hier komen promoties & acties

Abortus in Europa en Rusland

De afgelopen eeuw weet de feministische beweging in Europa heel wat vooruitgang te boeken op vlak van reproductieve rechten. Mede daardoor is abortus vandaag in vele Europese landen een recht. Tegelijkertijd is de laatste jaren een conservatieve backlash op te merken, ook in Europa, waardoor verworven rechten onder vuur komen te liggen en wetgeving in vele gevallen weer restrictiever wordt gemaakt. In dit subthema onderzoeken we hoe het gesteld is met abortuswetgeving in Europa door algemene tendensen en interessante ontwikkelingen van enkele exemplaire landen onder de loep te nemen.

In vrijwel alle Europese landen is abortus tot in de jaren 1960 bij wet verboden, met uitzondering van de Sovjet-Unie (vanaf 1920, behalve in de periode onder Stalin van 1936 tot 1955), enkele communistische Oost-Europese landen die destijds onder de invloedssfeer van de Sovjet-Unie vielen (zoals Polen vanaf 1932 tot 1993) en nazi-Duitsland, waar abortus vanaf 1935 deel uitmaakt van de eugenetische politiek om een ‘zuiver Germaans ras’ te vrijwaren. Geschiedenis leert ons dat abortuswetgeving fluctueert met de tijdsgeest en verworven reproductieve rechten nooit voorgoed gewonnen zijn. Zo gelden vandaag de striktste abortuswetten van Europa in precies die ex-communistische landen waar in de twintigste eeuw heel wat ongewenst zwangere personen uit West-Europa toevlucht zochten voor een abortus. Niet alleen politiek, maar ook religie blijkt een rol te spelen. Ook is het opvallend dat in kleinere Europese staten zoals San Marino, Liechtenstein en Malta zo goed als een totaalverbod op abortus geldt.

Onze buurlanden

Tot hoeveel weken zwangerschap een abortus is toegestaan, verschilt sterk van land tot land. Een overzicht van abortuswetgeving in Europa vind je hier en wereldwijd hier. Met een toegestane termijn van twaalf weken ligt de abortuswetgeving in België min of meer in lijn met het wettelijk kader van haar buurlanden Duitsland en Frankrijk. Zowel in Nederland als in Groot-Brittannië gelden dan weer ruimere termijnen en meer progressieve abortusrechten.

Duitsland

In Duitsland is abortus - net zoals in België - mogelijk tot twaalf weken zwangerschap. Een andere gelijkenis is de verplichte wachttermijn, die in Duitsland drie dagen bedraagt (zes dagen in België), en de voorwaarde dat de aanvrager van abortus een adviesgesprek aangaat om de keuze voor abortus door te praten. In Duitsland dient dit gesprek plaats te vinden in een erkend adviescentrum. Na afloop krijgt de aanvrager een certificaat dat nodig is om minstens drie dagen later een abortus te kunnen laten uitvoeren bij een gynaecoloog. Vanaf zestien jaar wordt een persoon voldoende matuur geacht om zelf te beslissen om de zwangerschap af te breken. Als de aanvrager veertien of vijftien jaar is, is die persoon afhankelijk van het oordeel van de arts; die bepaalt of de aanvrager matuur genoeg is om zelf de beslissing te nemen of dat ouderlijke toestemming nodig is. Aanvragers jongers dan veertien jaar hebben altijd ouderlijke toestemming nodig om een abortus te bekomen. Abortus na twaalf weken is toegestaan om een gevaar voor het leven, of het risico van ernstige schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van de zwangere persoon te voorkomen. Ook als de zwangerschap het gevolg is van een strafbaar feit zoals verkrachtig of incest, kan de zwangerschap nog na de twaalfde week worden afgebroken. Abortus is en blijft in Duitsland in principe verboden, maar wordt gedoogd indien de abortus voldoet aan de hierboven vermelde voorwaarden. De huidige abortuswetgeving in Duitsland doet daarmee denken aan het wettelijk kader in België vóór de symbolische wetswijziging van 2018

Tot 2022 blijft paragraaf 219a een pijnpunt in de Duitse abortuswetgeving. Die paragraaf wordt ook wel de naziparagraaf genoemd omdat die in 1933 door de nazi’s wordt ingevoerd in het kader van hun eugenetische politiek.

