sensibilisering en preventie om slachtoffers te voorkomen, meer nood aan slachtofferhulp én daderhulp, en tot slot ook meer nood aan monitoring en onderzoek. Op dat laatste vlak scoort België namelijk maar middelmatig. Internationale, onafhankelijke expertengroepen zoals GREVIO stellen al jaren dat geweld op vrouwen relatief onzichtbaar is in België. Zowel het beleid als het juridisch kader is genderblind.
Veel redenen dus om ook in 2021 recht te staan tegen het voortdurend geweld op vrouwen. Het platform Mirabel organiseert daarom ook dit jaar een nationale feministische manifestatie tegen geweld op vrouwen, deze zondag, 28 november 2021. Vanaf 12u vind je tal van sensibiliseringskraampjes aan de Kunstberg bij het Centraal Station in Brussel, waar de mars om 13u zal vertrekken.