Langs de ene kant moedigen de eugenetica-wetten van nazi-Duitsland Arische vrouwen aan zoveel mogelijk kinderen te krijgen. Voor hen was abortus dus ten strengste verboden, tenzij de foetus misvormd, met een handicap of een genetische ziekte geboren zou worden - in dat geval is abortus volgens deze eugenetische gedachtegang zelfs wenselijk. Langs de andere kant wordt abortus - net zoals anticonceptie en sterilisatie - aangeraden, opgedrongen of zelfs verplicht indien de persoon of het koppel in kwestie joods is. Op deze manier wil het Nazistische regime een dominant ‘zuiver Arisch ras’ creëren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog worden anti-abortuswetten aangescherpt. Vanaf 1943 wordt abortus zelfs veroordeeld met de doodstraf. De omstreden paragraaf 219a die voortvloeit uit deze Nazi-eugenetische politiek en tot 2022 in het Duitse strafwetboek te lezen staat, houdt een ‘promotieverbod’ rond abortus in. Informatie verspreiden ‘in het openbaar’ omtrent abortus is daardoor strafrechtelijk te vervolgen. Het verbod leidt er in 2017 toe dat arts Kristina Hänel een boete van 6000 euro moet betalen omdat zij op haar website aangeeft abortussen uit te voeren. Hänel is niet de enige arts die dit meemaakt; jaarlijks worden 25 tot 30 artsen veroordeeld wegens overtredingen van paragraaf 219a met straffen die oplopen tot duizenden euro’s. Hänel beslist te protesteren en stapt zowel naar de pers als naar het gerecht. Ze gaat in beroep, maar in oktober 2018 oordeelt de rechter ook daar dat de straf rechtmatig is. De zaak-Hänel leidt tot heel wat commotie. Op politiek niveau pleiten sociaaldemocraten, ecologisten en liberalen - samen met heel wat maatschappelijke organisaties, feministen en artsen - voor de afschaffing van paragraaf 219a. Hun argument is niet alleen dat burgers recht hebben op correcte en toegankelijke informatie over abortus, ook willen ze artsen rechtszekerheid bieden en criminalisering van hun werk tegengaan. Christendemocraten verdedigen de paragraaf dan weer omdat deze “normalisering en commercialisering” van abortus tegengaat. In februari 2019 wordt een compromis goedgekeurd, waardoor artsen voortaan op hun website mogen vermelden dat ze abortussen uitvoeren, maar ze moeten voor meer informatie doorverwijzen naar ‘neutrale’ organisaties. Ook zal er op een overheidswebsite een lijst verschijnen van artsen en ziekenhuizen die abortus aanbieden. De omstreden paragraaf die ‘promotie’ rond abortus verbiedt, blijft echter behouden. Er wordt simpelweg een nieuwe wet toegevoegd die expliciet het recht op ‘informatie’ verankert. Hoewel de rechtszekerheid van artsen er met deze toevoeging alvast zekerder op is geworden, kan nog steeds aangevochten worden wat promotie en wat informatie is. 

In januari 2022 kondigt Minister van Justitie Marco Buschmann aan de controversiële paragraaf na negentig jaar af te schaffen. Dokters hoeven voortaan geen vervolging te vrezen wanneer ze patiënten informeren over abortus. Buschmann, die tot de liberaal-democratische FDP-partij behoort, verdedigt die beslissing door te stellen dat het niet logisch is dat er overal op het internet informatie over abortus te vinden is, maar dat precies die mensen die gekwalificeerd zijn om informatie te geven hiervoor vervolgd zouden worden. De beslissing wordt toegejuichd vanuit de medische wereld en de feministische beweging. 

Aanhoudende strijdpunten zijn het afschaffen van de verplichte counselling en abortus uit het strafrecht halen. Ook in Duitsland is en blijft abortus namelijk een misdrijf dat onder bepaalde voorwaarden wordt gedoogd; het is geen recht.

Frankrijk

Sinds 2022 is de termijn voor legale zwangerschapsafbreking in Frankrijk uitgebreid van twaalf weken (zoals in België en Duitsland) tot veertien weken. Het wetsvoorstel wordt door Minister van Volksgezondheid Olivier Véran (LREM) gevierd als “trouw aan de strijd voor de emancipatie van vrouwen”. Het wetsvoorstel wordt in 2020 vanuit de oppositie ingediend door Albane Gaillot, die niet lang daarvoor overstapte van de liberale LREM naar het groene kamp (EDS). Haar voorstel wordt goedgekeurd in de Nationale Vergadering met 135 stemmen voor, 47 tegen en 9 onthoudingen. Vooral de steun van de LREM-fractie in het parlement is opmerkelijk vermits president Emmanuel Macron, die zelf deel uitmaakt van deze partij, een uitgesproken tegenstander is van een liberalisering van abortuswetten. Opiniemakers merken op dat Macron met deze progressieve overwinning een links electoraat kan prikkelen om bij de nakende presidentsverkiezingen voor hem te stemmen. Eind april wint Macron het effectief van de extreemrechtse Marine Le Pen van het voormalige Front National. 

Abortus is in Frankrijk sinds 1939 toegestaan indien het leven van de zwangere persoon in gevaar is. Tijdens de Duitse bezetting wordt abortus zwaarder bestraft dan voorheen. Marie-Louise Giraud, een Franse engeltjesmaker, is in 1943 de laatste persoon die geguillotineerd wordt omdat ze zo’n 27 abortussen zou hebben uitgevoerd. Na de Tweede Wereldoorlog verdwijnt de doodstraf voor abortus, maar wordt er nog steeds streng vervolgd. Vanaf 1967 trekken ongewenst zwangere personen uit Frankrijk in groten getale naar het Verenigd Koninkrijk voor een abortus, die daar in dat jaar gelegaliseerd wordt tot 28 weken zwangerschap. 

In 1975 is ook Frankrijk er klaar voor: met de Loi Veil - vernoemd naar politica Simone Veil, de drijvende kracht achter de wet en een gekend voorvechter van reproductieve rechten tijdens haar termijn als Minister van Volksgezondheid (1974-1979) - wordt abortus gelegaliseerd, hoewel maar tot tien weken zwangerschap. In 2001 wordt de toegestane termijn uitgebreid naar twaalf weken, en in 2022 tot veertien weken. Net zoals in België kan een minderjarige in Frankrijk zelfstandig kiezen voor abortus, en is er geen ouderlijke toestemming nodig. Wel moet een minderjarige vergezeld worden door een volwassene, maar die laatste moet geen ouder zijn noch is deze verplicht de ouders of derden te informeren. Tot 2015 geldt in Frankrijk een verplichte wachttermijn van vijf à zeven dagen tussen de aanvraag en de abortus zelf om “overhaaste beslissingen” te vermijden. Deze controversiële maatregel die in Frankrijk inmiddels op de schop ging, tot heugenis van feministen en heel wat medisch personeel, geldt in België nog steeds en is hier bepaald op zes dagen.

Nederland

In Nederland is abortus al sinds 1984 toegestaan tot het moment dat de vrucht buiten het lichaam zou kunnen overleven. In het strafrecht is die grens bepaald op 24 weken, hoewel artsen zich in de praktijk houden aan 22 weken, omdat een zwangerschap niet tot op twee weken nauwkeurig te bepalen is. Onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg & Jeugd (2021) wijst uit dat meer dan de helft van de zwangerschapsafbrekingen in Nederland (59%) gebeuren in de eerste acht weken. 84% wordt uitgevoerd in de eerste twaalf weken, en slechts 2,7% tussen de twintig en 23 weken. Vanwege haar liberale abortuswetgeving is Nederland voor tal van Europese landen een toevluchtsoord voor abortus: ieder jaar trekken een drieduizend buitenlanders naar Nederland voor een abortus, goed voor zo’n 10% van alle zwangerschapsafbrekingen die gemiddeld in Nederland uitgevoerd worden. In juni 2022 wordt de verplichte bedenktijd - die in België nog steeds geldt en fel bekritiseerd wordt - afgeschaft. Onderzoek toont aan dat die bedenktijd weinig tot geen invloed heeft op de keuze van de aanvragers: de maatregel dient met andere woorden haar vooropgestelde doel niet.Onder impuls van experts, waaronder de Wereldgezondheidsorganisatie, die dat dit een onnodige barrière vormt en daarmee de vrije toegang tot reproductieve rechten bemoeilijkt, wordt deze eerste wijziging aan de Nederlandse abortuswetgeving sinds de jaren 1980 goedgekeurd met een ruime meerderheid van 59 tegen zestien Kamerladen. 


Er is een lange weg afgelegd tot de zogenaamde ‘wafz’ die de regels rond abortus in Nederland vastlegt in 1981 in de Eerste Kamer met een nipte meerderheid wordt goedgekeurd en in 1984 in werking treedt. Sinds 1911 is abortus expliciet verboden in Nederland door de Zedelijkheidswet, die ook informatie over en het verspreiden van anticonceptie criminaliseert. Wie een abortus wil bekomen, trekt daarvoor dus naar de zogeheten ‘engeltjesmakers’. Deze amateur-aborteurs gebruiken gevaarlijke methoden zoals zeepsop, breinaalden en kledinghangers om de zwangerschap af te breken Er wordt geschat dat jaarlijks 20 à 30 mensen overlijden ten gevolge van onveilige abortussen in clandestiene milieus. Nog veel meer mensen lopen ernstige letsels en beperkingen op. Onder meer om deze reden stelt professor gynaecologie Gerrit Jan "Ted" Kloosterman in 1967 op televisie dat hij in sommige gevallen bereid zou zijn om een abortus uit te voeren. Het ontketent een ongeziene storm aan reacties van mensen die ongewenst zwanger zijn en hopen bij hem een veilige abortus te bekomen. Om aan de grote vraag tegemoet te komen richt Kloosterman een commissie op die eens of twee keer per week samenkomt om aanvragen te bespreken en collectief te oordelen over welke aanvragen gegrond zijn. Deze samenkomsten worden later herinnerd als ‘abortuslunchen’ en het duurt niet lang voor ook andere ziekenhuizen dergelijke commissies en overlegstructuren oprichten.

De tijdsgeest is er ook naar: in de revolutionaire sfeer van 1968 ontwaakt niet alleen een tweede feministische golf, maar klinkt de roep om een seksuele revolutie ook steeds luider. 


In de jaren 1970 organiseert onder meer de feministische actiegroep Wij Vrouwen Eisen demonstraties. Ook komt het collectief voor de dag met drie concrete eisen: de zwangere persoon beslist, abortus moet uit het wetboek van het strafrecht en in het ziekenfonds. Tot vandaag zijn geen van deze eisen ingewilligd. De strijd van de feministische beweging ten spijt is abortus in Nederland geen recht, maar is toegang tot medisch verantwoorde abortus mogelijk indien de aanvrager verklaart zich in een ‘noodsituatie’ te bevinden. Het stigma dat hiermee gepaard gaat, blijft een strijdpunt. 

Wanneer abortus in 1968 gelegaliseerd wordt in het Verenigd Koninkrijk, trekken tal van Nederlanders naar daar voor een noodoplossing. Verschillende medische experts willen abortus ook in Nederlandse ziekenhuizen aanbieden om hen deze kostelijke en tijdrovende tocht te besparen, en abortus daarmee te democratiseren. Het grootste strijdpunt is dan ook de ongelijkheid tegengaan tussen zij die een abortus kunnen betalen en zij die dat niet kunnen In 1970 dienen PvdA-kamerleden Jan Lamberts (een huisarts) en Hein Roethof een wetsvoorstel in om de strafbaarstelling van abortus te beperken, maar het christelijk en conservatief gestemde kabinet-de Jongh ligt dwars. Nadat een tweede wetsvoorstel van KVP-ministers Louis Stuyt en Dries van Agt het evenmin haalt, gaat in 1971 de eerste abortuskliniek - opgericht door Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking (Stimezo), in Nederland van start in Arnhem. Dit lokt het ontstaan van de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) uit. Deze anti-abortusgroep meent dat het menselijk leven vanaf de conceptie tot de natuurlijke dood beschermd moet worden, en dat ook het afbreken van het ongeboren leven moord is. In 1989 waait de Amerikaanse gewelddadige, anti-choice Rescue-beweging over tot in Europa, met een afdeling in Nederland die “Michaël, red het leven” zal gaan heten. Op 9 september 1989 dringen veertien actievoerders (waarvan sommige van de VS, Canada en Australië) de Bloemenhovekliniek binnen. Nadat twee activisten zich voordoen als patiënten, laten ze de anderen en heel wat kinderen binnen. Deze laatsten worden doorheen het ziekenhuis verspreid en opgedragen gebeden te reciteren. Ondertussen richten de activisten grootschalige vernielingen aan en intimideren ze patiënten met plastieken foetussen. Heel wat (dure) apparatuur en ook de lift wordt kapotgemaakt. Uiteindelijk moet de politie de activisten arresteren en worden de buitenlandse leden het land uitgezet. De patiënten krijgen noodzakelijke psychische nazorg en de kliniek wordt extra beveiligd.

Al snel volgen er andere infiltraties, blokkades, intimidatiecampagnes, brandstichtingen en zelfs bomaanslagen van ook andere anti-choice ‘pro-life’ groeperingen. In 1990 eist Stimezo een straatverbod van 250 meter rond een abortuskliniek in Rotterdam voor alle leden van Michaël, red het leven. Stimezo wint de zaak: er wordt geoordeeld dat de leden hun recht op vrije meningsuiting mogen beoefenen, maar dat vernieling, intimidatie en verstoring van de openbare orde niet kan worden getolereerd. 

De intimidatie door anti-abortus organisaties zet zich door in de eenentwintigste eeuw.

Ondanks steeds nieuwe regelgeving blijven organisaties als Schreeuw om Leven, de VBOK en Recht zonder Onderscheid patiënten aan abortusklinieken lastigvallen en intimideren. Tal van gemeente voeren bijkomende maatregelen en zelfs bufferzones in, maar het heeft niet gebaat. In 2019 komen het Humanistisch Verbond en de feministische organisatie De Bovengrondse daarom met een nieuw idee over de brug: ze zetten een buddysysteem op om personen die een afspraak hebben in een abortuskliniek daar naartoe te begeleiden. In een mum van tijd hebben al 3000 mensen zich geregistreerd als buddy. Uit een opiniepeiling van Omroep MAX blijkt dan ook dat de meerderheid in Nederland demonstraties aan abortusklinieken niet vindt kunnen.

Verenigd Koninkrijk

Ook in het Verenigd Koninkrijk geldt al lange tijd  een relatief liberale abortuswetgeving, met uitzondering van Noord-Ierland: dankzij de 1967 Abortion Act is abortus in Engeland, Schotland en Wales wettelijk toegestaan tot 24 weken, wanneer een foetus levensvatbaar zou zijn. Tot 1990 lag die termijn op 28 weken. In Noord-Ierland daarentegen is abortus nog maar sinds oktober 2019 gedecriminaliseerd, en blijft het recht een politieke splijtzwam. Decennialang is abortus er enkel toegestaan als het leven van de zwangere persoon in gevaar is of er sprake is van “een serieuze en permanente bedreiging van diens mentale en fysieke gezondheid”.

Tot 2019 is abortus in Noord-Ierland zelfs niet toegestaan wanneer de ongewenste zwangerschap het gevolg is van verkrachting of incest, of wanneer het kind niet zou overleven na de geboorte.

Dat laatste maakt Sarah Ewart mee in 2013. Ze zoekt toevlucht in Engeland en besluit in eigen naam een zaak aanhangig te maken aan de High Court om de abortuswetgeving in Noord-Ierland te versoepelen. Ewart wint de rechtszaak, wat het proces van decriminalisering in stroomversnelling brengt. In 2017 biedt de Britse overheid financiële steun aan mensen uit Noord-Ierland die naar Engeland reizen voor abortus. Ook cruciaal is het rapport dat de VN in 2018 uitbrengt, waarin staat dat Noord-Ierland structureel reproductieve rechten schendt door de toegang tot veilige abortus te beperken. De maatschappelijke druk neemt toe en in juli 2019 keurt het Britse parlement de wijziging goed die de abortuswetten in het hele Verenigd Koninkrijk moet stroomlijnen. Hiermee komt niet alleen een einde aan het zo goed als totale verbod op abortus in Noord-Ierland maar ook aan de levenslange gevangenisstraffen die de wet sinds 1861 voorschreef voor overtreders.

Elders in Europa

Hoe zit het met de abortuswetgeving in de rest van Europa? Hoewel abortus jarenlang uit het publieke debat verdwenen leek, ontstaat er de jongste jaren opnieuw een solidariteitsbeweging met een aantal Europese landen waar conservatieve regeringen de abortuswetgeving opnieuw hebben verstrengd of willen verstrengen.

In de meeste West-Europese landen is abortus onder bepaalde voorwaarden toegestaan. De meest restrictieve abortuswetgeving tot zelfs een totaalverbod vind je in kleine staten, zoals Vaticaanstad waar abortus totaal onwettig is. Ook in San Marino, Liechtenstein en Andorra zijn de mogelijkheden erg beperkt en is abortus in de meeste gevallen illegaal. Malta is het enige land in de Europese Unie dat abortus onder alle omstandigheden verbiedt, zelfs wanneer de zwangerschap het leven van de persoon in kwestie in gevaar brengt. Daarnaast hebben ook katholieke Europese landen, zoals Ierland, Hongarije en Polen, doorgaans een strengere abortuswetgeving. We werpen een blik op een aantal exemplaire landen: Ierland, Polen, Spanje en Italië.

Ierland: “Repeal the 8th”

Het katholieke Ierland heeft decennialang een van de strengste abortuswetten in Europa. De afgelopen jaren is er enorm veel commotie rond, en verzet tegen het achtste amendement van de Ierse grondwet dat in 1983 wordt ingevoerd. Dat amendement schrijft namelijk ‘gelijke rechten’ toe aan de zwangere persoon en de foetus zelf. Volgens dit amendement heeft de foetus dus evenveel recht op leven als de zwangere persoon, waardoor abortus bij wet verboden is, zelfs in geval van verkrachting of incest, of wanneer het kind geboren zou worden met een ernstige handicap. Abortus is binnen dit wettelijk kader enkel toegestaan als het leven van de zwangere persoon in gevaar is. Dat leidt tot bijkomende, en uiterst hoogdrempelige voorwaarden: een persoon die de zwangerschap wil afbreken zou bij maar liefst zeven medische experts moeten kunnen aantonen suïcidaal te zijn vooraleer abortus overwogen kan worden als mogelijke optie. Dat heel wat artsen in Ierland gekant zijn tegen abortus vanuit religieuze of morele bezwaren bemoeilijkt dit proces nog meer. Nog maar in 2013 tekenen meer dan honderd psychiaters een brief waarin ze verklaren tegen elke vorm van versoepeling van de abortuswetgeving te zijn.

Personen in Ierland die hun zwangerschap willen afbreken moesten tot voor kort hun toevlucht zoeken in Engeland, wat erg kostelijk is, of online (en illegaal) abortuspillen bestellen en daarmee een gevangenisstraf van meer dan tien jaar riskeren.

Er wordt geschat dat er per dag gemiddeld twaalf mensen van Ierland naar het buitenland reisden voor een legale en dus veilige abortus. De populairste bestemmingen waren Engeland, Wales en Nederland, waar abortus is toegestaan tot 24 weken zwangerschap. De restrictieve abortuswetgeving in Ierland discrimineert bovenal een grote groep mensen die niet over de middelen beschikken om naar het buitenland te reizen. Dat is slechts een van de redenen waarom de voorstanders van een liberalisering op steeds meer begrip kunnen rekenen. Wanneer abortus in heel de wereld weer hoog op de politieke agenda komt te staan en er ook in Noord-Ierland een slag gewonnen wordt, grijpen tal van vrouwenorganisaties in Ierland en hun medestanders het momentum aan om campagne te voeren onder het motto “Repeal the 8th” tegen het omstreden amendement dat abortus in zo goed als alle gevallen criminaliseert. Op 25 mei 2018 is het zover en houdt Ierland een referendum over het behouden of schrappen van het gecontesteerde amendement.

Met 66,4% voor een versoepeling van de abortuswetgeving wordt het achtste amendement van de Ierse grondwet geschrapt en is abortus sinds januari 2019 mogelijk tot twaalf weken zwangerschap.

Polen

Ook in Polen wordt er de laatste jaren heel wat strijd gevoerd omtrent abortus, hoewel de uitkomsten daar tot op heden minder positief zijn. Met een wetgeving die abortus enkel toestaat in geval van zwangerschap na incest of verkrachting (wat een openbaar aanklager moet bevestigen), of wanneer de zwangere in levensgevaar verkeert, heeft Polen een van de strengste abortuswetten in Europa. Dat is opmerkelijk, want lange tijd was Polen - onder de communistische invloedssfeer van de voormalige Sovjet-Unie - een van de meer permissieve landen op vlak van abortus: abortus is er lange tijd een recht voor wie in “moeilijke levensomstandigheden verkeert”. Die voorwaarde wordt afhankelijk van het politiek klimaat ruim of eng opgevat, en resulteert navenant ook in meer of minder ‘abortustoerisme’ vanuit andere landen met meer restrictieve wetgeving. Waar in de jaren 1950 deze voorwaarde eerder eng wordt ingevuld en abortus niet vlot toegankelijk is in Polen, verandert dit in de jaren 1960 en 1970. In die decennia is het dan ook niet ongebruikelijk dat personen uit andere landen naar Polen reizen voor een veilig en legale abortus. Sinds de val van het communistische regime in 1990 wordt de abortuswetgeving in Polen weer restrictiever: in 1993 wordt de ambivalent te interpreteren clausule uit de wetgeving geschrapt en is abortus voortaan enkel mogelijk in het geval van een ernstige bedreiging voor het leven of de gezondheid van de zwangere  of wanneer de foetus met een ernstige beperking geboren zou worden (wat in beide gevallen door minstens twee artsen moet worden onderschreven), of in het geval van zwangerschap ten gevolge van incest of verkrachting (wat dan weer door een openbaar aanklager moet worden bevestigd). In 1996 wordt de mogelijkheid om een zwangerschap te onderbreken op grond van “sociale redenen” opnieuw ingevoerd, maar deze wet wordt in 1997 alweer geschrapt.

Het afgelopen decennium is een conservatieve tendens op te merken in het katholieke Polen. In 2011 verzamelen zogenaamd ‘pro-life’ NGO’s een half miljoen handtekeningen voor een totaalverbod op abortus. De term ‘pro-life’ is wereldwijd een gekende benaming voor pro-abortus groeperingen en verwijst naar de verdediging van het (ongeboren) leven, kortom het leven van de foetus. Conservatieve partijen zoals de populaire Partij voor Gerechtigheid en Recht (PiS) en Polen Eerst zijn voor een dergelijk totaalverbod en dienen de afgelopen jaren verschillende wetsvoorstellen in. In de zomer van 2016 leidt een regressief wetsvoorstel dat niet alleen een totaalverbod wil invoeren, maar ook ‘verdachte’ miskramen wil onderzoeken tot een massabeweging die later gekend zal staan als het Zwarte Protest: in heel het land, zowel in de steden als op het platteland, komen tussen de 100.000 en 200.000 betogers op straat met zwarte paraplu’s en kleerhangers. Dit laatste symbool alludeert op de primitieve en gevaarlijke manier waarop ongewenst zwangeren in het verleden  probeerden hun zwangerschap af te breken. Drie dagen na het protest wordt het wetsvoorstel afgewezen, maar feministische organisaties laten het hier niet bij. Ze zijn zich bewust van de precaire status van hun reproductieve rechten en werken een wetsvoorstel uit genaamd Ratujmy kobiety (Nederlands: red vrouwen). Dit wetsvoorstel, dat de abortuswetgeving uitbreidt en ook de bescherming van seksuele voorlichting, toegang tot anticonceptie en in vitro fertilisatie voorziet, wordt echter verworpen.

In 2020 oordeelt de door de conservatieve PiS-partij genoemde opperrechter Julia Przyłębska dat abortus op grond van ernstige beperkingen of ongeneeslijke ziekten van het kind een vorm van eugenetica is, en daarom onconstitutioneel.

De beslissing lokt fel protest uit in verschillende Poolse steden. Ook heel wat Europarlementariërs veroordelen de beslissing van Przyłębska.

Anno 2022 benaderen anti-abortusgroeperingen zoals de ultraconservatieve, katholieke organisatie Ordo Iuris Poolse ziekenhuisdirecties om te controleren of de regelgeving rond abortus wel gevolgd wordt te midden van de Oekraïense vluchtelingencrisis. Polen vangt namelijk 3,5 miljoen van de 6,4 miljoen Oekraïense vluchtelingen op, waaronder heel wat vrouwen die slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld door Russische soldaten. De bewijzen van systematisch seksueel geweld als oorlogswapen tijdens de Russische invasie van Oekraïne stapelen zich op. Tegelijkertijd wachten anti-abortus campagnevoerders vluchtelingen aan de grens op met posters en flyers die verwittigen dat overtredingen van de uiterst strikte abortuswetgeving in Polen bestraft worden met gevangenisstraffen. Dat Ordo Iuris ziekenhuizen vraagt naar bewijzen of bevestigingen door een openbaar aanklager dat de zwangerschappen die beëindigd worden in Poolse ziekenhuizen wel degelijk het gevolg zijn van verkrachting is deel van een bewuste intimidatiecampagne. Mensenrechtenorganisaties wijzen erop dat bewijs verkrijgen van een openbare aanklager erg veel tijd in beslag neemt - al zeker wanneer de misdaad honderden kilometers voorbij de grens plaatsvond - waardoor kostbare tijd verloren gaat en het trauma van de personen in kwestie enkel nog vergroot wordt. Ook de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR) is van mening dat vluchtelingen in Polen recht hebben op reproductieve rechten die voldoen aan de internationale standaarden.

Spanje

Ook in Spanje is het recht op abortus eerder beperkt. De geschiedenis van het recht op abortus fluctueert echter nogal in Spanje. Afgezien van een korte periode in de jaren ‘30 geldt er een totaalverbod op abortus: de abortuswet die de socialistische arbeiderspartij PSOE in 1937 weet te bekomen, wordt enkele jaren later alweer afgevoerd onder de dictatuur van Franco en met de steun van de invloedrijke katholieke kerk in Spanje. Het is dan ook pas in 1985 dat abortus gedeeltelijk gedecriminaliseerd wordt, en dit onder zeer strenge voorwaarden: uitsluitend indien de foetus misvormd is, de persoon verkracht is of de bevalling een ernstig risico voor de gezondheid van de ouder inhoudt. Pas in 2010 verwezenlijkt de socialistische partij een abortuswet die abortus tot veertien weken zwangerschap mogelijk maakt. Ook bepaalt de wet dat de keuze voor abortus volledig bij de zwangere persoon zelf ligt. Medische redenen vormen geen voorwaarde. 

Eind 2013 draait de conservatieve regering - onder leiding van premier Mariano Rajoy van de conservatieve, christendemocratische partij Partido Popular - de klok echter terug naar de jaren zeventig: abortus is niet langer een recht waarover een zwangere persoon zelf kan beslissen. Ook is een handicap, zoals het syndroom van Down, niet langer een gegronde reden om een zwangerschap af te breken. Abortus kan enkel als de ouder of het kind de bevalling niet zou overleven, of indien de zwangerschap het gevolg is van verkrachting. In die uitzonderlijke gevallen is abortus mogelijk tot twaalf weken zwangerschap. Wel is er nog een clausule die bepaalt dat abortus toegestaan is indien de zwangerschap een groot gevaar vormt voor de gezondheid van de vrouw. Dit laat volgens juridische experts echter ook de mogelijkheid om een zwangerschap af te breken wegens psychisch lijden. Er is dus nog een opening voor abortus, maar een aanvrager van abortus is afhankelijk van het oordeel van de arts. De artsenorganisatie Organización Médica Colegial (OMC) wijst er bovendien op dat de meerderheid van de verloskundigen en gynaecologen in de publieke gezondheidszorg zich beroepen op hun recht om zich moreel te onthouden.

Er komt dus niet alleen heel wat kritiek op deze wetswijziging vanuit de feministische beweging, maar ook van heel wat experts die waarschuwen voor de toename van rechtsonzekerheid en de gevolgen daarvan voor medische experts.

In realiteit zien ongewenst zwangeren zich dan ook genoodzaakt om naar een private kliniek te stappen. Het feit dat deze private klinieken hogere tarieven vragen die bovendien niet worden terugbetaald door de sociale zekerheid, blijft een obstakel voor wie niet over voldoende middelen beschikt. Het lijkt er dan ook op dat abortus in Spanje eerder een voorrecht dan een recht is. Bovendien staan deze private klinieken gekend als een hotspot voor anti-abortusactivisten die patiënten en personeel intimideren. Als antwoord op deze situatie keurt de Spaanse Senaat in april 2022 een nieuw wetsvoorstel van de Spaanse Socialistische Arbeiderspartij (PSOE) goed: wie patiënten en medewerkers van abortusklinieken intimideert, riskeert voortaan een taakstraf of een gevangenisstraf van drie maanden tot één jaar. Dat blijkt nodig want een studie van ACAI, een belangenorganisatie die Spaanse abortusklinieken vertegenwoordigt, toont aan dat 89% van de personen die een abortuskliniek bezoekt zich lastiggevallen en 66% zich zelfs bedreigd voelen. 

Italië

In Italië is abortus sinds mei 1978 wettelijk toegestaan gedurende de eerste negentig dagen van de zwangerschap. Abortus kan aangevraagd worden op grond van gezondheids-, economische of sociale redenen. De ingreep wordt gratis uitgevoerd in openbare ziekenhuizen of in door de overheid goedgekeurde private klinieken. Afgezien van de verplichte wachttermijn die net zoals in België ook in Italië geldt en daar bepaald is op zeven dagen, is abortus in het katholieke Italië dus relatief toegankelijk. Wat tot vandaag echter een groot obstakel vormt voor de toegang tot abortus, is het aantal gewetensbezwaarde artsen. Dit aantal neemt de laatste jaren zelfs toe. 

In sommige delen van Italië weigert 90% van de medische specialisten om abortus uit te voeren.

Personen die ongewenst zwanger zijn moeten vaak een hele resem specialisten raadplegen, wat gepaard gaat met financiële kosten, psychische lasten maar ook soms kostbaar tijdverlies om niet de wettelijk toegestane termijn te overschrijden. Heel wat personen kiezen er dan ook voor om naar het buitenland te trekken om tijdig, legaal en veilig een abortus te bekomen.

Rusland

Op het vlak van abortus is ook Rusland een interessante casus. In 1920 wordt de Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR)[1] onder Lenin het eerste land dat abortus zonder voorwaarden formeel erkend als recht. Voorheen, in het orthodoxe Russische Rijk, is abortus een ernstig misdrijf, met in sommige periodes de doodstraf tot gevolg, zowel voor de persoon die de abortus ondergaat als de persoon die de ingreep verricht. Toch is abortus ook in die tijd een veelvoorkomende praktijk die zogenaamde babki (“oude vrouwen” in het Nederlands, maar in feite medisch geschoolde vroedkundigen) uitvoeren, zowel in steden als op het platteland. Met slechts twintig tot zestig veroordelingen per jaar in de periode net voor de Eerste Wereldoorlog lijkt het er bovendien op dat de strikte abortuswetgeving maar zelden wordt toegepast. Voor de val van het Russische Rijk is er al sprake van een ware beweging die strijdt voor het recht op abortus om zwangerschapsafbreking in veilige omstandigheden te kunnen voorzien. In tegenstelling tot een latere, soortgelijke beweging in westerse landen waar het debat wordt aangezwengeld door politici en feministen zijn de voornaamste pleitbezorgers in het Russische Rijk artsen en juristen. In oktober 1920 legaliseert de bolsjewistische regering van de RSFSR abortus in het kader van hun decreet over de gezondheid van vrouwen: met de legalisering van abortus wil de regering in eerste instantie onveilige abortus en moedersterfte tegengaan. Babki die hun (vaak onveilige) praktijken verder zetten in clandestiene milieus worden nog steeds vervolgd.

[1] De Russische Socialistische Federatieve Sovjetrepubliek (RSFSR) is van 1917 tot 1922 een onafhankelijk staat. Geformeerd uit gebieden die tot de Oktoberrevolutie in november 1917 onder Bolsjewistisch Rusland vielen, gaat de RSFSR in december 2022 deel uitmaken van de dan opgerichte Sovjet-Unie.

De Sovjet-Unie onder Lenin wordt het eerste land om abortus in het eerste trimester van de zwangerschap toegankelijk te maken op aanvraag, en bovendien vaak volledig gratis.

Door het gebrek aan anticonceptie worden ziekenhuizen in de vroege jaren 1920 zodanig overstelpt met aanvragen voor abortus dat er specialistische abortusklinieken moeten worden opgericht. Het hoge aantal abortussen leidt tot bezorgdheden onder medisch personeel en tot meer restricties. Zo wordt abortus bijvoorbeeld uitsluitend toegestaan tijdens de eerste drie maanden zwangerschap en wordt er voorrang gegeven aan aanvragers die al enkele kinderen hebben, of die alleenstaand of economisch achtergesteld zijn. Waar abortus na de dood van Lenin in 1924 voor een korte periode weer wordt gecriminaliseerd, komt er in 1926 alweer een einde aan het verbod. Abortus is dan legaal in de en wordt in de praktijk tot drie maanden zwangerschap toegestaan. Daar komt in 1936 verandering in, wanneer het Centraal Uitvoerende Commitee onder het heerschappij van Stalin abortus weer criminaliseert uit bezorgdheid over het slinkende bevolkingsaantal. Deze beslissing gaat gepaard met nog een aantal pronatalistische wetten zoals de uitbreiding van door de staat gesubsidieerde kinderopvang, moederhuizen en kleuterscholen, financiële ondersteuning voor grote gezinnen, kinderbijslag, striktere straffen voor het niet betalen van alimentatie en veranderingen aan de echtscheidingswetten. Hiermee wil de regering de bevolkingsgroei stimuleren en het belang van het (hetero) kerngezin in de communistische ideologie onderstrepen. 

De pronatalistische politiek die opgang maakt, leidt ertoe dat abortus slechts wordt toegestaan als de zwangerschap het leven van de persoon bedreigt. 

In de praktijk heeft de nieuwe abortuswet weinig impact op het aantal effectief uitgevoerde abortussen. Heel wat vrouwen zijn gekant tegen de nieuwe wet en geven aan dat (meer) kinderen vaak niet te combineren valt met hun carrières, want in tegenstelling tot de mentaliteit in westerse landen wordt de toegang van vrouwen tot het onderwijs en de betaalde arbeidsmarkt in de eerste helft van de twintigste eeuw aangemoedigd in de Sovjet-Unie. Babki bestaan nog steeds en kunnen relatief ongestoord een noodoplossing bieden voor mensen die ongewenst zwanger zijn aangezien de kans om gevat te worden minimaal is. Er wordt geschat dat illegale en daardoor vaak onveilige abortussen in de Sovjet-Unie rond de periode van de Tweede Wereldoorlog verantwoordelijk zijn voor zo’n 4000 doden. 

Pas in 1955, na de dood van Stalin, trekt de Sovjetregering de controversiële wetten weer in en wordt abortus opnieuw toegestaan, ongeacht de omstandigheden of de motivatie van de aanvrager. Er wordt geschat dat er in de jaren 1950, 1960 jaarlijks zo’n zes tot zeven miljoen abortussen worden uitgevoerd in de Sovjet-Unie. Dat is meer dan het aantal geboortes per jaar en bovendien het hoogste abortuscijfer in de wereld. Maar omdat abortus in die periode in de meeste landen nog niet legaal is, kan er moeilijk een vergelijking worden gemaakt over feitelijke abortussen. Wel is zeker dat de geboortecijfers in de Sovjet-Unie tot de jaren 1980 net onder of net op het zogenaamd vervangingsniveau zweven, wat wil zeggen dat het bevolkingsaantal lichtjes afneemt.

Na de val van de Sovjet-Unie in 1991 zit de toegang tot, en het gebruik van anticonceptie in de lift. Abortuscijfers dalen opmerkelijk.

Tussen 1990 en 2000 neemt het jaarlijks aantal abortussen met de helft af, maar blijft de ratio van het aantal abortussen tot het aantal geboortes onveranderd. Dat betekent dat er minder abortussen worden uitgevoerd, maar ook dat er tout court minder zwangerschappen zijn. Een factor die hier, hoewel in beperkte mate, in meespeelt is de legalisering van sterilisatie in 1993: in de eerste zeven jaar dat sterilisatie legaal is, kiezen maar liefst honderdduizend vrouwen voor deze definitieve vorm van anticonceptie.

2003 markeert de eerste restrictieve abortuswetswijzing in de voorgaande vijftig jaar.

Uit bezorgdheid over het slinkende bevolkingsaantal voert ook president Vladimir Poetin in de vroege jaren 2000 een aantal pronatalistische wetten in die gezinnen moeten aanmoedigen meer kinderen te krijgen. Gesteund door de Russisch-Orthodoxe kerk zien conservatieve politici van het Kremlin steeds meer heil in pronatalistische wetten en restrictieve abortuswetgeving om een zogenaamd ‘demografische catastrofe’ door de lagere geboortecijfers en hoge sterftecijfers te vermijden. In 2011 keurt het Russische Parlement een wet goed die abortus beperkt tot twaalf weken zwangerschap, met een mogelijke uitzondering tot 22 weken zwangerschap in het geval van verkrachting, en gedurende het volledige termijn indien er een medische noodzaak is om de zwangerschap af te breken. De nieuwe wet voert ook een wachttermijn in van twee tot zeven dagen zodat een aanvrager de keuze voor abortus “grondig” zou afwegen. Net zoals in België mogen artsen abortus weigeren uit te voeren tenzij er sprake is van een medische noodzaak. Opmerkelijk is dat deze wet naar Russische normen restrictief is omdat de abortuswetgeving voorheen ook na twaalf weken zwangerschapsafbreking toestond op grond van een eerder algemene “sociaal-economische motivatie”. Daarmee verschilt de huidige wetgeving in Rusland niet zoveel met de abortuswetgeving in België vandaag.


In de pers:

Meer weten?

Aanraders uit de RoSa-bibliotheek:

Bron hoofdafbeelding: Jasmine via Unsplash